2.5.Op 22 april 2021 heeft [betrokkene 3] , de door de verzekeraar van Provincie Gelderland ingeschakelde schade-expert, haar rapport van 17 januari 2018 (zie vonnis in incident onder 2.12.) geactualiseerd naar aanleiding van de door [eisende partij] uitgebrachte dagvaarding. De reeds in het eerste rapport berekende vermogensschade van [eisende partij] van € 98.310,00 voor het inhuren van materieel ter vervanging van afgevoerde bedrijfsmiddelen in de periode oktober 2011 tot oktober 2017, en de kosten van € 6.241,00 voor het aanschaffen van gereedschap zijn ongewijzigd gebleven. Uit de verdere inhoud van het rapport wordt als volgt geciteerd, waarbij de tekst die is toegevoegd ten opzichte van de tekst van het oorspronkelijke rapport van 17 januari 2018, is onderstreept:
(...) Na ontvangst van uw opdracht en bestudering van de ontvangen informatie hebben wij, zoals verzocht, contact opgenomen met de heer [betrokkene 4] van [bedrijf betrokkene 4] . Wij hebben van hem, op ons verzoek, de jaarrekeningen over 2006 t/m 2015 ontvangen, alsmede grootboekoverzichten van inkoopkosten van 2011 t/m 2015. Bovendien ontvingen wij van de voormalige accountant [betrokkene 5] een grootboekoverzicht van de kosten over 2010.
(...)
Het rapport van [betrokken bedrijf 1] is gedateerd op 3 maart 2017 en eindigt met een schadebedrag van € 203.130,58. In het rapport worden diverse kosten per factuur opgenomen en aangemerkt als extra kosten die [eisende partij] heeft moeten maken omdat hij geen beschikking meer had over eigen materieel. Wij hebben veel kosten niet terug kunnen vinden in de ons verstrekte grootboekoverzichten.
In de dagvaarding wordt (...) gesteld dat de facturen in deze procedure zijn overgelegd endus(vetgedrukt door ondergetekende) de kosten gemaakt zijn. Deze conclusie hebben wij niet kunnen staven, omdat, zoals al eerder opgemerkt, wij diverse geclaimde kostenposten niet terug hebben kunnen vinden in de verstrekte grootboekoverzichten. Dat is ook kenbaar gemaakt aan [betrokkene 4] / [eisende partij] in het eerste concept van onze brief, echter dat heeft niet geleid tot nadere concretisering van die posten in de boekhouding.
(...)
Uit deze analyse blijkt dat de inkoopkosten onder te verdelen zijn in een 4-tal categorieën:
a. Huur machines
b. Werk derden
c. Stortkosten afval
d. Overige inkoopkosten
De huur machines heeft veelal betrekking op de inhuur van een shovel. Van de inventaris en vervoermiddelen die op 31 december 2011 op de balans van de onderneming stonden is alleen de Komatsu shovel meegenomen. De rest is blijven staan of na een paar dagen terug gehaald, aldus de heer [betrokkene 4] .
Het werk derden betreft met name de uitbesteding van werkzaamheden voor puinbreken en asbestsanering. Deze activiteiten werden zowel voor als na de ontruiming uitbesteed. Een schadecomponent voortvloeiend uit deze categorie is dus niet voor de hand liggend.
[betrokkene 4] stelt in zijn reactie dat [eisende partij] geen beschermend pak met masker meer had en daardoor de werkzaamheden voor asbestsanering moest uitbesteden. Naar onze mening had een vervangend pak met masker maximaal € 350,00 gekost. Deze kosten zijn aanzienlijk lager dan de kosten van uitbesteding.
De stortkosten afval betreffen eveneens kosten die niet in relatie staan tot de ontruiming. Door de ontruiming worden niet meer kosten gemaakt voor het storten van afval.
Het is niet duidelijk waaruit de overige inkoopkosten in de periode voor 2010 hebben bestaan. De administratie zou over deze jaren niet meer beschikbaar zijn. Voor de jaren vanaf 2010 hebben wij de inkoopkosten nagenoeg compleet toe kunnen rekenen aan de post inhuur machines. Wij gaan ervan uit dat de overige inkoopkosten voor 2011 daarom ook betrekking hebben gehad op huur machines.
(...)
[eisende partij] stelt dat al het onderhoud van vrachtwagens en materieel na november 2011 ook uitbesteed moest worden, vanwege de ontmanteling van de werkplaats en inbeslagname van gereedschappen. Uit de analyse van de kosten blijkt echter geen stijging van deze kosten.
Volgens de dagvaarding (...) wordt de stijging van vervoerskosten niet veroorzaakt door de gestegen brandstofkosten, maar door inhuur van machines en gereedschappen die afgevoerd zijn. Onze analyse van de gestegen vervoerskosten wijst echter anders uit (...).
Schadeperiode
Wij hebben ons afgevraagd waarom [eisende partij] niet is overgegaan tot heraanschaf van materieel dat hij dient in te huren nadat zijn eigen materieel afgevoerd is. Volgens de heer [betrokkene 4] is dit wel een overweging geweest maar ontbraken daarvoor bij [eisende partij] de financiële middelen. Inmiddels is er wel een nieuwe shovel aangeschaft, wij begrepen dat dit in 2017 heeft plaats gevonden, na ontvangst van een voorschot op de schade-uitkering.
(...)
Uit de analyse, zoals in bijlage 5 opgenomen, concluderen wij vervolgens dat het effect van omzetderving zich niet of nauwelijks heeft voorgedaan. (...)
De stelling van [eisende partij] , zie reactie [betrokkene 4] , dat er vele uren van voorbereiding en besprekingen etc. zijn geweest die geleid hebben tot omzetderving, blijkt dus niet uit onze analyse. Dat geldt ook voor de stelling dat imagoschade is geleden. De omzetanalyse onderschrijft deze stelling niet.
Conclusie
Op basis van de ons thans ter beschikking staande gegevens achten wij het aannemelijk dat [eisende partij] extra kosten voor inhuur materieel heeft gemaakt, nadat de bedrijfsmiddelen van zijn terrein zijn verwijderd. Het bedrag dat daar aan extra kosten mee gemoeid is bedraagt gemiddeld circa € 16.385,00 per jaar. Omdat de ontruiming plaats vond in oktober 2011 en in 2017 een vervangende shovel is aangeschaft veronderstellen wij een schadeperiode van 6 jaar. De totale gevolgschade zou dan € 98.310,00 bedragen. (...)
Daarnaast zijn extra kosten gemaakt voor heraanschaf gereedschappen. Deze berekenden wij op € 6.241,00. (...)
Belastingschade
(...)
[betrokkene 4] merkt in de begeleidende mail van 24 september 2019 op datin principe(vetgedrukt door ondergetekende) over de volledige schade-uitkering belasting betaald moet worden. Op zich kan dat correct zijn. Dat de uitkering kan leiden tot een tariefsprong, omdat de winst in dat jaar boven de eerste en/of tweede schijf uitkomt, kan ook correct zijn.
Beide stellingen zijnin principedus correct, echter, daarbij moet rekening worden gehouden met een aantal aspecten:
1. Er wordt voorbijgegaan van de mogelijkheden van de Herinvesteringsreserve, waarbij een boekwinst van vervreemde activa aangewend kan worden voor vervangende bedrijfsmiddelen en fiscale winstneming dus achterwege kan blijven.
2. Als het belastbaar inkomen, wat volgens [betrokkene 4] bij [eisende partij] in de jaren 2011 – 2019 over het algemeen rond de € 15.000 tot € 17.000 ligt, jaarlijks opgehoogd had moeten worden met de hogere winst (door ons berekend op € 16.385 per jaar, dan zou de belastingdruk over een deel van de winst (ca. € 4.000) in de 2e tariefschijf vallen. Deze tariefschijf ligt over het algemeen in de jaren 2012 – 2017 8.90% tot 4.25% hoger dan de 1e schijf (...).
3. Het verschil tussen de 2e en 3e tariefschijf bedraagt in de jaren t/m 2015 10%, in 2016 11.6%, in 2017 11.1% en in 2018 11.1% (...).
Naar onze mening wordt de eventuele belastingschade dus te hoog berekend, enerzijds door geen rekening te houden met de mogelijkheid van de Herinvesteringsreserve en anderzijds door uit te gaan van te hoge tariefverschillen tussen de schijven.