ECLI:NL:RBGEL:2021:959

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 februari 2021
Publicatiedatum
26 februari 2021
Zaaknummer
C/05/384410 / FZ RK 21-565
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting inbewaringstelling op grond van psychogeriatrische aandoening

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 26 februari 2021 een mondelinge uitspraak gedaan over de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, die lijdt aan een vermoedelijke psychogeriatrische aandoening. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is dat de cliënt, die in een zorginstelling verblijft, niet in staat is om zelfstandig te functioneren en dat er een onmiddellijk dreigend ernstig nadeel is voor haar veiligheid en gezondheid. De basisarts heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat er geen sprake is van de ziekte van Alzheimer, maar van een niet verder omschreven vorm van dementie. Dit heeft geleid tot discussie over de juiste diagnose en de grondslag voor de inbewaringstelling. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat, ongeacht de exacte diagnose, de cliënt een neurocognitieve stoornis heeft die de voortzetting van de inbewaringstelling rechtvaardigt. De rechtbank heeft de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling verleend voor de duur van zes weken, tot en met 9 april 2021. De beslissing is genomen in het kader van de Wet zorg en dwang, die voorziet in de bescherming van kwetsbare cliënten. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de cliënt, haar advocaat en verschillende zorgprofessionals, waarbij de mondelinge behandeling via beeldbellen heeft plaatsgevonden vanwege de COVID-19 maatregelen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Zaakgegevens: C/05/384410 / FZ RK 21-565
Datum mondelinge uitspraak: 26 februari 2021
Beschikking machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling
inzake
het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
verblijfadres: Sonnevanck, [afdeling] te [plaats] ,
op grond van een inbewaringstelling verleend tot en met 27 februari 2021,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. D. van Haaften te Ermelo.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 25 februari 2021.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft vanwege de situatie rondom het virus COVID-19 via beeldbellen plaatsgevonden op 26 februari 2021.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn gehoord:
  • cliënt, bijgestaan door haar advocaat;
  • [naam] , als basisarts verstandelijk gehandicapten verbonden aan Sonnevanck;
  • [naam] , als casemanager verbonden aan Leliezorg;
  • [naam] , zoon van cliënt.

2.Beoordeling

2.1.
Ten aanzien van de wijze waarop de procedure mondeling is behandeld, overweegt de rechtbank als volgt. Vanwege de maatregelen van de overheid ter bestrijding van het coronavirus (COVID-19) is het landelijk beleid van de Rechtspraak dat het niet is toegestaan de accommodatie waar cliënt verblijft te bezoeken. Dit levert voor cliënt en de medebewoners en verzorgers een onaanvaardbaar besmettingsgevaar op. Datzelfde geldt voor de medewerkers van de rechtbank, alsook voor bewoners en verzorgers van overige accommodaties indien van dit beleid zou worden afgeweken. Om die reden is besloten cliënt via beeldbellen te horen.
2.2.
Op 24 februari 2021 heeft de burgemeester van de gemeente Harderwijk ten behoeve van de cliënt een last tot inbewaringstelling afgegeven.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat ten aanzien van cliënt sprake is van zodanig onmiddellijk dreigend ernstig nadeel dat een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Het ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van de cliënt als gevolg van psychogeriatrische aandoening dit ernstig nadeel veroorzaakt. Volgens de onafhankelijke psychiater die de medische verklaring heeft opgesteld is er bij cliënt sprake van de ziekte van Alzheimer. Cliënt is hierdoor niet in staat gesprekken goed te volgen. Er is sprake van forse hiaten in het korte en lange termijngeheugen. Cliënt raakt snel geagiteerd en loopt dan boos weg. Ze loopt vaak van huis weg en weet dan de weg terug niet meer te vinden. De echtgenoot van cliënt is fors overbelast waardoor het in de thuissituatie steeds vaker escaleert.
2.4.
De basisarts heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat er geen sprake is van de ziekte van Alzheimer, maar van dementie niet anders omschreven. In 2016 is er een onderzoek bij cliënt uitgevoerd waarbij haar hersenvocht is onderzocht en daaruit is naar voren gekomen dat er geen sprake is van de ziekte van Alzheimer. De advocaat van cliënt heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij zich afvraagt of er dan wel een juiste grondslag is voor de voortzetting inbewaringstelling omdat de medische verklaring spreekt over de ziekte van Alzheimer. De basisarts heeft aangegeven dat de ziekte van Alzheimer een vorm van dementie is. De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat voldoende duidelijk en toegelicht is dat er sprake is van een vermoedelijke psychogeriatrische aandoening in de vorm van een neurocognitieve stoornis op grond waarvan de inbewaringstelling voortgezet kan worden.
2.5.
Het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel is gelegen in:
  • levensgevaar;
  • ernstig lichamelijk letsel;
  • ernstige psychische schade;
  • bedreiging van de veiligheid van cliënt al dan niet doordat cliënt onder invloed van een ander raakt;
  • het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag.
2.6.
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk en geschikt. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.7.
De cliënt verzet zich tegen een voortzetting van het verblijf van de cliënt in de accommodatie.
2.8.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een voortzetting van de inbewaringstelling. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes weken.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 9 april 2021.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2021 door mr. E. van Dusschoten, rechter, in tegenwoordigheid van L. Stoevenbelt, griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 26 februari 2021.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.