ECLI:NL:RBGEL:2021:921

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 januari 2021
Publicatiedatum
25 februari 2021
Zaaknummer
05/211424-20 en 13/217697-18 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van twee mannen voor drugstransport naar Denemarken

Op 25 januari 2021 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee mannen, van 19 en 27 jaar, die beschuldigd werden van de uitvoer van hard- en softdrugs naar Denemarken. De rechtbank heeft hen veroordeeld tot gevangenisstraffen van respectievelijk 30 en 36 maanden. De zaak kwam aan het licht na een controle op de Rijksweg A1, waar in een verborgen ruimte van een auto een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne en hasj werd aangetroffen. De verdachten waren op weg naar Denemarken met de bedoeling de drugs daar af te leveren. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachten bij het drugstransport, onder andere op basis van WhatsApp-berichten die door de verdachte waren verstuurd. De rechtbank achtte het niet aannemelijk dat de verdachte geen wetenschap had van de drugs in de auto, gezien de omstandigheden en de verklaringen van de medeverdachte. De rechtbank legde de straffen op met inachtneming van de ernst van de feiten en de impact van drugshandel op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05/211424-20 en 13/217697-18 (tul)
Datum uitspraak : 25 januari 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1993 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. W.L.M. Fleuren, advocaat in Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting van
11 januari 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 augustus 2020 in de gemeente Voorst, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 932,50 gram cocaïne en/of
998,50 gram cocaïne en/of
915,32 gram cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 20 augustus 2020 in de gemeente Voorst, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland te brengen als bedoelt in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet,
ongeveer 932,50 gram cocaïne en/of
998,50 gram cocaïne en/of
915,32 gram cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op of omstreeks 20 augustus 2020 in de gemeente Voorst, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 932,50 gram cocaïne en/of
998,50 gram cocaïne en/of
915,32 gram cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op of omstreeks 20 augustus 2020 in de gemeente Voorst, in ieder geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het
grondgebied van Nederland heeft gebracht als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet,
ongeveer 11,821 kilogram (120 blokken) hasj,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende hasj,
zijnde hasj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 20 augustus 2020 in de gemeente Voorst, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland te brengen als bedoelt in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet,
ongeveer 11,821 kilogram hasj,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende hasj,
zijnde hasj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4.
hij op of omstreeks 20 augustus 2020 in de gemeente Voorst, in ieder geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk heeft geteeld en/of
bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of
vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van ongeveer 11,821 kilogram (120 blokken) hasj,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd,
zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 20 augustus 2020 werden op de Rijksweg A1 te Wilp, in de gemeente Voorst in een verborgen ruimte in een [merk auto] , met kenteken [kenteken] op naam van medeverdachte [medeverdachte] , verboden middelen aangetroffen, te weten:
932,50 gram cocaïne,
998,50 gram cocaïne,
915,32 gram cocaïne en
11,821(120 blokken) kilogram hasj. [2]
Verdachte zat samen met medeverdachte [medeverdachte] in de auto. [medeverdachte] bestuurde de auto en verdachte zat op de passagiersstoel. Ze waren op weg naar Denenmarken. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten 1 primair, 2, 3 primair en 4.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit omdat verdachte geen wetenschap had van de aangetroffen verdovende middelen en dat deze verdovende middelen zich ook niet in zijn macht bevonden. Voorts dat op basis van het dossier geen bewijs is dat sprake was van opzet dan wel voorwaardelijke opzet op de tenlastegelegde feiten.
Beoordeling door de rechtbank
Bij het onderzoek is de mobiele telefoon van verdachte in beslaggenomen. [4]
Uit de call log gegevens van de mobiele telefoon van verdachte komt naar voren dat de telefoon van verdachte op 15 en 16 augustus 2020 meerdere zendmasten heeft aangestraald in Denemarken. [5] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 16 augustus 2020 in Denemarken is geweest en via Duitsland is gereden. [6]
Verder is uit het onderzoek en analyse van de telefoon van verdachte naar voren gekomen dat onder meer de volgende berichten door verdachte zijn verstuurd en ontvangen. [7]
Op 16 augustus 2020 verstuurt verdachte een bericht met een filmpje van een plak hasj met de opmerking dat ze er eentje op 28 hadden en dat ze deze hebben gebracht. Op 16 augustus 2020 om 14:11 uur is verdachte middels Whatsapp in gesprek met [naam 1] . Verdachte stuurde naar [naam 1] de volgende berichten; “
We hadden eentje op 28. We zijn deze gaan brengen ze vonden em zacht heb hem zelf gerookt en was niet sterk.”[naam 1] reageert daarop met het bericht;
“Aaii nospang”, waarop verdachte reageert met het bericht; “
Mja Duitsers dus we horen het vanavond van ze.” [8]
Op 17 augustus 2020 om 21:22 uur is verdachte middels WhatsApp in gesprek met [naam 2] . Verdachte stuurde naar [naam 2] de volgende berichten;
“Awoo ja man ik was laatst gegaan zelf om te kijken hoe zijn de risk enz. Maar super safe safe sanie is gestashed we kregen normale controle bij de grens want mocro en anti nl kenteken. We hadden een aiso voor rijden die mocht meteen door. Je snapt die mo al toch. We hadden een papier met hotel in Malmo voor 2 personen en beide eigen koffer + janddoeken en paar zwemsanies. 2 a 3 min controle en daarna mochten we vrij vrij doorrijden”.
Op 18 augustus 2020 om 10:15 uur stuurt verdachte op het bericht van [naam 2] ,
“Niks meer ehh”de volgende reactie;
“Jawel man was gisterenavond met die mannetje. Maar ik dacht was choco want wij gingen met choco. Maar is tiw wat ie wil gaan duwen man.”Daarop reageert [naam 2] :
“hmmmmmmn, das wel n andere slag togg. In Denemarke, noorwege enz staat wit hoooog.”
Op 18 augustus 2020 om 21:28 uur stuurt verdachte de berichten:
“Hij is hier zo man zoekt bijrijder voor 250 maar dat is huurtoeslag money dus ga bedanken, maar spreek em zo over die andere sanie van zelf rijden. Want er gaan meerdere per week toch? Nu is bijrijder nodig voor donderdag en vrijdag backa.”[naam 2] reageert daarop met het bericht;
“250?!”,waarop verdachte de volgende berichten stuurt:
“Tav je man was net met hem hij wilt die prix niet verhogen dus zei hem gwn nek niemand die dat gaat doen. Maar omdat ie al 2 drivers heeft maar youngboys toch die pak je snel hun ziel af met een gratis waggie en 15b elke rit maar ik zei hem ken niet zulke uoungis. Dus hij moet zelf kijken man.” [9]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de bovenstaande berichten over drugs en drugstransporten gaan. Over het WhatsApp-gesprek van 17 augustus 2020 heeft verdachte verklaard dat dit gaat over zijn trip naar Denemarken op 16 augustus 2020 en het over de grens brengen van verdovende middelen op die dag. Met ‘stashen’ bedoelt hij wegstoppen en met ‘sanie’ verdovende middelen. Over het bericht van 18 augustus 2020 van 10.15 uur heeft verdachte verklaard dat hij met ‘choco’ hasj bedoelt en met wit ‘cocaïne’. Over het WhatsApp-gesprek van 18 augustus 2020 om 21:28 uur heeft verdachte verklaard dat dit ging over zijn reis naar Denemarken op 20 augustus 2020. [10]
Vervolgens heeft verdachte verklaard dat hij de inhoud van deze berichten heeft verzonnen om indruk en impact op de ontvangers te maken.
Naar oordeel van de rechtbank is de verklaring van verdachte dat hij de inhoud van de WhatsApp berichten heeft verzonnen, niet aannemelijk geworden. Uit deze berichten blijkt dat verdachte betrokken is geweest bij drugstransporten, onder andere naar Denemarken, waarvan de uitvoering nagenoeg overeenkomt met het transport op 20 augustus 2020. Ook op 20 augustus 2020 waren de verdovende middelen verstopt in de auto en hadden verdachte en de medeverdachte allebei een koffer bij zich. Daarnaast had medeverdachte [medeverdachte] een boekingsbevestiging van [naam 4] bij zich op zijn naam voor [naam 3] in Denemarken van 20 tot en met 27 augustus 2020 voor twee kamers. [11] Verdachte heeft verklaard dat één van deze twee kamers voor hem bestemd was. [12]
Daarnaast acht de rechtbank het niet aannemelijk geworden dat verdachte op 20 augustus 2020 via een contactpersoon een lift aangeboden zou hebben gekregen, zodat hij er een paar dagen tussenuit zou kunnen gaan, terwijl in de auto een dergelijke hoeveelheid verdovende middelen van aanzienlijke waarde verborgen lagen waarvan verdachte geen enkele wetenschap zou hebben. Dit is des te onaannemelijker nu medeverdachte [medeverdachte] , die ook door een contactpersoon was benaderd, heeft verklaard dat hij wel wist dat er verdovende middelen in de auto vervoerd werden en dat hij hiermee heeft ingestemd [13] , terwijl verdachte en medeverdachte grotendeels gelijkluidend hebben verklaard over de omstandigheden die aan het transport van 20 augustus 2020 vooraf zijn gegaan. Zo hebben ze beiden verklaard dat de rit is geregeld door een tussenpersoon en dat deze hen ook met elkaar in contact heeft gebracht en dat de boeking voor het hotel in Denemarken niet door henzelf is geregeld. [14]
Nu voor de drugstransport naar Denemarken op 20 augustus 2020 een bijrijder werd gezocht, verdachte op 18 augustus 2020 een WhatsApp-gesprek heeft gevoerd dat ging over het zoeken naar een bijrijder en volgens de verklaring van verdachte dat gesprek ging over de reis naar Denemarken op 20 augustus 2020, verdachte daadwerkelijk bijrijder is geworden op 20 augustus 2020 waarbij er drugs werd vervoerd naar Denemarken, terwijl hij de bestuurder niet kende, en de uitvoering van het transport nagenoeg overeenkwam met de eerder door verdachte gedane drugstransporten, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank op zijn minst voorwaardelijk opzet gehad op het vervoeren van drugs naar Denemarken, welke drugs zich in zijn machtssfeer bevond. De rechtbank acht dan het onder 1 primair, 2, 3 primair en 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Het medeplegen acht de rechtbank ook bewezen, nu verdachte samen medeverdachte [medeverdachte] de drugs in de auto wilde vervoeren naar Denemarken.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2, 3 primair en 4 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks20 augustus 2020 in de gemeente Voorst,
in ieder geval in Nederland,tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 932,50 gram cocaïne en
/of
998,50 gram cocaïne en
/of
915,32 gram cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op
of omstreeks20 augustus 2020 in de gemeente Voorst,
in ieder geval in Nederland,tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,opzettelijk heeft
bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of verstrekt en/ofvervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 932,50 gram cocaïne en
/of
998,50 gram cocaïne en
/of
915,32 gram cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op
of omstreeks20 augustus 2020 in de gemeente Voorst,
in ieder geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,opzettelijk buiten het
grondgebied van Nederland heeft gebracht als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet,
ongeveer 11,821 kilogram (120 blokken) hasj,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende hasj,
zijnde hasj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4.
hij op
of omstreeks20 augustus 2020 in de gemeente Voorst
, in ieder geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleenopzettelijk heeft
geteeld en/of
bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of
vervoerd
, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van ongeveer 11,821 kilogram (120 blokken) hasj,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd,
zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 primair en 2:
De eendaadse samenloop van:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod
Feit 3 primair en 4:
De eendaadse samenloop van :
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft verzocht, indien er tot een bewezenverklaring wordt gekomen, rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft een gezin met drie kinderen, heeft een afgeronde opleiding en heeft tot aan de Corona crsis verschillende werkzaamheden verricht. Daarnaast is hij first-offender ten aanzien van een verdenking in de Opiumwet. Ten slotte is geen sprake van een gelijke rol met de medeverdachte. Verdachte was niet op de hoogte van de drugstransport, de auto stond niet op zijn naam, hij heeft niet geholpen bij het inpakken van de auto en hij was niet de chauffeur. Een gevangenisstraf zou dan ook niet passen bij zijn aandeel.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte was op weg naar Denemarken om cocaïne en hasj af te leveren. De verdovende middelen waren in een verborgen ruimte in de auto geladen. Verdachte werd door de medeverdachte opgehaald en zij zijn samen richting Denemarken gereden met de bedoeling om aldaar de verdovende middelen af te leveren.
Door de uitvoer van harddrugs naar het buitenland wordt de handel in verdovende middelen in het buitenland in stand gehouden. De verspreiding daarvan gaat vaak gepaard met andere vormen van criminaliteit, waaronder geweldsmisdrijven die maatschappelijk grote impact hebben. Daarnaast is het gebruik van drugs schadelijk voor de volksgezondheid en kunnen die bijdragen aan het ontstaan van ernstige ontregeling van het maatschappelijk en mentaal functioneren van de gebruikers.
Verdachte heeft zich kennelijk bij het plegen van de feiten alleen laten leiden door financieel gewin. Hij heeft zich niet bekommerd om de ernstige gevolgen die drugsgebruik voor een gebruiker en zijn omgeving kunnen hebben.
Voor de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank de oriëntatiepunten van de LOVS als uitgangspunt genomen. Verdachte is betrokken geweest bij de uitvoer van bijna 3 kilo cocaïne en bijna 12 kilo hasj. Volgens de oriëntatiepunten is voor de uitvoer van bijna drie kilo harddrugs de oplegging van een gevangenisstraf van 30 maanden uitgangspunt. Voor het opzettelijk aanwezig hebben van bijna 12 kilo hasj is een gevangenisstraf van zes maanden uitganspunt. Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 36 maanden aan de orde zou kunnen zijn, zoals ook is gevorderd door de officier van justitie.
In het nadeel van verdachte neemt de rechtbank mee dat hij blijkens de justitiële documentatie eerder met politie justitie in aanraking gekomen. Daarnaast liep verdachte nog in een proeftijd.
In het nadeel van verdachte neemt de rechtbank verder de proceshouding van verdachte mee; verdachte neemt totaal geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen. Ten slotte zijn door de verdediging geen persoonlijke omstandigheden naar voren gebracht die de rechtbank aanleiding geven om van de strafeis van de officier van justitie af te wijken.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden passend en geboden is om verdachte het verkeerde van zijn handelen te laten inzien en hem duidelijk te maken dat de samenleving dit gedrag niet tolereert.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 13/217697-18)

De politierechter heeft verdachte op 16 juli 2019 veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf.
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat de tenuitvoerlegging van die straf dient te worden afgewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen, nu dit een taakstraf betreft terwijl verdachte thans een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden wordt opgelegd. Ten uitvoerlegging van een taakstraf is in dat kader niet opportuun.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

- 47 ,55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en
- 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een gevangenisstraf voor de duur van
36 (zessendertig) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
TUL:
 wijst de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter van 16 juli 2019 voorwaardelijk opgelegde taakstraf van 40 uren af (parketnummer 13/217697-18).
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Gaastra (voorzitter), mr. J.M.J.M. Doon en
mr. Y. Yeniay-Cenik, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Verhagen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 januari 2021.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de Landelijke Eenheid, Dienst Infrastructuur, Geografische Afdeling – Noord-Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600 2020393623, gesloten op 25 september 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 20-22, de rapporten van NFiDENT, p. 28-30.
3.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 januari 2021.
4.Het proces-verbaal van bevindingen p. 5.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 36.
6.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 januari 2021.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 31 e.v.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 38.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 39 tot en met 43 en p. 51 en 52.
10.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 januari 2021.
11.Een schriftelijk bescheid, te weten een boekingsbevestiging van [naam 4] , p. 123 en 124.
12.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 januari 2021.
13.Het proces-verbaal verhoor medeverdachte [medeverdachte] , p. 84.
14.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 januari 2021 en het proces-verbaal verhoor medeverdachte [medeverdachte] p. 83-85.