ECLI:NL:RBGEL:2021:8212

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 december 2021
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
05-094292-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het veroorzaken van een ontploffing in de eigen woning

Op 27 december 2022 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 4 augustus 2020 in Arnhem een ontploffing heeft veroorzaakt in haar eigen woning. De verdachte heeft opzettelijk een gaskraan opengezet en het gas in aanraking gebracht met vuur, wat leidde tot een explosie die gemeen gevaar voor de omgeving met zich meebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat er levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor omwonenden was te duchten. De verdediging voerde aan dat er sprake was van onrechtmatig verkregen bewijs, omdat een verbalisant zonder toestemming van de rechter-commissaris de woning was binnengegaan. De rechtbank oordeelde dat er weliswaar sprake was van een vormverzuim, maar dat dit niet leidde tot bewijsuitsluiting, omdat de verdachte geen nadeel had ondervonden van het onrechtmatige binnentreden.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, waaronder het opzettelijk veroorzaken van een ontploffing en het beschadigen van een auto die toebehoorde aan een ander. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een borderline persoonlijkheidsstoornis en een depressieve stoornis. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan de verdachte kan worden toegerekend. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 15 maanden, met bijzondere voorwaarden zoals ambulante behandeling en begeleiding door de reclassering. Daarnaast zijn de vorderingen van benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar vordering wegens gebrek aan bewijs.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/094292-21
Datum uitspraak : 27 december 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats/-land] , wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. G. Altena, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 4 augustus 2020 te Arnhem,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door de gaskraan en/of een of meerdere gaspit(ten) open te zetten en het gas in aanraking te brengen met vuur, en daarvan gemeen gevaar voor de woning gelegen aan [adres] en/of een of meer(dere) naastgelegen woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor
[naam aangever/getuige] en/of een of meer onbekend gebleven buurtbewoner(s), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor
[naam aangever/getuige] en/of een of meer onbekend gebleven buurtbewoner(s), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
(art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
2.
zij op of omstreeks 4 augustus 2020 te Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk een auto, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde partij 1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
(art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2a. Verweren onrechtmatig verkregen bewijs
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat er sprake is van onrechtmatige binnentreding/verblijf in de woning van verdachte. Dit nu een verbalisant om 9.30 uur de woning is ingegaan terwijl de rechter-commissaris daar nog geen toestemming voor had gegeven. Om 9.40 uur volgde de toestemming alsnog, wat betekent dat de verbalisant 10 minuten onrechtmatig in de woning van verdachte heeft verbleven en foto’s heeft gemaakt. Dit maakt dat het onderzoeksrapport van het bewijs moet worden uitgesloten.
Daarnaast zijn in de woning digitale gegevensdragers aangetroffen en in beslag genomen. Het proces-verbaal dat daarvan zou worden opgemaakt bevindt zich niet in het dossier. Volgens de verdediging maakt dit gegeven, gecombineerd met het onrechtmatig binnentreden in de woning, dat het proces-verbaal van bevindingen in verband met het onderzoek van de computer van verdachte, van het bewijs moet worden uitgesloten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat verdachte in beide situaties niet in haar belangen is geschaad en daarom geen bewijsuitsluiting dient te volgen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat een verbalisant op 5 augustus 2020 om 9.30 uur de melding kreeg dat de rechter-commissaris toestemming had gegeven voor onderzoek in de woning. Om 9.40 ontving de verbalisant het bericht dat er een vergissing was geweest en dat er op dat moment pas daadwerkelijke toestemming van de rechter-commissaris was.
De rechtbank overweegt dat de verbalisant 10 minuten lang onrechtmatig in de woning van verdachte heeft verbleven en dat er derhalve sprake is van een vormverzuim. De vraag is vervolgens of, en zo ja, welke rechtsgevolgen aan dit vormverzuim moeten worden verbonden. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de in artikel 359a lid 2 Sv genoemde factoren, te weten het belang van het geschonden voorschrift, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt.
Door de verdediging is niet naar voren gebracht welk nadeel de verdachte heeft ondervonden door het korte onrechtmatige verblijf van de verbalisant in haar woning en ook de rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat er sprake is geweest van enig nadeel. In de woning had een flinke brand gewoed en verdachte was met ernstige brandwonden naar het ziekenhuis gebracht. Om 9.40 uur werd door de rechter-commissaris toestemming verleend voor doorzoeking van de woning. In de korte tijd daarvoor verbleef de verbalisant in de woning voor een eerste oriëntatie en het maken van foto’s. Vanaf 9.56 uur is het onderzoek in de woning daadwerkelijk van start gegaan. De rechtbank volstaat daarom met de constatering dat hier sprake is van een vormverzuim, zonder daaraan verder gevolgen te verbinden.
Over het aantreffen van digitale gegevensdragers overweegt de rechtbank dat uit het dossier blijkt dat op een bed in een slaapkamer in de woning van verdachte een laptop en een mobiele telefoon zijn aangetroffen. Genoemde gegevensdragers zijn in beslag genomen, dat blijkt uit het KVI op pagina 65 van het dossier. De doorzoeking en inbeslagname heeft onder verantwoordelijkheid van de rechter-commissaris plaatsgevonden. Dat van de inbeslagname geen afzonderlijk proces-verbaal is opgemaakt ̶ zoals door de hulpofficier van justitie in het door hem opgemaakte proces-verbaal wordt aangekondigd ̶ leidt niet tot de conclusie dat er sprake is van een vormverzuim. Het verweer van de raadsman wordt daarom verworpen.
2b. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan beide ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van het eerste ten laste gelegde feit. Voor wat betreft het tweede ten laste gelegde feit heeft de raadsman naar voren gebracht dat niet bewezen kan worden dat verdachte opzet had op de vernieling en dat niet is gebleken dat de schade door het handelen van verdachte is ontstaan.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Getuige [naam getuige] heeft verklaard dat hij op 4 augustus 2020 met zijn vrouw in de tuin zat, een harde knal hoorde en rook zag komen uit de woning van verdachte, zijn buurvrouw, gelegen aan ’ [adres] . Ook zag getuige dat alle ramen uit de woning van verdachte eruit lagen en dat er brand op de eerste verdieping was. [2] Getuige [naam aangever/getuige] , een buurman van verdachte, heeft verklaard dat hij vanwege de explosie naar buiten is gegaan en zag dat er rook uit zijn eigen voordeur kwam. Ook zijn zolder stond vol rook. Vanwege de rookontwikkeling moest hij zijn woning verlaten. [3]
In een gasaansluiting in de keuken van verdachte werd een verhoging van gas gemeten. De aantasting van de goederen in de keuken gaf de indruk dat er een snelle brand was geweest, zoals dat past bij een gasbrand waarbij het aanwezige gas in zeer korte tijd verbrand wordt. Ook werden er op de eerste verdieping drie afzonderlijke plekken van ontstaan van brand aangetroffen alsmede een aansteker op de trap en een geopende knop van het gasfornuis. [4]
Verdachte heeft verklaard dat ze zich kan herinneren dat ze de gaskraan van de gasaansluiting heeft losgetrokken. Ook weet ze nog dat er gas de woning in stroomde. [5] Daarnaast is uit onderzoek aan de laptop van verdachte gebleken dat verdachte op 3 augustus 2020 onder andere de volgende zoekvragen op internet heeft gesteld:
“hoe ontstaat een gas explosie”en
“wanneer explodeerd een huis”
Op 4 augustus gebruikte ze de zoekopdracht:
“als je het gas aan zet hoe lang uur het dan voor huis explodeerd.” [6]
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 4 augustus 2020 opzettelijk gas in aanraking heeft gebracht met vuur waardoor een explosie in de woning is ontstaan. De rechtbank is tevens van oordeel dat er gevaar voor goederen, levensgevaar voor [naam aangever/getuige] en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was. De woning van verdachte was blijkens het forensisch rapport namelijk van oudere datum en (nog) niet voorzien van de huidige geldende brandwerende normen. Dit betekent dat er vrij gemakkelijk rookgassen kunnen binnentreden in de naast gelegen woning en er makkelijk brandoverslag kan plaatsvinden naar naast gelegen woningen door de hoeveelheid brandbaar materiaal in en op de woning. Indien de brand op een later tijdstip was ontdekt had deze schade kunnen veroorzaken aan de naast gelegen woningen en naast schade, letsel kunnen veroorzaken bij personen. [7]
[naam aangever/getuige] alsook [naam getuige] en zijn vrouw waren tijdens de explosie in en nabij hun woning aanwezig en in de woning van [naam aangever/getuige] zijn rookgassen aangetroffen. Onder deze omstandigheden was levensgevaar voor [naam aangever/getuige] en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen naar algemene ervaringsregels voorzienbaar.
De rechtbank acht derhalve het ten laste gelegde onder feit 1 wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Aangever [naam aangever/getuige] heeft verklaard dat hij op 4 augustus 2020 om 17.30 uur de bedrijfsauto toebehorende aan [benadeelde partij 1] . parkeerde op de openbare weg ter hoogte van [adres] in Arnhem. Alles in en rondom de auto was toen intact. Omstreeks 20.45 uur hoorde aangever een explosie vanuit de woning van verdachte. Dezelfde avond zag aangever dat de bedrijfsauto beschadigd was. [8]
Anders dan de raadsman heeft betoogd is de rechtbank van oordeel dat verdachte opzet had op de beschadiging van de auto, in de zin van voorwaardelijk opzet. Door in een woning een ontploffing te veroorzaken heeft verdachte bewust de aanmerkelijk kans aanvaard dat goederen om en nabij de woning beschadigd zouden kunnen raken. Het verweer van de raadsman dat niet is gebleken dat de beschadiging door het handelen van verdachte is ontstaan wordt door de rechtbank verworpen gelet op de tijdspanne waarbinnen de gebeurtenissen hebben plaatsgevonden. De bedrijfsauto was volgens de verklaring van aangever voor de ontploffing immers nog intact en is door hem na de ontploffing beschadigd aangetroffen. De rechtbank heeft geen reden aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangever te twijfelen. De rechtbank acht derhalve ook het tweede ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
zij op
of omstreeks4 augustus 2020 te Arnhem, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door de gaskraan en/
ofeen
of meerderegaspit
(ten)open te zetten en het gas in aanraking te brengen met vuur, en daarvan gemeen gevaar voor de woning gelegen aan ' [adres] en
/ofeen of meer
(dere
)naastgelegen woning
(en
), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en
/oflevensgevaar voor [naam aangever/getuige] en
/ofeen of meer
onbekend geblevenbuurtbewoner
(s
), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor
[naam aangever/getuige] en/ofeen of meer
onbekend geblevenbuurtbewoner
(s
),
in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen,te duchten was;
2.
zij op
of omstreeks4 augustus 2020 te Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk een auto,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander,
te wetentoebehorende aan [benadeelde partij 1]
toebehoorde, heeft
vernield,beschadigd
, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van:
feit 1:
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden en dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden wordt opgelegd. De officier van justitie heeft tevens de dadelijke uitvoerbaarheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat een terbeschikkingstelling met voorwaarden in deze zaak niet passend is. Hij heeft een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering bepleit. Ook heeft hij naar voren gebracht dat bij de strafoplegging rekening moet worden gehouden met de eendaadse samenloop.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft in haar eigen woning een gasexplosie teweeggebracht. Hierdoor zijn niet alleen haar woning en andere goederen beschadigd, ook is hierdoor levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor buurtbewoners ontstaan. Verdachte mag van geluk spreken dat de gevolgen van de ontploffing niet nog verstrekkender zijn geweest. Daarnaast is het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen een ernstig feit dat vanwege het gevaarzettende karakter ervan gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een psychologisch rapport van 14 december 2021, opgemaakt door D.J. Burck en een psychiatrisch rapport van 24 juni 2022, opgemaakt door A.C.M. Kleinsman.
Uit het psychologisch rapport komt het volgende, zakelijk weergegeven, naar voren.
Gesteld wordt dat verdachte lijdt aan een borderline persoonlijkheidsstoornis en een psychische stoornis in de vorm van een matig-ernstige depressie. Verdachte was in de periode voorafgaand aan het ten laste gelegde in toenemende mate slecht in staat om de situatie waarin zij zich bevond te beoordelen en handelingsalternatieven voor de toekomst te overzien. Dit als gevolg van de emotionele kwetsbaarheid voortvloeiend uit de borderline persoonlijkheidsstoornis en psychische ontregeling voortvloeiend uit de depressieve stoornis. Daarbij nam haar vermogen om haar emoties en impulsen te beheersen af, al naar gelang de spanning en de negatieve emoties toenamen. Zij voelde zich volkomen aan haar lot overgelaten in de buurt en heeft door middel van een impulsieve wanhoopsdaad geprobeerd een oplossing ten aanzien van de woonsituatie te forceren en/of anderszins zorg en aandacht af te dwingen om zo aan de voor haar uitzichtloze situatie een einde te maken. Geadviseerd wordt verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen. Er wordt een ambulante deeltijd behandeling geadviseerd die, als opnieuw ernstige psychische ontregeling op zou treden, opgeschaald zou moeten kunnen worden naar een klinische opname. Een dergelijke behandeling zou, naar de mening van de onderzoeker, gestalte kunnen krijgen in het kader van een deels voorwaardelijke straf, waarbij verdachte tevens onder toezicht van de reclassering wordt gesteld, maar ook een meer gedwongen kader, in de vorm van een terbeschikkingstelling met voorwaarden.
Uit het psychiatrisch rapport komt, zakelijk weergegeven, naar voren dat bij verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis en een depressieve stoornis, deels in remissie. De borderline stoornis wordt verworpen.
Verdachte had in de periode van maart 2020 tot de brand last van een matig tot ernstige depressie. In de maanden voorafgaand aan de brand waren er echter ernstige depressieve symptomen en suïcidale gedachten. Het is voorstelbaar dat verdachte een ontploffing teweeg heeft gebracht in een poging zichzelf van het leven te beroven. Er was al vijftien jaar sprake van een voor verdachte zeer stressvolle woonsituatie, waarbij zij zich niet thuis en welkom voelde in de wijk, zich een “outsider” voelde, financiële zorgen had en eenzaam was. De rigide denkpatronen en beperkte coping, passend bij een autismespectrumstoornis, kunnen er mogelijk toe hebben geleid dat verdachte geen andere uitweg zag dan het veroorzaken van een ontploffing in haar eigen woning. Verdachte overziet ten gevolge van haar autismespectrumstoornis niet de gevolgen van haar eigen handelen. Geadviseerd wordt om het bewezenverklaarde verminderd aan verdachte toe te rekenen. Er wordt aanbevolen om verdachte klinisch te behandelen, gericht op inzicht in de autismespectrumstoornis. Daarnaast kan nadere diagnostiek worden gedaan naar stemmingsproblemen en mogelijke psychotische overschrijdingen. De verwachting is dat een opname met een duidelijke structuur en passende bejegening een goede uitwerking zullen hebben op verdachte. Van belang is dat wordt toegewerkt naar een passende beschermde woonvorm in combinatie met een vorm van dagbesteding. Er wordt een gedwongen kader geadviseerd. Dit kan met een voorwaardelijke terbeschikkingstelling of eventueel een bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf.
De reclassering heeft in haar rapport van 21 september 2022 geadviseerd tot het opleggen van bijzondere voorwaarden. De reclassering heeft een voorkeur voor het opleggen van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf, gelet op de lage tot matige recidive-risico’s, het feit dat het tenlastegelegde meer dan twee jaar geleden heeft plaatsgevonden en de reeds ingezette begeleiding en hulpverlening.
Hoewel de psycholoog en psychiater (deels) een andere diagnose stellen, wordt in beide rapporten gesteld dat bij verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde sprake was van een stoornis. De rechtbank neemt die conclusie over en stelt vast dat er bij verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis bestond. Gelet daarop en op hetgeen in de rapportages over de mogelijke doorwerking van die gebrekkige ontwikkeling en stoornis is opgemerkt, is de rechtbank van oordeel dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank houdt hiermee rekening bij het opleggen van de straf.
De rechtbank heeft in strafverminderende zin verder meegewogen dat de feiten meer dan twee jaar geleden hebben plaatsgevonden. Ook is sprake van eendaadse samenloop ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten. Daarnaast weegt de rechtbank mee dat verdachte zelf forse brandwonden door de ontploffing heeft opgelopen, waarvan zij de gevolgen nog dagelijks ondervindt. Tot slot weegt de rechtbank ten voordele van verdachte mee dat zij inmiddels op een voor haar goede plek zit met begeleiding en hulpverlening, waar haar toestandsbeeld zich lijkt te stabiliseren. Van delictgedrag, laat staan recidive, is in deze periode geen sprake geweest.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een tbs met voorwaarden of een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, ondanks de ernst van het misdrijf, niet proportioneel is. Zij zal daarom aan verdachte opleggen een voorwaardelijke gevangenisstraf van 15 maanden met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, inhoudende ambulante behandeling en begeleid wonen of maatschappelijke opvang. Er geldt een proeftijd van drie jaar. De rechtbank zal de voorwaarden niet dadelijk uitvoerbaar verklaren nu er niet ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een soortgelijk misdrijf zal begaan. Verdachte is immers na het bewezenverklaarde niet meer met politie of justitie in aanraking geweest.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partij [benadeelde partij 2] (hierna [benadeelde partij 2] ), bijgestaan door mr. G. Roest, heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 11.493,19 aan materiële schade en € 1.126,00 aan proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] ., vertegenwoordigd door J.H. van Beem, heeft in verband met feit 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 250,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [benadeelde partij 2] kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering van [benadeelde partij 1] . dient echter te worden afgewezen nu de vordering niet met bewijsstukken is onderbouwd.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat [benadeelde partij 2] in haar vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard nu nader onderzoek dient plaats te vinden en dit een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Verdachte heeft jaren geklaagd bij [benadeelde partij 2] vanwege erbarmelijke woonomstandigheden. Bij het door [benadeelde partij 2] gestelde schadebedrag is echter geen rekening gehouden met ‘nieuw voor oud’.
Ook de vordering van [benadeelde partij 1] . wordt door de verdediging betwist nu een bewijs van de schade ontbreekt.
Overweging van de rechtbank
[benadeelde partij 2]
De rechtbank overweegt ten aanzien van de vordering van [benadeelde partij 2] dat deze gemotiveerd is betwist. In dat verband heeft de verdediging aangegeven dat [benadeelde partij 2] in haar vordering geen rekening heeft gehouden met ‘nieuw voor oud’. Die stelling begrijpt de rechtbank aldus dat daarmee tot uitdrukking wordt gebracht dat [benadeelde partij 2] niet de daadwerkelijke schade aan de (verouderde) huisraad en opstal heeft gevorderd, maar tevens de kosten voor vernieuwing daarvan. Op deze betwisting heeft [benadeelde partij 2] niet meer inhoudelijk gereageerd. Ook heeft [benadeelde partij 2] geen inzicht gegeven in de achterliggende reden waarom de verzekeraar slechts een gedeelte van de gestelde schade heeft vergoed. Deze informatie is naar het oordeel van de rechtbank echter relevant in het kader van de te beoordelen schade. Nader onderzoek levert echter een onevenredige belasting op van het strafgeding zodat [benadeelde partij 2] in haar vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard.
De proceskosten
Gelet op de niet-ontvankelijkverklaring is de vordering tot vergoeding van proceskosten naar het oordeel van de rechtbank evenmin toewijsbaar. De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen proceskosten dragen.
[benadeelde partij 1] .
Ook [benadeelde partij 1] . wordt in zijn vordering niet ontvankelijk verklaard nu de gestelde schade niet met bewijsstukken is onderbouwd.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 55, 157 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf van 15 maanden;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
drie jarenniet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat veroordeelde zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • veroordeelde zich laat behandelen door GGZ-Pro Persona en/of forensische polikliniek Kairos, of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
  • veroordeelde verblijft in de RIBW of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld.
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • veroordeelde haar medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • veroordeelde haar medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van veroordeelde ten behoeve daarvan.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
  • verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] .
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] . niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.W. van de Meerakker, voorzitter, mr. M.F. Gielissen en mr. C.H.M. Pastoors, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Bruinsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 december 2022.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020602254, gesloten op 12 april 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam getuige] , p. 13.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam aangever/getuige] , p. 19.
4.Proces-verbaal forensisch onderzoek woning, p. 35 en 36.
5.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 december 2022.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 27.
7.Proces-verbaal forensisch onderzoek woning, p. 34 en 37.
8.Proces-verbaal van aangifte [naam aangever/getuige] , p. 8.