Uitspraak
1.De procedure
- het tussenvonnis van 21 oktober 2020
- de conclusie van antwoord in reconventie
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 8 januari 2021.
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie
- voorwaardelijk, indien haar beroep op verrekening niet slaagt, een bedrag van € 52.702,60, te vermeerderen met buitengerechtelijke kosten van € 1.302,02, de rente en de kosten van de bankgarantie,
- onvoorwaardelijk een bedrag van € 3.398,10 aan hoofdsom en € 1.302,02 aan buitengerechtelijke kosten, alsmede de rente en de kosten van de bankgarantie,
- de kosten van de procedure.
4.De beoordeling
in conventie en reconventie
- het geconstateerde ondergewicht van 740 kilogram bij levering 5711 de inhoud van de brandstoftank niet te boven gaat;
- bij levering 4589 mogelijk een andere container is gebruikt dan bij een levering met nummer 4586 waarmee is vergeleken;
- het vermeende ondergewicht bij levering 6951 is gebaseerd op overlevering, terwijl [eiser] onbetwist heeft aangevoerd dat de containers tussen de schatting van het gewicht en de feitelijke levering nog enkele dagen op zijn terrein verbleven in welke periode alsnog materialen in de containers zijn verzameld;
- het vermeende ondergewicht bij leveringen 7074 en 1712 uit naweging van het geleverde materiaal is afgeleid, terwijl [gedaagde] de (juistheid van de) naweging niet met feiten heeft onderbouwd en [eiser] deze heeft betwist;
- de vermeende leeggewichten van de leveringen 3892 en 7232 uit levering 7074 zijn afgeleid en voor deze leveringen daarom hetzelfde heeft te gelden als voor 7074. Bovendien lijkt bij levering 7232 een andere vrachtwagen/container te zijn gebruikt;
- het geconstateerde ondergewicht van 718 kilogram bij levering 1712 tevens de inhoud van de brandstoftank niet te boven gaat.
5.De beslissing
17 maart 2021voor het opgeven door [gedaagde] van de getuigen en van hun respectieve verhinderdagen, alsmede de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op de dinsdagen in de maanden juli 2021 tot en met oktober 2021, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
maar alleen indien [gedaagde] daarom op de onder 5.3 bedoelde roldatum heeft verzocht,naar de zesde rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor het nemen van een conclusie na niet gehouden getuigenverhoor aan de zijde van [gedaagde] , waarbij deze desgewenst ook het bewijs schriftelijk kan leveren,