Omdat de aanvraag in strijd is met het bestemmingsplan dient deze op grond van artikel 2.11, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) mede te worden aangemerkt als een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteit “gebruik in strijd met het bestemmingsplan” (artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo). Deze omgevingsvergunning wordt slechts geweigerd als toepassing van artikel 2.12, eerste lid, niet mogelijk is.
De rechtbank stelt vast dat het bestemmingsplan geen binnenplanse afwijking voor het realiseren van een houtwal bevat, zodat een afwijking op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1o, van de Wabo niet mogelijk is. Ook vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2o in samenhang met artikel 4 van bijlage II bij het Bor is niet mogelijk.
Voor de aanvraag kan daarom uitsluitend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3o, van de Wabo een omgevingsvergunning worden verleend. Op de voorbereiding van een besluit over verlening van een dergelijke omgevingsvergunning is op grond van artikel 3.10, eerste lid, onder a, van de Wabo de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing.
De rechtbank zal daarom zelf in de zaak voorzien en het primaire besluit herroepen. De procedure kan dan met een ontwerpbesluit opnieuw aanvangen.