ECLI:NL:RBGEL:2021:785

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 februari 2021
Publicatiedatum
18 februari 2021
Zaaknummer
05/740284-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van twee mannen voor steekincidenten en mishandeling

Op 15 februari 2021 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee mannen uit Westervoort en Arnhem, die betrokken waren bij twee steekincidenten en mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 6 juli 2016 in een horecagelegenheid in Arnhem, waar de verdachte en het slachtoffer in een ruzie verwikkeld raakten. De verdachte heeft het slachtoffer met een mes gestoken in de linkerschouder, wat leidde tot een snijwond. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot zware mishandeling, maar heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan mishandeling. De officier van justitie had een taakstraf van 100 uren geëist, met vervangende hechtenis van 50 dagen indien deze niet naar behoren werd verricht. De rechtbank heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn voor strafvervolging en de omstandigheden van de verdachte. Uiteindelijk is er een taakstraf van 100 uren opgelegd, met de voorwaarde van vervangende hechtenis indien deze niet wordt uitgevoerd. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit, maar verklaarde het subsidiair tenlastegelegde bewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/740284-17
Datum uitspraak : 15 februari 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1978 in [geboorteplaats] (Turkije),
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. M.W.G.J. IJsseldijk, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van
20 januari 2020 en 1 februari 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 juli 2016 te Arnhem, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen, althans éénmaal met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp in en/of in de richting van de (linker)schouder en/of de arm(en) en/of de rug, althans in het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of geprikt en/of geslagen en/of een mes, althans een scherp/puntig voorwerp op/tegen de nek, althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft gegooid en/of meermalen, althans éénmaal (met de vuist) op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 6 juli 2016te Arnhem, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen, althans éénmaal met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp in en/of in de richting van de (linker)schouder en/of de arm(en) en/of de rug, althans in het lichaam te steken/prikken/slaan en/of een mes, althans een scherp/puntig voorwerp op/tegen de nek, althans het lichaam te gooien en/of meermalen, althans éénmaal (met de vuist) op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde, met uitzondering van het gooien met een mes. Uit het dossier is gebleken dat [naam 1] het mes heeft gegooid.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat uit de verklaringen niet is af te leiden welke handeling verdachte heeft gepleegd. De verklaring van [getuige] is vier maanden na het incident opgenomen en om die reden minder betrouwbaar. Uit het dossier is gebleken dat [naam 1] het mes heeft gegooid. Verdachte dient van het feit te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Op 6 juli 2016 heeft in horecagelegenheid [naam 2] te Arnhem een ruzie plaatsgevonden waarbij verdachte en [slachtoffer] betrokken waren. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op die dag door verdachte en [naam 1] met een vleesmes is gestoken in zijn linkerschouder en zijn armen. [2] Getuige [getuige] heeft verklaard dat verdachte met een mes steekbewegingen heeft gemaakt in de richting van [slachtoffer] . Getuige kon er meerdere keren tussen springen, maar verdachte heeft [slachtoffer] weten te steken op zijn arm, schouder en rug. [3] Verbalisant [verbalisant 1] kwam ter plaatse en zag dat het binnen een ravage was. Er lagen kapotte borden en bestek op de grond. Verbalisant zag dat [slachtoffer] een snijwond had in zijn linkerschouder. [4]
Uit deze verklaringen van [slachtoffer] en [getuige] , in combinatie met het door de verbalisanten waargenomen ravage en een snijwond in de linkerschouder van [slachtoffer] leidt de rechtbank af dat verdachte met een mes op korte afstand een stekende beweging heeft gemaakt in de schouder van [slachtoffer] ten gevolge waarvan deze een snijwond heeft opgelopen. Een poging tot zware mishandeling kan worden bewezen indien verdachte het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad om [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. De feiten en omstandigheden over de steekbeweging en de het mes ontbreken in dit geval. De rechtbank is van oordeel dat het maken van één beweging met een mes en daarmee steken in de schouder van [slachtoffer] , niet zonder meer de kans op het gevolg dat [slachtoffer] naar algemene ervaringsregels zwaar lichamelijk letsel had kunnen oplopen aanmerkelijk maakt. De rechtbank overweegt hierbij dat door de verbalisant een snijwond bij [slachtoffer] is gezien, en geen steekwond. De rechtbank zal verdachte dan ook van het primair tenlastegelegde feit, de poging zware mishandeling, vrijspreken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft mishandeld door hem met een mes te steken in zijn linkerschouder. Voor het steken in de arm en rug is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs zodat verdachte hiervan partieel zal worden vrijgesproken.

3. De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks6 juli 2016 te Arnhem
, althans in Nederland,[slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer]
meermalen, althanséénmaal met een mes,
althans een scherp/puntig voorwerpin
en/of in de richting vande (linker)schouder
en/of de arm(en) en/of de rug,
althans in het lichaamte steken
/prikken/slaan en/of een mes, althans een scherp/puntig voorwerp op/tegen de nek, althans het lichaam te gooien en/of meermalen, althans éénmaal (met de vuist) op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren en dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 dagen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een mishandeling door met een mes in de schouder van het slachtoffer te steken. Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk delict. De rechtbank overweegt dat zonder meer sprake is van overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen strafvervolging dient plaats te vinden. Door het ontbreken van een reclasseringsadvies waarin interventies worden geadviseerd, ziet de rechtbank geen indicatie voor het opleggen van een deels voorwaardelijke straf.
Normaal gesproken is bij een incident als deze, waarbij met een scherp voorwerp in het bovenlijf is gestoken, een gevangenisstraf passend. De rechtbank is echter van oordeel dat gelet op de ernstige overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM, een taakstraf passend is. De rechtbank legt aan verdachte een taakstraf op voor de duur van 100 dagen, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 dagen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een
taakstraf van 100 (honderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J.M. Doon, voorzitter, mr. S.C.A.M. Janssen en
mr. Y. Yeniay-Cenik, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Korevaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 februari 2021.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017055386, gesloten op 30 juni 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 322.323.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 326
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 325.