ECLI:NL:RBGEL:2021:760

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 februari 2021
Publicatiedatum
16 februari 2021
Zaaknummer
05/760028-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van ontucht met slachtoffer onder invloed

In de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte, die beschuldigd werd van ontucht met een slachtoffer dat onder invloed van alcohol was, heeft de meervoudige militaire kamer op 15 februari 2021 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De zaak kwam voort uit een aangifte van het slachtoffer, die op 17 november 2017 deed over een incident dat zich tussen 11 en 16 april 2016 zou hebben voorgedaan in Breda. De tenlastelegging omvatte ernstige beschuldigingen, waaronder het seksueel binnendringen van het slachtoffer en het gebruik van voorwerpen op een ongepaste manier.

Tijdens de zittingen op 11 november 2019 en 1 februari 2021 werd duidelijk dat er veel onduidelijkheid bestond over de feiten. De militaire kamer constateerde dat het tijdsverloop tussen het incident en de aangifte invloed had op de verklaringen van getuigen, die vaak onder invloed van alcohol waren en zich weinig konden herinneren. Er waren geen overtuigende bewijzen dat de verdachte de handelingen had gepleegd die hem ten laste waren gelegd. De militaire kamer oordeelde dat de verklaringen van getuigen niet voldoende waren om tot een veroordeling te komen.

De militaire kamer concludeerde dat er geen bewijs was dat de verdachte een borstel in de anus van het slachtoffer had gebracht, en dat de handelingen die de verdachte had verricht niet als ontuchtig konden worden gekwalificeerd. De militaire kamer sprak de verdachte vrij van het primaire feit en van de handelingen die onder het subsidiaire feit vielen. Ook de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd afgewezen, omdat er geen bewezenverklaring was.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/760028-18
Datum uitspraak : 15 februari 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1997 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsvrouw: mr. C.M.H. van Vliet, advocaat in 's-Gravenhage.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
11 november 2019 en 1 februari 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 april 2016 tot en met 16 april 2016 te Breda, althans in Nederland met (de slapende en/of onder invloed van alcohol zijnde) [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd
bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dat deze niet of onvolkomen in staat was zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebben verdachte een wc-borstel en/of een afwasborstel en/of een schoenpoetsborstel, althans een voorwerp, in de anus van die [slachtoffer] en/of tussen de billen van die [slachtoffer] ingebracht en/of geduwd;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 april 2016 tot en met 16 april 2016 te Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, met (de slapende en/of onder invloed van alcohol zijnde) [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit
- het ontkleden en/of ontbloten van het onderlichaam van die [slachtoffer] en/of
- het duwen en/of brengen en/of plaatsen van wc-borstel en/of een afwasborstel en/of een schoenpoetsborstel, althans een voorwerp, tegen de anus van die [slachtoffer] en/of tussen de billen van die [slachtoffer] en/of
- het vastpakken van de arm en/of de hand van die [slachtoffer] en/of
- het (vervolgens) met de hand van die [slachtoffer] vastpakken en/of vasthouden en/of betasten van de penis van die [slachtoffer] en/of
- het (vervolgens) met die hand maken van aftrekkende en/of op en neer gaande bewegingen aan/met de penis van die [slachtoffer] en/of
- het maken van foto's en/of een filmpje van voornoemde handelingen.

2.De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat vrijspraak moet volgen voor het primaire feit en voor het subsidiaire feit voor zover het gaat om het maken van foto’s of een filmpje. Hetgeen verder ten laste is gelegd kan wettig en overtuigend worden bewezen. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken met een proeftijd van één jaar.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

[slachtoffer] heeft op 17 november 2017 aangifte gedaan van een incident dat ruim anderhalf jaar daarvoor zou hebben plaatsgevonden. De militaire kamer overweegt dat dergelijk tijdsverloop invloed heeft op de verklaringen die ook nog (ruim) na die aangifte zijn afgelegd waarbij in de tussentijd regelmatig informatie over wat er zou zijn voorgevallen is uitgewisseld tussen de getuigen. Uit het dossier volgt verder dat getuigen en verdachten zich ook door het gebruik van veel alcohol in de relevante periode niet veel meer kunnen herinneren. Ook stelt de militaire kamer vast dat er veel verklaringen ‘van horen zeggen’ zijn en dat niet altijd duidelijk is wat een getuige zelf heeft gezien en in hoeverre de verklaringen zijn ingekleurd door verhalen die de ronde deden. Ook [slachtoffer] heeft geen herinnering aan wat er gebeurd zou zijn. Hij heeft verklaard wel een foto te hebben gezien waarop een borstel tussen zijn billen te zien is.
Verdachte heeft ontkend een borstel in of bij de anus van [slachtoffer] te hebben gebracht.
De militaire kamer overweegt dat in een aantal verklaringen wordt gesproken over een filmpje en/of foto waarop te zien zou zijn dat er een borstel bij of in de anus van [slachtoffer] wordt gebracht. Uit het dossier volgt dat geen van de getuigen of verdachten het bewuste filmpje of de foto in bezit had ten tijde van het onderzoek en dat het filmpje of de foto niet zijn aangetroffen op één van de onderzochte telefoons.
Wel is er een WhatsApp-bericht van getuige [getuige 1] waaruit volgt dat hij een dergelijke video heeft gezien, maar hij heeft telefonisch tegenover de KMar verklaard niet op het filmpje te hebben gezien dat iemand een voorwerp in de anus van [slachtoffer] gebracht heeft. Alleen getuige [getuige 2] heeft bij de KMar verklaard dat hij op een filmpje heeft gezien dat het verdachte was die die handeling verrichtte. Bij de rechter-commissaris heeft [getuige 2] echter gezegd zich niet meer te kunnen herinneren dat verdachte [slachtoffer] penetreerde met de borstel.
[getuige 2] zou het filmpje hebben gezien op de telefoon van getuige [getuige 3] , maar die heeft ontkend een dergelijk filmpje te hebben gehad. Hij heeft verklaard het (dus) ook niet aan [getuige 2] te hebben laten zien. [getuige 3] heeft bij de rechter-commissaris wel verklaard over een filmpje maar daarop heeft hij geen borstel gezien, hoewel hij eerder bij de KMar anders heeft verklaard en hij verdachte een WhatsApp-bericht heeft gestuurd waarin staat dat “dat met die borstel gewoon op het filmpje staat.”
Gelet op het bovenstaande overweegt de militaire kamer dat er zoveel onduidelijkheid bestaat over wat er te zien zou zijn op een filmpje dan wel foto, dat niet overtuigend bewezen is dat verdachte een borstel in of bij de anus van [slachtoffer] heeft gebracht. Daarbij benoemt de militaire kamer dat [slachtoffer] heeft verklaard geen pijn te hebben gevoeld en andere medische informatie ontbreekt. Ook heeft [slachtoffer] geen arts bezocht nadat hij hoorde wat er zou zijn gebeurd. De militaire kamer zal verdachte daarom vrijspreken van het primaire feit en van de handeling onder het tweede gedachtestreepje van het subsidiaire feit.
Over de handelingen beschreven onder het derde tot en met zesde gedachtestreepje van het subsidiaire feit overweegt de militaire kamer als volgt.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij de arm van [slachtoffer] heeft vastgepakt en vervolgens heeft gedaan alsof [slachtoffer] zichzelf aan het aftrekken was. Verdachte heeft ontkend daarbij aanwezig te zijn geweest. Naar het oordeel van de militaire kamer volgt zijn aanwezigheid ook niet overtuigend uit andere bewijsmiddelen. Van [naam] heeft weliswaar bij de rechter-commissaris verklaard verdachte te hebben gezien toen [slachtoffer] op de bank lag, maar onduidelijk is op welk moment dat was. Dat verdachte aanwezig was bij het maken van de aftrekkende bewegingen door [medeverdachte] kan dan ook niet worden bewezen. Daarom zal verdachte ook van de handelingen onder het derde tot en met zesde gedachtestreepje worden vrijgesproken.
Verdachte heeft verklaard dat hij de broek en onderbroek van [slachtoffer] naar beneden heeft getrokken. Dit betreft het eerste gedachtestreepje van het subsidiaire feit.
De militaire kamer overweegt dat [slachtoffer] , zonder zich daar op dat moment bewust van te zijn geweest, enige tijd met ontbloot onderlichaam op een bank heeft gelegen in een ruimte die voor meerdere mensen toegankelijk was. Hoewel verdachte daarmee zonder twijfel een grens heeft overschreden, is de militaire kamer van oordeel dat geen sprake is van een handeling die als ontuchtig, en daarmee strafbaar, moet worden beschouwd. Daarbij betrekt de militaire kamer dat niet is gebleken dat verdachte een seksuele bedoeling had en ook uit verklaringen van anderen volgt dat het als “een domme grap” bedoeld was. Gelet op deze omstandigheden en de (niet seksuele) setting waarin het gedrag heeft plaatsgevonden, is de militaire kamer van oordeel dat het contact tussen verdachte en aangever niet van seksuele aard was. Hiermee wil de militaire kamer de gevolgen van het incident voor [slachtoffer] op geen enkele manier bagatelliseren, maar van een strafbaar feit is naar het oordeel van de militaire kamer geen sprake.
Gelet op al het bovenstaande zal de militaire kamer verdachte volledig vrijspreken.

4.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. Hij vordert € 5.000,- smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 april 2016. Verder is verzocht om hoofdelijke veroordeling van verdachte tot betaling van de schadevergoeding en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Omdat de militaire kamer niet tot een bewezenverklaring komt, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

5.De beslissing

De meervoudige militaire kamer:
• spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde;
• verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.W.B. Heijmans, voorzitter, mr. Y. van Wezel, rechter, en kolonel mr. M. Hoedeman, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. M. Langstraat, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 februari 2021.