ECLI:NL:RBGEL:2021:736

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 februari 2021
Publicatiedatum
15 februari 2021
Zaaknummer
05.285026.20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onvoorzichtig rijgedrag

Op 11 februari 2021 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 36-jarige man uit Ermelo, die betrokken was bij een verkeersongeval op 28 maart 2020 in Putten. De verdachte, als bestuurder van een personenauto, veroorzaakte een aanrijding met een motorfiets, waarbij de bestuurder van de motorfiets overleed. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan zeer onvoorzichtig rijgedrag, doordat hij een dubbele doorgetrokken streep overschreed en een rood verkeerslicht negeerde. De verdachte had niet stilgestaan voordat hij linksaf sloeg, terwijl zijn zicht belemmerd werd door een voor hem rijdende bedrijfsauto. De rechtbank concludeerde dat de verdachte een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid had getoond, wat leidde tot het fatale ongeval. De officier van justitie had een taakstraf van 240 uur en een rijontzegging van één jaar geëist. De rechtbank volgde deze eis en legde de verdachte een taakstraf van 240 uur op, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis, en een voorwaardelijke rijontzegging van één jaar met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische toestand en het feit dat hij spijt betuigde voor zijn daden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.285026.20
Datum uitspraak : 11 februari 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1984 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven aan het [adres] .
Raadsman: mr. J. Vlug, advocaat in Deventer.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 maart 2020 te Putten in de gemeente Putten, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto),
komende uit de richting Ermelo en/of gaande in de richting van Putten, daarmee
rijdende op de weg, de Oude Rijksweg,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte,
nabij de kruising gevormd tussen de Oude Rijksweg, Zuiderveldweg en de
Harderwijkerstraat, de voorsorteerstrook bestemd voor het verkeer gaande in de
richting van de Harderwijkerstraat is opgereden en/of
terwijl zich gezien, zijn verdachtes rijrichting ter hoogte van een aan linker kant
van die weg (de Oude Rijksweg) gelegen inrit van een ( [naam] ) tankstation, een bord
C2 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 bevond,
inhoudende: “eenrichtingsweg, in deze richting gesloten voor voertuigen”,
vanaf die voorsorteerstrook, gezien, zijn verdachtes rijrichting, naar links gaand,
doende was die inrit op te rijden, zijnde een bijzondere manoeuvre, als bedoeld in
artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990,
terwijl het verkeerslicht voor linksaf rood licht uitstraalde richting hem, verdachte,
en terwijl er onvoldoende zicht was op tegemoetkomend verkeer
waarbij hij, verdachte een dubbele doorgetrokken streep, als bedoeld in artikel 76
lid 1 van het van voormeld reglement, inhoudende: -“Een doorgetrokken streep
die zich niet langs de rand van de rijbaan-verharding bevindt, mag niet worden
overschreden en/of bestuurders mogen zich niet links van en doorgetrokken
streep bevinden, indien die streep is aangebracht tussen rijstroken of paden met
verkeer in beide richtingen”-, tussen de rijstroken, op het wegdek van die weg (de
Oude Rijksweg) was aangebracht, heeft overschreden en/of
niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het zich op die
voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook bevindende verkeer en/of
geheel of gedeeltelijk met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig
(personenauto) op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van
die weg (de Oude Rijksweg) is terechtgekomen en/of een op die voor het
tegemoetkomende verkeer bestemde rijstrook rijdende, hem, verdachte
tegemoetkomende bestuurder van een ander motorrijtuig (motorfiets) niet voor
heeft laten gaan en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat hem, verdachte
tegemoetkomende andere motorrijtuig (motorfiets) en/of de bestuurder van dat
andere motorrijtuig (motorfiets), ten gevolge waarvan die bestuurder van dat
andere motorrijtuig) ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een mede aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ( [slachtoffer] ) werd
gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 maart 2020 te Putten in de gemeente Putten, als bestuurder
van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting Ermelo en/of
gaande in de richting van Putten, daarmee heeft gereden op de weg, de Oude
Rijksweg en
nabij de kruising gevormd tussen de Oude Rijksweg, Zuiderveldweg en de
Harderwijkerstraat, de voorsorteerstrook bestemd voor het verkeer gaande in de
richting van de Harderwijkerstraat is opgereden en/of
terwijl zich gezien, zijn verdachtes rijrichting ter hoogte van een aan linker kant
van die weg (de Oude Rijksweg) gelegen inrit van een ( [naam] ) tankstation, een bord
C2 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 bevond,
inhoudende: “eenrichtingsweg, in deze richting gesloten voor voertuigen”,
vanaf die voorsorteerstrook, gezien, zijn verdachtes rijrichting, naar links gaand,
doende was die inrit op te rijden, zijnde een bijzondere manoeuvre, als bedoeld in
artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990,
terwijl het verkeerslicht voor linksaf rood licht uitstraalde richting hem, verdachte,
en terwijl er onvoldoende zicht was op tegemoetkomend verkeer
waarbij hij, verdachte een dubbele doorgetrokken streep, als bedoeld in artikel 76
lid 1 van het van voormeld reglement, inhoudende: -“Een doorgetrokken streep
die zich niet langs de rand van de rijbaan-verharding bevindt, mag niet worden
overschreden en/of bestuurders mogen zich niet links van en doorgetrokken
streep bevinden, indien die streep is aangebracht tussen rijstroken of paden met
verkeer in beide richtingen”-, tussen de rijstroken, op het wegdek van die weg (de
Oude Rijksweg) was aangebracht, heeft overschreden en/of
geheel of gedeeltelijk met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig
(personenauto) op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van
die weg (de Oude Rijksweg) is terechtgekomen en/of een op die voor het
tegemoetkomende verkeer bestemde rijstrook rijdende, hem, verdachte
tegemoetkomende bestuurder van een ander motorrijtuig (motorfiets) niet voor
heeft laten gaan en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat hem, verdachte
tegemoetkomende andere motorrijtuig (motorfiets) en/of de bestuurder van dat
andere motorrijtuig (motorfiets), ten gevolge waarvan die bestuurder van dat
andere motorrijtuig) ten val is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 28 maart 2020 heeft een verkeersongeval plaatsgevonden op de Oude Rijksweg in Putten. Bij dit ongeval waren een bestuurder van een personenauto (hierna: verdachte) en een bestuurder van een motorfiets betrokken. Verdachte kwam uit de richting van Ermelo en ging in de richting van Putten. Hij volgde, nabij de kruising gevormd tussen de Oude Rijksweg, de Harderwijkerstraat en de Zuiderveldweg, het voorsorteer vak bestemd voor het verkeer gaande in de richting van de Harderwijkerstraat. Voor verdachte reed een bedrijfsauto die dezelfde rijrichting volgde. Ter hoogte van het [naam] tankstation was verdachte voornemens om de inrit van het zich aan de linkerzijde bevindende tankstation op te rijden. [2] Op dat moment straalde het verkeerslicht voor linksaf rood licht uit richting verdachte. [3] Tijdens het rijden naar de voornoemde inrit overschreed verdachte de links naast zijn auto bevindende dubbele doorgetrokken streep en liet hij de tegemoetkomende bestuurder van de motorfiets niet voorgaan. [4] Verdachte heeft niet eerst stil gestaan voordat hij linksaf sloeg. [5] Vervolgens ontstond een aanrijding tussen zijn auto en de motorfiets, waardoor de bestuurder van de motorfiets ( [slachtoffer] ) ten val is gekomen en ter plaatse overleed aan zijn verwondingen. [6]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aan de rechtbank ter beoordeling gelaten of sprake is van zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam rijgedrag en of het ongeval aan de schuld van verdachte te wijten is, nu een enkele verkeersfout niet automatisch leidt tot bewezenverklaring van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De beoordeling door de rechtbank
Aan de hand van beschikbare camerabeelden heeft een zichtonderzoek plaatsgevonden. Uit de bevindingen is gebleken dat het zicht ernstig werd belemmerd door de constructie van de bedrijfsauto en het wegverloop. [7] Verdachte heeft verklaard dat hij goed zicht had, maar dat er wel een busje voor hem reed. Hij kan zich niet herinneren of hij moeite heeft moeten doen om om het busje heen te kijken. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte dat hij goed zicht had niet aannemelijk is gelet op de uitkomst van het zichtonderzoek. Het zicht van verdachte werd dan ook belemmerd.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval, zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Hiervoor is vereist dat het gedrag van de verdachte zeer of aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam is geweest. Daarvoor moet worden beoordeeld of sprake was van ten minste een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en tot slot naar de overige omstandigheden van het geval.
De rechtbank is van oordeel dat is komen vast te staan dat verdachte een dubbele doorgetrokken streep heeft overschreden om een bijzondere manoeuvre te gaan uitvoeren, terwijl het verkeerslicht voor hem rood licht uitstraalde en zijn zicht werd belemmerd door het wegverloop en de voor hem rijdende bedrijfsauto. Verdachte heeft vervolgens alvorens de bijzondere manoeuvre uit te voeren niet stil gestaan, niet gelet op het hem tegemoet komend verkeer en geen voorrang verleend aan de tegemoetkomende bestuurder van de motorfiets, als gevolg waarvan het verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Door het geheel van deze gedragingen is naar het oordeel van de rechtbank een ernstig gevaar in het leven geroepen waarop het overige verkeer niet bedacht heeft hoeven zijn. Onder deze omstandigheden is sprake van dusdanig ernstige verkeersfouten dat sprake is van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Het ongeval is dan ook aan de schuld van verdachte in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 te wijten, wat maakt dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend is bewezen.
Verdachte zal worden vrijgesproken van het negeren van het bord C2 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. Dit bord was immers bedoeld voor de personen die het tankstation verlieten en niet voor verdachte.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks28 maart 2020 te Putten in de gemeente Putten, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting Ermelo en
/ofgaande in de richting van Putten, daarmee rijdende op de weg, de Oude Rijksweg,
zeer, althansaanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden,
hierin bestaande dat verdachte, nabij de kruising gevormd tussen de Oude Rijksweg, Zuiderveldweg en de Harderwijkerstraat, de voorsorteerstrook bestemd voor het verkeer gaande in de richting van de Harderwijkerstraat is opgereden en
/of terwijl zich gezien, zijn verdachtes rijrichting ter hoogte van een aan linker kant van die weg (de Oude Rijksweg) gelegen inrit van een ( [naam] ) tankstation, een bord C2 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 bevond, inhoudende: “eenrichtingsweg, in deze richting gesloten voor voertuigen”,vanaf die voorsorteerstrook, gezien, zijn verdachtes rijrichting, naar links gaand,
doende was de inrit van een ( [naam] ) tankstation op te rijden, zijnde een bijzondere manoeuvre, als bedoeld in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, terwijl het verkeerslicht voor linksaf rood licht uitstraalde richting hem, verdachte, en terwijl er onvoldoende zicht was op tegemoetkomend verkeer, waarbij hij, verdachte een dubbele doorgetrokken streep, als bedoeld in artikel 76 lid 1 van het van voormeld reglement, inhoudende: -“Een doorgetrokken streep die zich niet langs de rand van de rijbaan-verharding bevindt, mag niet worden overschreden en/of bestuurders mogen zich niet links van en doorgetrokken streep bevinden, indien die streep is aangebracht tussen rijstroken of paden met verkeer in beide richtingen”-, tussen de rijstroken, op het wegdek van die weg (de Oude Rijksweg) was aangebracht, heeft overschreden en
/ofniet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het zich op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook bevindende verkeer en
/ofgeheel of gedeeltelijk met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de Oude Rijksweg) is terechtgekomen en
/ofeen op die voor het tegemoetkomende verkeer bestemde rijstrook rijdende, hem, verdachte tegemoetkomende bestuurder van een ander motorrijtuig (motorfiets) niet voor heeft laten gaan en
/of is gebotst tegen, althansin aanrijding is gekomen met dat hem, verdachte tegemoetkomende andere motorrijtuig (motorfiets) en/of de bestuurder van dat andere motorrijtuig (motorfiets), ten gevolge waarvan die bestuurder van dat andere motorrijtuig ten val is gekomen, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een mede aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ( [slachtoffer] ) werd gedood.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander is gedood.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een rijontzegging voor de duur van één jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de taakstraf in duur zou moeten worden beperkt gelet op de situatie ter plaatse, het feit dat verdachte de bestuurder van de motorfiets niet heeft kunnen zien en gelet op het trauma dat ook verdachte heeft opgelopen. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat een ontzegging van de rijbevoegdheid voorwaardelijk zou moeten worden opgelegd, omdat verdachte sinds het ongeval heeft mogen rijden en omdat een rijontzegging verdachte bemoeilijkt bij het vinden van een nieuwe baan.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto een verkeersongeval veroorzaakt waardoor een ander is komen te overlijden. Het slachtoffer was een man die midden in het leven stond en vader was van twee zeer jonge kinderen. Deze kinderen moeten opgroeien zonder hun vader en hun moeder moet na tien jaar samen zijn zonder haar partner verder. De ouders van het slachtoffer moeten verder leven zonder hun zoon. De slachtofferverklaringen van de partner en de vader van het slachtoffer hebben diepe indruk gemaakt op de rechtbank.
De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij zoveel risico heeft genomen bij het uitvoeren van een bijzondere manoeuvre. Verdachte is zonder te stoppen, terwijl het verkeerslicht voor de baan waarop hij reed op rood stond en zijn zicht werd beperkt, linksaf geslagen en daarbij over een dubbele doorgetrokken streep gereden. Hierdoor heeft hij geen voorrang verleend aan het hem tegemoetkomende slachtoffer, dat door een groen verkeerslicht reed. Verdachte heeft aldus ernstige verkeersfouten gemaakt en het slachtoffer kon hier niet op bedacht zijn. Hiermee heeft verdachte zijn verantwoordelijkheid ten opzichte van de veiligheid van zijn medeweggebruikers onvoldoende gedragen.
Bij het bepalen van de straf neemt de rechtbank de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting als uitgangspunt. Wanneer sprake is van het veroorzaken van een verkeersongeval door aanmerkelijke schuld met de dood van het slachtoffer tot gevolg is het uitgangspunt een taakstraf van 240 uur en een rijontzegging voor de duur van één jaar.
De rechtbank ziet ook dat verdachte hier nooit de opzet op heeft gehad en het feit veel impact op hem heeft gehad. Hij is onder behandeling van een psycholoog en zit momenteel in de Ziektewet vanwege een depressie. Verder heeft verdachte een blanco strafblad en verklaart hij zijn rijgedrag te hebben aangepast. In zijn laatste woord heeft hij nogmaals benadrukt hoe veel spijt hij heeft.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 240 uur, te vervangen door 120 dagen hechtenis, passend is. Rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zal de rechtbank, anders dan de officier van justitie heeft gevraagd, een voorwaardelijke rijontzegging voor de duur van één jaar opleggen, met een proeftijd van twee jaren.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot het verrichten van een taakstraf van 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 1 jaar;
 bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 jaren aan een ander strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.S.M. Bak (voorzitter), mr. Y.M.J.I. Baauw en mr. E.H.T. Rademaker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.R. van Damme, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 februari 2021.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020136604, gesloten op 5 november 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p. 35, 38, 48 en 49.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 22; het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 24.
4.Het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p. 49.
5.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 14.
6.Het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p. 49-50.
7.Het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p. 48; het proces-verbaal zichtonderzoek, p. 105.