ECLI:NL:RBGEL:2021:7339
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot ontruiming van woning na beëindiging van een relatie met tijdelijke gebruiksovereenkomst
In deze zaak vordert de eisende partij, de eigenaresse van een woning, ontruiming van de woning door de gedaagde partij, die daar na de beëindiging van hun relatie is blijven wonen. De relatie tussen de partijen eindigde in april 2019, waarna de gedaagde partij in de woning mocht blijven wonen op basis van een tijdelijke gebruiksovereenkomst. De eisende partij heeft de gedaagde partij in november 2020 formeel op de hoogte gesteld dat het gebruiksrecht was opgezegd en dat de gedaagde partij de woning uiterlijk op 31 december 2020 moest verlaten. De gedaagde partij heeft echter nagelaten de woning te ontruimen, wat heeft geleid tot deze rechtszaak.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de afspraken tussen partijen kwalificeren als een huurovereenkomst, maar dat de wettelijke huurbescherming niet van toepassing is omdat het gebruik naar zijn aard slechts van korte duur was. De kantonrechter oordeelt dat de eisende partij recht heeft op ontruiming, aangezien de gedaagde partij niet binnen de afgesproken termijn heeft gehandeld. De kantonrechter wijst de vordering tot ontruiming toe en stelt de ontruimingstermijn op twee maanden na betekening van het vonnis. De vordering tot schadevergoeding van de eisende partij wordt afgewezen, omdat niet is aangetoond dat er hogere huurinkomsten zijn misgelopen. De gedaagde partij wordt in de proceskosten veroordeeld.