ECLI:NL:RBGEL:2021:7338

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 oktober 2021
Publicatiedatum
25 april 2022
Zaaknummer
9104209 \ CV EXPL 21-847
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit bij levering van paraplu’s en de gevolgen voor de overeenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter te Nijmegen uitspraak gedaan in een geschil tussen een eenmanszaak en een besloten vennootschap over de levering van paraplu’s. De eisende partij, een eenmanszaak, had in 2012 bij de gedaagde partij, een onderneming die zich bezighoudt met de in- en verkoop van promotieartikelen, 2.000 paraplu’s besteld. In 2020 heeft de eisende partij opnieuw paraplu’s besteld, maar deze voldeden niet aan de verwachtingen die waren gebaseerd op de eerdere levering. De eisende partij vorderde een verklaring voor recht dat de overeenkomst rechtsgeldig gedeeltelijk was ontbonden en eiste een schadevergoeding van € 4.763,14. De gedaagde partij betwistte de vordering en voerde aan dat de eisende partij te laat had gereclameerd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de geleverde paraplu’s afweken van de paraplu’s uit 2012, maar dat de eisende partij akkoord was gegaan met een sample dat niet exact overeenkwam met de eerdere levering. De rechter oordeelde dat de eisende partij niet kon stellen dat de geleverde paraplu’s niet aan de overeenkomst voldeden, omdat er geen expliciete afspraken waren gemaakt over de exacte specificaties. De vordering van de eisende partij werd afgewezen, terwijl de reconventionele vordering van de gedaagde partij tot betaling van het restantbedrag van € 555,39 werd toegewezen, met wettelijke handelsrente.

De kantonrechter heeft de eisende partij in de proceskosten veroordeeld, zowel in conventie als in reconventie. Dit vonnis benadrukt het belang van duidelijke afspraken en specificaties in overeenkomsten, vooral bij de levering van goederen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 9104209 \ CV EXPL 21-847 \ 50749
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
[eisende partij]
wonende te [woonplaats]
eisende partij in conventie
verwerende partij in reconventie
gemachtigde Alkema - Vloet - Kuijpers Gerechtsdeurwaarders
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde partij]
gevestigd te [vestigingsplaats]
gedaagde partij in conventie
eisende partij in reconventie
gemachtigde mr. G. van der Wende
Partijen worden hierna [eisende partij] en [gedaagde partij] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 april 2021 en de daarin genoemde processtukken;
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties;
- de mondelinge behandeling van 20 juli 2021.

2.De feiten

2.1.
[eisende partij] drijft een eenmanszaak genaamd [eenmanszaak] .
2.2.
[gedaagde partij] is een onderneming die zich onder meer bezig houdt met de in- en verkoop van promotieartikelen.
2.3.
In april 2012 heeft [eisende partij] bij [gedaagde partij] 2.000 paraplu’s besteld, bedrukt met het logo van [bedrijf sub a] , een opdrachtgever van [eisende partij] . [gedaagde partij] heeft de paraplu’s ingekocht in China en aan [eisende partij] geleverd.
2.4.
Op 18 februari 2020 heeft [gedaagde partij] op verzoek van [eisende partij] een offerte gestuurd voor de levering van 1.250 paraplu’s. Het ging deze keer om 750 stuks met het logo van [bedrijf sub a] en 500 stuks met het logo van een andere opdrachtgever van [eisende partij] , [bedrijf sub b] .
2.5.
Op 22 april 2020 heeft de heer [eigenaar] van [gedaagde partij] een sample van een paraplu aan [eisende partij] getoond en heeft [eisende partij] het sample ook daadwerkelijk vastgehouden. [eisende partij] heeft vervolgens akkoord voor productie gegeven.
2.6.
Op 24 augustus 2020 heeft [gedaagde partij] 750 paraplu’s afgeleverd bij [bedrijf sub a] en 500 paraplu’s bij [bedrijf sub b] .
2.7.
Op 27 augustus 2020 heeft [gedaagde partij] aan [eisende partij] een factuur toegezonden van een bedrag van € 6.428,13 inclusief btw.
2.8.
Per e-mail van 7 september 2020 heeft [eisende partij] aan [gedaagde partij] geschreven:
Daarnaast heb ik de paraplu’s van nu en die van 8 jaar geleden vergeleken met elkaar omdat ze ook met dezelfde specs zouden worden uitgevoerd.
Schetst mijn verbazing dat datgene wat nu geleverd is met een balijnen stok is uitgevoerd van 10 mm en de vorige keer van 14 mm.
Dat zie je dan verder ook terugkomen in het mechanisme wat nu veel minder robuust is.
2.9.
Op 21 september 2020 ontving [gedaagde partij] van [eenmanszaak] een deelbetaling van € 5.872,74. Een bedrag van € 555,39 heeft [eisende partij] onbetaald gelaten. Dat bedrag was gelijk aan het bedrag behorend bij het aantal paraplu’s dat volgens [eisende partij] te weinig was geleverd. Op 29 september 2020 zijn de betreffende paraplu’s bij [bedrijf sub b] gevonden.
2.10.
Bij brief van 21 oktober 2020 heeft [eisende partij] aan [gedaagde partij] geschreven niet tot betaling van het restantbedrag te zullen overgaan vanwege de verschillen tussen de paraplu’s uit 2012 en de geleverde paraplu’s.

3.De vordering en het verweer in conventie

3.1.
[eisende partij] vordert een verklaring voor recht dat [eisende partij] de overeenkomst rechtsgeldig gedeeltelijk heeft ontbonden. Verder vordert [eisende partij] dat [gedaagde partij] , uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling van € 4.763,14, te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom van € 4.201,42 vanaf 5 maart 2021 totdat alles betaald is, met veroordeling van [gedaagde partij] in de kosten van de procedure.
3.2.
Aan de vordering legt [eisende partij] het volgende ten grondslag. De paraplu’s die [eisende partij] bij [gedaagde partij] heeft gekocht, beantwoorden niet aan de overeenkomst, omdat deze niet exact gelijk zijn aan de in 2012 door [eisende partij] van [gedaagde partij] gekochte paraplu’s. Daarmee is [gedaagde partij] tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen. Die tekortkoming geeft [eisende partij] het recht de overeenkomst te ontbinden. Voor zover de overeenkomst ziet op de paraplu’s voor [bedrijf sub a] heeft [eisende partij] de overeenkomst rechtsgeldig geheel ontbonden. Voor zover de overeenkomst ziet op de paraplu’s voor [bedrijf sub b] heeft [eisende partij] de overeenkomst rechtsgeldig gedeeltelijk ontbonden, namelijk voor 35%. Voor [gedaagde partij] is een verbintenis tot ongedaanmaking ontstaan op grond waarvan [gedaagde partij] gehouden is het reeds door [eisende partij] betaalde bedrag terug te betalen, zijnde een hoofdsom van: € 3.856,88 (bedrag inzake [bedrijf sub a] ) + € 899,93 (35% van het bedrag inzake [bedrijf sub b] ) -/- € 555,39 (restant factuurbedrag) = € 4.201,42.
3.3.
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten. [gedaagde partij] betwist dat partijen zijn overeengekomen dat de paraplu’s exact gelijk zijn aan de in 2012 gekochte paraplu’s.
3.4.
[gedaagde partij] voert verder het volgende aan als verweer. Op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden van [gedaagde partij] had [eisende partij] binnen acht dagen moeten reclameren. De paraplu’s zijn op 24 augustus 2020 bij de opdrachtgevers van [eisende partij] afgeleverd en op 7 september 2020 heeft [gedaagde partij] de klacht over de paraplu’s ontvangen. [eisende partij] heeft dus te laat geklaagd.

4.De vordering en het verweer in reconventie

4.1.
[gedaagde partij] vordert dat [eisende partij] , uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling van € 555,39, te vermeerderen met de contractuele rente althans de wettelijke handelsrente over de hoofdsom vanaf de vervaldatum van de factuur tot aan de dag van algehele voldoening, te vermeerderen met een bedrag van € 83,81 aan buitengerechtelijke kosten, met veroordeling van [eisende partij] in de kosten van de procedure.
4.2.
Aan de vordering legt [gedaagde partij] ten grondslag dat [eisende partij] op grond van de overeenkomst verplicht is het restantbedrag te voldoen.
4.3.
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten. [eisende partij] betwist het restantbedrag aan [gedaagde partij] verschuldigd te zijn, omdat [eisende partij] de overeenkomst rechtsgeldig gedeeltelijk heeft ontbonden en [eisende partij] daarmee van zijn verbintenis tot betaling van het restantbedrag is bevrijd.

5.De beoordeling van het geschil in conventie en in reconventie

5.1.
Omdat de vorderingen in conventie en in reconventie nauw met elkaar samenhangen, bespreekt de kantonrechter deze gezamenlijk.
5.2.
Partijen zijn het erover eens dat de geleverde paraplu’s afwijken van de paraplu’s uit 2012. Zo hebben de op 24 augustus 2020 geleverde paraplu’s een dunnere stok en zijn ze van lichter gewicht. [eisende partij] stelt dat de paraplu’s daarmee niet aan de overeenkomst beantwoorden. [gedaagde partij] betwist dit.
5.3.
Een afgeleverde zaak beantwoordt niet aan de overeenkomst indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten (artikel 7:17 lid 2 BW). Is aan de koper een model getoond of verstrekt, dan moet de zaak daarmee overeenstemmen, tenzij het slechts bij wijze van aanduiding werd verstrekt zonder dat de zaak daaraan hoefde te beantwoorden (artikel 7:17 lid 4 BW).
5.4.
De kantonrechter stelt voorop dat in de offerte van 18 februari 2020 niet is opgenomen dat de paraplu’s exact gelijk zijn aan de paraplu’s uit 2012. In de overeenkomst staan evenmin eigenschappen vermeld waarvan [eisende partij] thans stelt dat de paraplu’s die zouden moeten bezitten, zoals een bepaalde dikte van de stok of een bepaald gewicht.
5.5.
[gedaagde partij] heeft wel bevestigd dat [eisende partij] haar heeft gevraagd naar dezelfde paraplu’s als die uit 2012. Daarop heeft zij een exemplaar uit 2012 naar China gezonden om te onderzoeken welke modellen daar beschikbaar zijn. Vaststaat dat [eisende partij] daarna het op 22 april 2020 getoonde sample, waarvan vaststaat – en dat heeft de kantonrechter ook zelf waargenomen – dat in ieder geval het handvat en de punt evident afweken van het exemplaar uit 2012, heeft geaccordeerd. Daarna zijn de paraplu’s geproduceerd.
5.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan dit akkoord van [eisende partij] niet anders worden opgevat dan een instemming met de productie van 750 respectievelijk 500 paraplu’s conform dat sample.
5.7.
Dat [eisende partij] op 22 april 2020 bij het beoordelen van het sample niet de paraplu uit 2012 bij zich had, komt voor rekening van [eisende partij] en leidt niet tot een ander oordeel.
5.8.
Ook is de kantonrechter overigens niet gebleken van gebreken aan de geleverde paraplu’s die normaal gebruik ervan in de weg zouden staan. Daartoe is door [eisende partij] onvoldoende gesteld.
5.9.
De geleverde paraplu’s voldoen dus aan de overeenkomst. [eisende partij] is gehouden de daarvoor afgesproken prijs te voldoen.
5.10.
Voor zover [eisende partij] in het lichaam van de dagvaarding een beroep op dwaling heeft gedaan, wordt dit verworpen, nu daaraan geen rechtsgevolg is verbonden. Een beroep op dwaling zou bovendien afstuiten op het feit dat [eisende partij] voorafgaand aan productie het sample heeft gezien en vastgehouden en met het sample uitdrukkelijk heeft ingestemd. Er bestond naar het oordeel van de kantonrechter onder die omstandigheden voor [gedaagde partij] niet een mededelingsplicht als bedoeld in artikel 6:228 lid 1 onder b BW.
5.11.
De kantonrechter zal de vorderingen van [eisende partij] daarom afwijzen. Overige stellingen en weren leiden niet tot een ander oordeel en behoeven dan ook geen nadere bespreking.
5.12.
De vordering in reconventie van [gedaagde partij] zal de kantonrechter toewijzen, evenwel met afwijzing van de gevorderde contractuele rente. Weliswaar heeft [gedaagde partij] aangevoerd dat de algemene voorwaarden op de achterzijde van de orderbevestiging zijn geprint, maar nu [eisende partij] heeft aangevoerd dat zij de offerte per mail heeft gekregen, is niet komen vast te staan dat deze van toepassing zijn. De kantonrechter zal dan ook de subsidiair gevorderde wettelijke handelsrente toewijzen.
5.13.
De door [gedaagde partij] gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal de kantonrechter afwijzen. [gedaagde partij] heeft onvoldoende gesteld en onderbouwd dat er meer buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht dan de werkzaamheden waarvoor een proceskostenveroordeling een vergoeding pleegt in te sluiten.
5.14.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal de kantonrechter [eisende partij] in de proceskosten in conventie en in reconventie veroordelen.

6.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen af;
6.2.
veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde partij] tot op heden begroot op € 498,00 (2 punten x tarief € 249,00) aan salaris van de gemachtigde;
6.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
6.4.
veroordeelt [eisende partij] tot betaling aan [gedaagde partij] van € 555,39, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over de hoofdsom vanaf de vervaldatum van de factuur tot aan de dag van algehele voldoening;
6.5.
veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde partij] tot op heden begroot op € 124,00 aan salaris van de gemachtigde;
6.6.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. G. Hilberink en in het openbaar uitgesproken op