ECLI:NL:RBGEL:2021:733

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 februari 2021
Publicatiedatum
15 februari 2021
Zaaknummer
05/112870-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling bedreiging premier via Twitter en vrijspraak bedreiging Koning

Op 12 februari 2021 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging van premier Mark Rutte en Koning Willem-Alexander via Twitter. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de bedreiging van de Koning, omdat de bedreiging niet aan hem gericht was. De rechtbank concludeerde dat de uitlatingen in de tweet niet voldoende waren om te concluderen dat de Koning daadwerkelijk bedreigd was. De bedreiging aan het adres van premier Rutte werd echter wel bewezen geacht. De verdachte had op 23 april 2020 een tweet geplaatst waarin hij de premier bedreigde met de woorden dat hij 'voor maandag ochtend dood 100%' zou zijn. De rechtbank oordeelde dat deze uitlatingen een reële vrees voor de premier konden oproepen, wat leidde tot een veroordeling voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 45 dagen, met aftrek van het voorarrest, en er werd een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd in de vorm van een contactverbod met de premier voor de duur van drie jaar. De rechtbank hield rekening met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, zoals vastgesteld in een psychologisch rapport.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/112870-20
Datum uitspraak : 12 februari 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1970 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsvrouw: mr. M.M.C. Glismeijer, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 15 juli 2020, 25 september 2020 en 29 januari 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 april 2020 te Nijmegen en/of Den Haag,
[slachtoffer 1] , Koning der Nederlanden, heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door een bericht op Twitter te plaatsen met de tekst:
- “ DE ILIGALE PEDOFIEL [slachtoffer 1] HEB IK IN JULI AL GETWEET DAT ZIJN TIJD ERAAN KOMT EN NU IS HET JOU TIJD JIJ FIETS NOOIT MEER DOOR DEN HAAG VANAF MAANDAG 100% DUS WEES VERSTANDIG EN GEEF JE AAN WANT JULLIE BIL GATES WETEN KOMEN NOOIT”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 22 april 2020 te Nijmegen en/of Den Haag, althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1] , Koning der Nederlanden, te bedreigen
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, opzettelijk dreigend
een bericht op Twitter heeft geplaatst met de volgende tekst:
- “ DE ILIGALE PEDOFIEL [slachtoffer 1] HEB IK IN JULI AL GETWEET DAT ZIJN TIJD ERAAN KOMT EN NU IS HET JOU TIJD JIJ FIETS NOOIT MEER DOOR DEN HAAG VANAF MAANDAG 100% DUS WEES VERSTANDIG EN GEEF JE AAN WANT JULLIE BIL GATES WETEN KOMEN NOOIT”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat misdrijf nooit is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 23 april 2020 te Nijmegen en/of Den Haag
[slachtoffer 2] (premier van Nederland) heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door een bericht op Twitter te plaatsen met de tekst:
“ [slachtoffer 2] is v voor maandag ochtend dood 100% en NIEMAND zal er voor worden veroordeeld want deze man plaagt genocide samen met Ik n billwmlilleetjw nu gates die ook al en zoals het vaticaan en onze incest familie die zich al 100 jaar iligaal op de wereld door spa homatistoache mach”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde feit. Hiertoe heeft hij, kortgezegd, aangevoerd dat bij de Koning in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij gedood zou worden of dat hij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integraal vrijspraak bepleit, omdat de uitlatingen de Koning niet hebben bereikt en er geen sprake is van opzet.
Beoordeling door de rechtbank
Vrijspraak bedreiging Koning [slachtoffer 1]
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het primair en subsidiair tenlastegelegde, nu zij van oordeel is dat de bedreiging niet aan Koning [slachtoffer 1] is gericht. In de tweet van 22 april 2020 staat het volgende: “De illegale pedofiel [slachtoffer 1] heb ik in juli al getweet dat zijn tijd eraan komt en nu is het jou tijd (..)”. Uit deze zinssnede leidt de rechtbank af dat dit bericht op twitter aldus aan een ander persoon dan Koning [slachtoffer 1] is gericht. Nu in de tenlastelegging de bedreiging van de Koning is opgenomen, zal verdachte hiervan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit, omdat bij de bedreigde in redelijkheid geen vrees heeft kunnen ontstaan en er geen sprake is van opzet.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [aangever] , beveiligingsautoriteit bij het ministerie van Algemene Zaken, heeft na machtiging door premier [slachtoffer 2] namens hem aangifte gedaan van bedreiging. [2] Aangever verwijst daarbij naar een tweet van account @ [verdachte] van 23 april 2020. De inhoud luidt als antwoord op @ [naam 1] : “
[slachtoffer 2] is v voor maandag ochtend dood 100% en NIEMAND zal er voor worden veroordeeld want deze man plaagt genocide samen met Ik n billwmlilleetjw nu gates die ook al en zoals het vaticaan en onze incest familie die zich al 100 jaar iligaal op de wereld door spa homatistoache mach”. Aangever heeft het Twitterprofiel bekeken en zag dat op de coverfoto een persoon met een vuurwapen tegen zijn hoofd stond afgebeeld. Aangever heeft premier [slachtoffer 2] in kennis gesteld van de inhoud van de tweet. De premier voelt zich door de inhoud van de tweet ernstig bedreigd en wenst hiervan aangifte te doen. Het feit dat deze persoon, blijkens de coverfoto op zijn profiel, kennelijk in het bezit is van een vuurwapen, maakt de dreiging die vanuit dit bericht gaat nog ernstiger voor hem. [3] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij dit bericht op twitter heeft geplaatst en dat hij de persoon is op de betreffende coverfoto. [4]
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. Uit het bovenstaande blijkt dat [slachtoffer 2] op de hoogte is geraakt van de uitlatingen van verdachte en hij zich bedreigd voelde. De rechtbank is van oordeel dat de bedreiging van dien aard is dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen. De tekst luidt namelijk dat hij voor maandagochtend 100 procent dood is. Daarnaast heeft verdachte door deze tekst op een openbaar twitter account te plaatsen en daarin ook [naam 1] te taggen, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de bedreigde van deze uitlatingen op de hoogte zou raken.
De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat de aard van de ten laste gelegde uitlatingen van de verdachte in de gegeven omstandigheden een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht van premier [slachtoffer 2] opleveren. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het
onder feit 2tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks23 april 2020 te Nijmegen
en/of Den Haag
[slachtoffer 2] (premier van Nederland) heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling,
door een bericht op Twitter te plaatsen met de tekst:
“ [slachtoffer 2] is v voor maandag ochtend dood 100% en NIEMAND zal er voor worden veroordeeld want deze man plaagt genocide samen met Ik n billwmlilleetjw nu gates die ook al en zoals het vaticaan en onze incest familie die zich al 100 jaar iligaal op de wereld door spa homatistoache mach”
, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert
ten aanzien van feit 2op:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar ten aanzien van de tenlastegelegde feiten en heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 264 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Hij heeft gevorderd dat aan het voorwaardelijke strafdeel de volgende bijzondere voorwaarden worden verbonden: meldplicht reclassering, ambulante behandeling Kairos/ForFact team of soortgelijke instelling, direct- en indirect contactverbod met de Koning en premier [slachtoffer 2] en een locatieverbod voor Den Haag. Voorts vordert hij oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v Sv inhoudende het voorgaande contact- en locatieverbod waarbij voor iedere overtreding 1 week vervangende hechtenis op wordt gelegd. De officier van justitie heeft verzocht deze bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat aan verdachte een straf dient te worden opgelegd die lager is dan het reeds ondergane voorarrest. De raadsvrouw heeft daarbij verzocht in straf verminderde zin rekening te houden met de LOVS-richtlijnen, het feit dat het met verdachte ten tijde van het tenlastegelegde niet goed ging, verdachte sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis op de goede weg is, sprake is van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek ex artikel 359a Sv met betrekking tot de inzet van het arrestatieteam en er gegevens zijn verloren gegaan door het onderzoek aan zijn inbeslaggenomen telefoon. Voorts heeft de raadsvrouw verzocht, indien de rechtbank in raadkamer tot vrijspraak zou komen, de voorlopige hechtenis reeds op te heffen.
De beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van het vormverzuim
Ter zitting heeft de officier van justitie toegelicht dat de bevoegdheid van de hoofdofficier van justitie tot het inzetten van het arrestatieteam is gemandateerd aan twee rechercheofficieren, waaronder rechercheofficier mr. [naam 2] . Uit het proces-verbaal van aanhouding blijkt dat de aanhouding onder leiding van voornoemde [naam 2] heeft plaatsgevonden. [5]
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet de machtiging tot inzet van het arrestatieteam bij de aanhouding van verdachte aan de daarvoor geldende regels. Voorts acht de rechtbank het niet onbegrijpelijk dat de politie de aanhouding als risicovol heeft aangemerkt, gelet op de omstandigheid dat verdachte volgens de coverfoto van zijn Twitterprofiel over een vuurwapen leek te beschikken. Op grond van het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een vormverzuim, zodat artikel 359a Sv geen toepassing vindt.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een bedreiging van premier [slachtoffer 2] via een bericht op Twitter. Bedreiging van volksvertegenwoordigers vormt een aantasting van onze democratie. Ambtsdragers moeten hun taken kunnen uitvoeren zonder te hoeven vrezen voor hun persoonlijke veiligheid. Extra laakbaar is dat hij de minister-president van Nederland heeft bedreigd, kennelijk in verband met diens uitoefening van zijn publieke functie.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor bedreiging. De rechtbank vindt daarom een gevangenisstraf de juiste strafmodaliteit.
Als strafverminderende omstandigheid weegt de rechtbank het omtrent verdachte opgemaakte psychologische rapport van 24 november 2020 mee. In dit rapport komt de deskundige tot de conclusie dat het bewezen verklaarde feit verdachte in een verminderde mate toe is te rekenen. De rechtbank neemt deze conclusie over.
De rechtbank ziet gelet op het bovenstaande en het feit dat de rechtbank in tegenstelling tot het standpunt van de officier van justitie verdachte van het onder feit 1 tenlastegelegde heeft vrijgesproken, geen ruimte meer voor een voorwaardelijk strafdeel. Bovendien acht de rechtbank een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden niet zinvol. De officier van justitie heeft weliswaar aangegeven dat bijzondere voorwaarden nodig zijn om de kans op herhaling tot een aanvaardbaar niveau te verlagen, maar verdachte heeft ter terechtzitting duidelijk gemaakt dat hij zich niet aan enige bijzondere voorwaarde zal houden. De rechtbank zal dan ook aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 45 dagen met aftrek van het voorarrest.
De rechtbank acht, gelet op het recidivegevaar, een contactverbod met premier [slachtoffer 2] wel op zijn plaats. De rechtbank zal dit verbod - conform de eis van de officier van justitie - opleggen in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel voor de duur van drie jaren met een vervangende hechtenis van één week voor elke keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan. De rechtbank ziet tevens aanleiding om te bevelen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is, nu naar het oordeel van de rechtbank uit de psychologische rapportage en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt van het lichaam van aangever [slachtoffer 2] .

8.De beoordeling van het beslag

De rechtbank beslist dat de in beslag genomen mobiele telefoon van het merk [naam 3] die aan verdachte toebehoort en met betrekking tot welke het feit is begaan, verbeurd wordt verklaard. Nu de rechtbank deze mobiele telefoon verbeurd heeft verklaard, is met het verlies van gegevens door onderzoek aan de telefoon zoals door de verdediging is verzocht, niet in strafverminderende zin rekening gehouden.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 33, 33a, 38v, 38w en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte het overige ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van
vijfenveertig (45)dagen;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op, inhoudende dat veroordeelde voor de duur van drie jaren op geen enkele wijze –direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 2] ;
 beveelt dat vervangende hechtenis van één week wordt toegepast voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
 beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
 heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis;
 verklaart verbeurd de mobiele telefoon van het merk [naam 3] .
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. van Leeuwen (voorzitter), mr. W. Bruins en mr. L.F. Bögemann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Rokette, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 februari 2021.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, onderzoek ON5R020035 caravaggio, gesloten op 4 mei 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Schriftelijke machtiging [slachtoffer 2] aan [aangever] , p. 15B.
3.Proces-verbaal van aangifte [aangever] namens [slachtoffer 2] , p. 13-14.
4.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 januari 2021.
5.Proces-verbaal van aanhouding, p. 37.