ECLI:NL:RBGEL:2021:7296

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 december 2021
Publicatiedatum
9 februari 2022
Zaaknummer
9127908
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervroegde opeising van een kredietovereenkomst en toewijzing van vertragingsvergoeding

In deze zaak heeft de coöperatieve vereniging met uitgesloten aansprakelijkheid Coöperatieve Rabobank U.A. (hierna: Rabobank) een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die in persoon procedeerde. De vordering betreft een bedrag van € 644,03, dat Rabobank van de gedaagde vordert op basis van een kredietovereenkomst. De procedure is gestart met een dagvaarding op 24 maart 2021, waarna de gedaagde in gebreke is gesteld voor het niet voldoen aan zijn betalingsverplichtingen. Rabobank heeft de gehele nog openstaande kredietsom opgeëist, omdat de gedaagde niet tijdig aan zijn verplichtingen heeft voldaan.

De kantonrechter heeft de vordering getoetst aan de dwingende bepalingen van het Europees consumentenrecht, aangezien het hier gaat om een kredietovereenkomst tussen een consument en een kredietgever. De overeenkomst is gesloten tussen de gedaagde en Rabobank en betreft een doorlopend krediet onder de productnaam Rabo Studenten Roodstaan. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde in gebreke is gesteld en dat de vordering van Rabobank niet in strijd is met de dwingende bepalingen van het consumentenrecht.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van Rabobank toewijsbaar is, omdat de gedaagde geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld om aan Rabobank te betalen het gevorderde bedrag van € 644,03, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 24 maart 2021. Daarnaast is de gedaagde in de proceskosten veroordeeld, die zijn begroot op een totaal van € 739,22. Het vonnis is uitgesproken op 29 december 2021.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 9127908 \ CV EXPL 21-2643 \ 676 \ 44356
uitspraak van 29 december 2021
vonnis
in de zaak van
de coöperatieve vereniging met uitgesloten aansprakelijkheid
Coöperatieve Rabobank U.A.
gevestigd te Amsterdam
eisende partij
gemachtigde Syncasso Gerechtsdeurwaarders B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
procederend in persoon
Partijen worden hierna Rabobank en [gedaagde] genoemd.

29.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 24 maart 2021 met producties;
- de e-mail van [gedaagde] van 6 april 2021.
1.2.
Daarna is vonnis bepaald.

2.Het geschil en de beoordeling daarvan

2.1.
Rabobank vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om aan Rabobank te betalen een bedrag van € 644,03, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 maart 2021, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.2.
Rabobank legt aan haar vorderingen ten grondslag dat tussen partijen een kredietovereenkomst heeft bestaan. [gedaagde] heeft, ondanks daartoe in gebreke te zijn gesteld, nagelaten tijdig aan zijn betalingsverplichtingen uit hoofde van deze kredietovereenkomst te voldoen, waardoor Rabobank de gehele nog openstaande kredietsom heeft opgeëist.
Europees consumentenrecht
2.3.
Omdat het hier een kredietovereenkomst tussen [gedaagde] (een consument) en Rabobank (een kredietgever die handelt in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf) betreft, zal eerst de vordering ambtshalve worden getoetst aan de dwingende bepalingen van het Europees consumentenrecht. Daaromtrent wordt het volgende overwogen.
2.4.
De onderhavige overeenkomst is gesloten op of na 25 mei 2011 en voor 1 januari 2017. Deze overeenkomst vormt een krediettransactie als bedoeld in de zin van artikel 1 van de Wet op het consumentenkrediet zoals die gold van 25 mei 2011 tot 1 januari 2017 (hierna: WCK nieuw) en valt niet buiten het toepassingsbereik van de WCK nieuw. Daarnaast betreft het een kredietovereenkomst in de zin van artikel 7:57 lid 1 BW. Daarmee zijn ook de bepalingen van titel 2A van boek 7 BW zoals deze gold van 25 mei 2011 tot 1 januari 2017 (hierna: WCK nieuw) van toepassing, nu de overeenkomst niet valt onder één van de bepalingen die de toepasselijkheid van die titel uitsluiten. De kantonrechter moet daarom (zo nodig ambtshalve, dat wil zeggen ook zonder dat [gedaagde] daar een beroep op heeft gedaan) beoordelen of voldaan is aan dwingendrechtelijke bepalingen die gelden ten aanzien van een krediettransactie als bedoeld in artikel 1 WCK nieuw en aan kredietovereenkomst als bedoeld in artikel 7:57 lid 1 BW.
2.5.
Partijen zijn een doorlopend krediet onder de productnaam Rabo Studenten Roodstaan tot een bedrag van maximaal € 1.000,00 overeengekomen. Het te betalen maandbedrag bedraagt € 20,00. De overeengekomen kredietvergoeding bedraagt 8,2% effectief per jaar.
2.6.
Op de kredietovereenkomst zijn de “Bijzondere Voorwaarden voor het Rabo StudentenPakket 2010” (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing. In de voorwaarden staat het volgende:
19 Wat gebeurt er als een maandtermijn niet wordt betaald?
Betaalt u één maandtermijn meer dan twee maanden net? Dan stellen wij u in gebreke door u te vragen deze maandtermijn vóór een bepaalde datum te betalen. Betaalt u dan nog niet? Dan is het gebruikte krediet onmiddellijk opeisbaar. Dat betekent dat u het gebruikte krediet meteen en in één keer aan ons moet terugbetalen. Ook kan het betekenen dat u extra kosten moet betalen. Als u niet op tijd betaalt, dan melden wij dit bij het BKR in Tiel.
(…)

25.Vertragingsrente

Moet u ons een bedrag betalen? En bent u daar te laat mee? Dan kunnen wij vertragingsrente in rekening brengen. Wij bepalen vanaf wanneer u vertragingsrente moet betalen. De vertragingsrente is variabel. Wij kunnen deze wijzigen. De hoogte van de vertragingsrente kan hoger zijn dan de hoogte van de debetrente.”

2.7.
Rabobank heeft [gedaagde] bij brief van onder meer 1 november 2017 wegens een betalingsachterstand in gebreke gesteld en daarbij het volgende aangezegd:
“Wij stellen u moet deze brief in gebreke en vragen u dringend om het achterstallige bedrag alsnog op uw betaalrekening bij te schrijven of het volledige debetsaldo aan te zuiveren. Als het hiervoor genoemde bedrag niet voor de 15e van deze maand op uw rekening is bijgeschreven, behouden wij ons het recht voor het krediet te beëindigen en het volledige debetsaldo in één keer op te eisen. Dit betekent dat het totale kredietbedrag dat u heeft opgenomen inclusief de door u verschuldigde rente zal worden teruggevorderd. Heeft u vorige maand gebruik gemaakt van uw krediet, vergeet dan niet ook het termijnbedrag van€ 20,00 voor deze maand te voldoen.”
2.8.
Vervolgens heeft Rabobank bij brief van 1 december 2017 aan [gedaagde] de opeising van het krediet aangezegd indien niet alsnog tot betaling van de achterstand wordt overgegaan. Voor zover hier van belang, is in deze brief het volgende opgenomen:
“Is het genoemde bedrag niet uiterlijk vóór de 15e van de maand op uw rekening bijgeschreven, dan wordt op grond van de voorwaarden uw Krediet op Betaalrekening met onmiddellijke ingang beëindigd. Het door u opgenomen kredietbedrag wordt dan inclusief de door u verschuldigde rente onmiddellijk en volledig opgeëist. Daartoe zullen zonder nadere aankondigingen rechtsmaatregelen genomen worden. In dat geval moet u rekening houden met een veroordeling tot het betalen van hoge (proces-)kosten.”
2.9.
De vordering is getoetst aan de dwingende bepalingen van het Europees consumentenrecht. Deze toets leidt niet tot gehele of gedeeltelijke afwijzing van de vordering.
Inhoudelijke beoordeling
2.10.
Rabobank heeft onbetwist gesteld dat de kredietsom op 1 december 2017 € 1.019,03 bedroeg. Vanwege de betaling van in totaal € 375,00 (na 1 december 2017) staat nog een bedrag van € 644,03 open. Door [gedaagde] is geen inhoudelijk verweer gevoerd, zodat de kantonrechter uitgaat van de juistheid van dit bedrag. De kantonrechter wijst dan ook een bedrag van € 644,03 toe. De gevorderde wettelijke rente vanaf 24 maart 2021 tot aan de dag van volledige betaling wordt eveneens toegewezen.
2.11.
[gedaagde] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten, zoals hierna begroot, dragen.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Rabobank te betalen een bedrag van € 644,03, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 maart 2021 tot aan de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van Rabobank begroot op € 108,22 aan dagvaardingskosten, € 507,00 aan griffierecht en € 124,00 aan salaris voor de gemachtigde;
3.3.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. D. Vergunst en in het openbaar uitgesproken op
29 december 2021.