Naar het oordeel van de rechtbank is dit het geval geweest. Dat oordeel berust op het volgende.
Vast staat dat de lading is overgeladen, hoewel dat niet was toegestaan. Mooy heeft niet voorafgaande aan dat overladen hierover contact gehad heeft met Neufra. Aanvankelijk heeft zij aangevoerd dat de lading overgeladen moest worden, omdat de remboosters van de trailer vervangen moesten worden. Bij de mondelinge behandeling heeft zij echter verklaard dat alle transporten altijd in Milsbeek worden overgeladen en dat zij weet dat de overeenkomst verbiedt de lading over te laden, maar dat zij daar anders mee omgaat omdat Neufra in haar overeenkomst wel erg veel voorwaarden heeft opgenomen. Hieruit volgt dat Mooy welbewust in strijd met de instructies de lading heeft overgeladen in een andere trailer.
Het verweer van Mooy dat zij de lading niet kende en dat haar pas na het vervoer bleek dat het om gevoelige en kostbare meetapparatuur ging, wordt verworpen. De lading was onverpakt, zodat met een enkele blik vastgesteld kon worden waaruit zij bestond. Daar komt bij dat de lading niet alleen door de (Oekraïense) chauffeur is gezien bij het inladen in Arnhem, maar bij het overladen bij de vestiging van Mooy in Milsbeek ook door een of meer andere medewerkers van Mooy. Hadden de machines verpakt vervoerd moeten worden, zoals Mooy heeft aangevoerd, dan had dat toen onderkend moeten en kunnen worden en had actie ondernomen moeten worden. Dat geldt temeer gelet op de verklaring van Mooy bij de mondelinge behandeling dat in Milsbeek bleek dat de spanbanden waarmee de lading in Arnhem was vastgezet, waren losgetrild doordat de lading een beetje kon bewegen. Omdat de apparaten op rollen stonden konden ze niet goed worden vastgezet, zo is door Mooy verklaard.
Een en ander had voor Mooy aanleiding moeten zijn met Neufra te overleggen over het verdere vervoer van de lading. Mooy heeft dat echter niet gedaan. In plaats daarvan heeft zij de apparaten overgeladen en verder vervoerd zonder dat de lading was vastgezet aan de trailer. Zoals hiervoor overwogen, werd bij aankomst op de losplaats geconstateerd dat de lading los en beschadigd in de laadruimte stond.
Een verklaring van de chauffeur waaruit zou kunnen blijken dat zich onderweg een (andere) schadeoorzaak heeft voorgedaan, is niet in het geding gebracht.
Overwogen wordt dat door de op rollen staande apparaten niet vast te zetten de kans dat het gevaar van beschadiging zich zal verwezenlijken aanzienlijk groter is dan de kans dat dit niet zal gebeuren. De chauffeur en de met het overladen van de lading belaste medewerker(s) van Mooy moeten zich hiervan bewust zijn geweest, maar dit heeft hen er niet van weerhouden de apparaten te (laten) vervoeren zonder ze goed aan de trailer te bevestigen.
Dit oordeel leidt ertoe dat Mooy niet het recht heeft om zich te beroepen op de bepalingen in het CMR die zijn aansprakelijkheid beperken. De subsidiair gevorderde verklaring voor recht zal daarom ook niet worden gegeven.