ECLI:NL:RBGEL:2021:7254

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 december 2021
Publicatiedatum
11 januari 2022
Zaaknummer
C/05/387833 / HZ ZA 21-161
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van vervoerder voor schade aan lading na overladen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om de aansprakelijkheid van Mooy Forwarding & Logistics B.V. en Mooij Forwarding & Logistics SP Z.O.O. voor schade aan een lading die is overgeladen. De eiseressen, Mooy en Mooij, hebben een transportopdracht gekregen van Neufra Spedition GmbH om goederen van Arnhem naar Berlijn te vervoeren. Tijdens het transport is de lading beschadigd afgeleverd, wat heeft geleid tot een geschil over de aansprakelijkheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de lading niet goed was vastgezet na het overladen, wat de schade heeft veroorzaakt. Mooy heeft geprobeerd zich te beroepen op een beperking van de aansprakelijkheid volgens het CMR-verdrag, maar de rechtbank oordeelde dat Mooy niet het recht had om deze beperking in te roepen, omdat de schade voortkwam uit opzet of schuld van Mooy. De rechtbank heeft de vordering van Neufra toegewezen en Mooy veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding van € 29.800,00, evenals de kosten van de procedure. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de eiseressen in conventie niet aansprakelijk zijn voor de schade die door Kema, IPH of M-B is geleden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/387833 / HZ ZA 21-161
Vonnis van 22 december 2021
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MOOY FORWARDING & LOGISTICS B.V.,
gevestigd te Milsbeek,
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht
MOOIJ FORWARDING & LOGISTICS SP Z.O.O.,
gevestigd te Legnica, Polen
eiseressen in conventie,
gedaagden in reconventie,
advocaten mrs. L.R. van Hee en W.C.P.A. van den Nouland, beiden te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KEMA B.V.,
gevestigd te Arnhem,
gedaagde,
niet verschenen,
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht,
NEUFRA SPEDITIONS GMBH,
gevestigd te Neuss, Duitsland,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. W.M. van Rossenberg te Rotterdam,
3. de rechtspersoon naar buitenlands recht
IPH INSTITUT “PRÜFFELD FÜR ELEKTRISCHE HOCHLEISTUNGSTECHNIK” GMBH,
gevestigd te Berlijn, Duitsland,
gedaagde,
niet verschenen,
4. de rechtspersoon naar buitenlands recht
M-B LOGISTIK SERVICE BEHREND&WALTMANN GMBH,
gevestigd te Berlijn, Duitsland
gedaagde,
niet verschenen.
De verschenen partijen zullen hierna Mooy en Neufra genoemd worden. Eiseressen zullen afzonderlijk Mooy B.V. en Mooij Polen worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 20 oktober 2021
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 22 november 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Neufra heeft omstreeks 12 juni 2020 van gedaagde sub 4 in conventie, hierna ook
M-B, de opdracht gekregen een Wasseraufbereitungsanlage en twee Wasserendverschlüsse, hierna ook de lading, te vervoeren van de locatie van gedaagde sub 1 in conventie, hierna ook Kema, te Arnhem naar de locatie van gedaagde sub 3 in conventie, hierna ook IPH, te Berlijn. Neufra heeft op haar beurt op 12 juni 2020 aan Mooy B.V. opdracht voor dit transport gegeven. Mooy B.V. heeft deze opdracht geaccepteerd en op haar beurt Mooij Polen opgedragen het transport te verzorgen.
2.2.
Artikel 3 van de opdracht van Neufra aan Mooy B.V. luidt:
“Unterfrachtführer
Der AN ist nicht berechtigt, Aufträge an Unterfrachtführer weiterzugeben, es sei denn Neufra erteilt hierzu die schriftliche Zustimmung.”
Artikel 4 luidt, voor zover hier van belang:
“Auftragsabwicklung
Umladung is untersagt, es sei denn, sie wird oben ausdrücklich gestattet. (…)”
2.3.
Volgens vrachtbrief nummer 43580820 zijn op 12 juni 2020 bij Kema te Arnhem de Wasserbereitungsanlage en twee Wasser[onleesbaar]anlage in goede staat geladen in de vrachtwagencombinatie bestaande uit de trekker met kenteken BL 6545 C en de trailer met kenteken ON-47-GV. Volgens de vrachtbrief is de transporteur Mooij Polen en is de lading op 15 juni 2020 in Berlijn afgeleverd door een trailer met het kenteken OR-51-VS. Bij aankomst van de lading in Berlijn is op de vrachtbrief genoteerd:
“Empfängerdetails: - Ware beschädigt angeliefert
  • Ware ungeschort angeliefert
  • Ware wurde vermutlich umgeladen
  • Hafftungsanspruch wird geltend gemacht
Consigneedetails:
  • Shipment was damaged delivered.
  • Shipment might have been reloaded.
  • Liability claim is asserted
  • Shipment was not secured”
2.4.
Op 19 juni 2020 is Mooy B.V. namens Neufra aangesproken voor de schade aan de getransporteerde zaken. Mooy heeft de schade tot een bedrag van € 3.306,22 erkend en bij e-mail van 16 juli 2021 betaling van dit bedrag aangeboden. Zij baseert zich daarbij op het bepaalde in artikel 23 lid 3 van het CMR-verdrag, waarin de aansprakelijkheid van de vervoerder wordt beperkt tot € 8,33 SDR per verloren kilogewicht. Het gewicht van het transport was in totaal 312 kg, aldus het voorstel van Mooy. Neufra heeft dit aanbod niet geaccepteerd.
2.5.
Op 15 februari 2021 is Neufra door M-B voor het Landgericht Berlin, Kammer für Handelssachen in rechte aangesproken tot vergoeding van de schade, door M-B gesteld op een bedrag van € 30.663,50, te vermeerderen met rente van 5 % vanaf 16 juni 2020.
2.6.
Neufra heeft de betaling van facturen van Mooy B.V. voor (andere) verrichte transporten voor een bedrag van € 4.135,00 opgeschort en beroept zich op verrekening.

3.De vordering in conventie

3.1.
Mooy vordert na wijziging van eis dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht verklaart dat
primair, eiseressen, althans een van hen, niet aansprakelijk zijn voor de door gedaagden, althans een of meer van hen, beweerdelijk geleden schade ter zake van de in de dagvaarding genoemde zending,
althans subsidiair, althans een van hen, niet verder aansprakelijk zijn dan tot het bedrag van de CMR-beperking ex artikel 23 CMR van 8,33 SDR per beschadigd kilogram brutogewicht,
Neufra de vrachtpenningen die zij is verschuldigd voor het vervoer van andere zendingen niet mag verrekenen met, en de betaling van die vrachtpenningen niet mag opschorten tot verhaal van, de beweerdelijke geleden schade ter zake van de in de dagvaarding genoemde zending
en Neufra veroordeelt om
4. tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres sub 1 te betalen het bedrag van € 4.135,00, te vermeerderen met de som van de wettelijke handelsrente over de gefactureerde bedragen berekend vanaf de dag volgend op de uiterste dag van betaling van de individuele facturen tot aan de dag deer algehele voldoening
alles met veroordeling van gedaagden, althans een van hen, in de kosten van het geding alsmede in de nakosten.

4.Het verweer in conventie

4.1.
Neufra heeft geconcludeerd dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Mooy niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vorderingen, althans haar deze zal ontzeggen.

5.De vordering in reconventie

5.1.
Neufra vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht verklaart dat Mooy althans Mooy B.V. of Mooij Polen gehouden is aan Neufra te betalen al hetgeen Neufra te dezer zake aan M-B althans aan andere ladingbelanghebbenden verschuldigd mocht blijken te zijn, althans Mooy althans Mooy B.V. of Mooij Polen veroordeelt om ter zake voormeld verschuldigd aan Neufra te betalen schadevergoeding ter hoogte van hetgeen Neufra aan M-B althans aan ladingbelanghebbenden verschuldigd mocht blijken te zijn,
althans Mooy althans Mooy B.V. of Mooij Polen veroordeelt om ter zake voormeld verschuldigd aan Neufra te betalen schadevergoeding nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.

6.Het verweer in reconventie

6.1.
Mooy heeft geconcludeerd dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de reconventionele vorderingen van Neufra jegens Mooij Nederland en Mooij Polen afwijst, met veroordeling van Neufra in de kosten van het geding in reconventie, te voldoen binnen vijf dagen na dagtekening van dit vonnis en indien betaling niet binnen die termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente.

7.De beoordeling

7.1.
Het gaat hier om vervoer van goederen over de weg door middel van voertuigen, waarbij de plaats van inontvangstneming van de goederen en de plaats van aflevering gelegen zijn in verschillende landen. In deze situatie is van toepassing het Verdrag betreffende de Overeenkomst tot internationaal Vervoer van goederen over de weg (CMR).
Artikel 31 CMR bepaalt dat het rechtsgeding onder meer kan worden aangebracht bij het gerecht van het land op het grondgebied van de plaats van in ontvangst neming van de goederen. Omdat de goederen in Arnhem in ontvangst zijn genomen, is de rechtbank Gelderland bevoegd van de zaak kennis te nemen.
in conventie
Wie is aansprakelijk voor de schade?
7.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat de lading beschadigd is afgeleverd bij IPH in Berlijn. Zij verschillen van mening over wie voor die schade aansprakelijk is.
Mooy stelt dat zij niet aansprakelijk is, omdat de lading niet goed verpakt was. Zij heeft aangevoerd dat zij na het vervoer heeft begrepen dat de lading bestond uit meetapparatuur en dat dergelijke apparatuur gevoelig voor beschadiging is, dus daarom goed verpakt moet worden om zonder schade vervoerd te kunnen worden. De apparatuur is echter onverpakt aan haar overhandigd. In die situatie is de vervoerder niet aansprakelijk voor de schade. In het geval zij wel aansprakelijk is voor die schade, is de aansprakelijkheid beperkt tot 8.33 SDR per beschadigd kilogram brutogewicht, aldus Mooy.
Neufra betwist dat de schade is ontstaan doordat de lading niet goed verpakt was. Bij het laden in Arnhem is de apparatuur met minstens vijf spanbanden vastgezet, zodat geen schade kon ontstaan en de lading veilig vervoerd kon worden. De lading is in strijd met de overeenkomst onderweg overgeladen en is toen niet goed vastgezet. Daardoor is de lading gaan schuiven en is de schade ontstaan. Mooy komt volgens Neufra geen beroep op de beperking van de aansprakelijkheid tot een bedrag per kilogram toe.
7.3.
Mooy heeft in de dagvaarding aanvankelijk aangevoerd dat de machine zonder verpakking is overhandigd en dat door het ontbreken van verpakking het gebruik van meer spanbanden tot meer schade aan de machine zou hebben geleid. Bij de mondelinge behandeling van de zaak heeft zij verklaard dat bij aankomst in Milsbeek bleek dat de remboosters van de trailer waarop de zending was geladen vervangen moesten worden. Daar bleek dat de spanbanden waarmee de lading bij de Kema was vastgezet, waren losgetrild. De gebruikte rode spanbanden waren ook niet geschikt voor het transport door Duitsland. Nadat de machines zijn overgeladen, zijn zij volgens Mooy met minstens vijf witte spanbanden vastgezet. Mooy betwist dat de machines niet goed door haar zijn vastgezet, maar zij sluit niet uit dat de spanbanden onderweg naar Berlijn weer iets zijn losgetrild. Op de plaats van bestemming maakt de chauffeur de spanbanden los, zodat gelost kan worden. Op een foto die tijdens het lossen van de lading is gemaakt, is een stapel witte spanbanden te zien, aldus Mooy.
7.4.
Overwogen wordt dat de (overigens eerst bij de mondelinge behandeling ingenomen) stelling van Mooy dat zij de machines na het overladen met spanbanden goed heeft vastgezet, niet valt te rijmen met de opmerkingen op de laadbrief: ungeschort angeliefert/Shipment was not secured en evenmin met het rapport van [betrokkene 1] van 30 juli 2020, opgemaakt in opdracht van de verzekeraar Th. Funk & Sohn GmbH en het rapport van [betrokkene 2] van 11 december 2020, opgemaakt in opdracht van de verzekeraar van Mooy. Beide rapporten betreffen het schadegeval en de rapporteurs hebben gebruik gemaakt van foto’s die zijn gemaakt bij het laden in Arnhem en het lossen in Berlijn. [betrokkene 2] schrijft dat de zending bij het laden was vastgezet aan de trailer met kenteken ON-47-GV “with tensioning and lashing belts”. Bij het lossen stond de lading in het midden van de trailer met kenteken OR 51 VS “without any securing”. [betrokkene 2] concludeert dat de schade is ontstaan “by the insufficient packaging of the consignment in combination with a load securing not suitable for transport after the consignment was reloaded (…)”
[betrokkene 1] schrijft dat op foto 1 te zien is dat direct tegen de “stirnwand” [kop- of achterwand] van de oplegger de Wasseraufbereitungsanlage en aansluitend de beide Wasserendverschlüsse dwars op de rijrichting gestouwd zijn. Op de foto’s zijn minstens vijf spanbanden te identificeren waarmee de onderdelen aan het voertuig gezekerd waren. Op de foto’s in bijlage 5 is te zien dat bij aflevering van de zending in Berlijn de lading niet meer direct tegen de stirnwand stond maar vermoedelijk alleen nog in het voorste ladingsdeel van de oplegger geladen was. Ook is uit deze foto’s te zien dat “keinerlei Sicherung an den Anlagenteilen auf der Fläche des Auflieger vorgenommen worden war (…)”
[betrokkene 1] komt tot de conclusie dat de primaire oorzaak van de schade is “Die fehlende Umsetzung der erforderlichen Ladungssicherung nach der stattgefundenen Umladung (…)”
Mooy heeft hiertegenover haar eerst bij de mondelinge behandeling ingenomen stelling dat na het overladen de lading door haar met spanbanden is vastgezet, onvoldoende onderbouwd met de enkele verklaring van haar Poolse medewerker Kashapov die bij het overladen aanwezig was, dat de non-standaard cargo zoals gebruikelijk met ten minste vijf spanbanden is vastgezet. Ook de verwijzing naar een stapel witte spanbanden op een foto biedt onvoldoende onderbouwing tegenover de vermelding op de vrachtbrief dat de apparaten niet waren vastgemaakt. Dat de foto’s van het lossen pas zouden zijn gemaakt nadat de chauffeur de spanbanden al had losgemaakt en verwijderd, zoals Mooy stelt, komt niet aannemelijk voor.
7.5.
Dit alles leidt tot het oordeel dat de schade is ontstaan doordat de zending na het overladen niet is vastgezet door Mooy. De situatie van artikel 17 lid 4 onder b van het CMR dat er sprake is van schade door het ontbreken of gebrekkigheid van de verpakking bij goederen, die door hun aard aan kwaliteitsverlies of beschadiging zijn blootgesteld, wanneer zij niet of slecht verpakt zijn, doet zich dus niet voor. Mooy is als vervoerder aansprakelijk voor de schade aan de lading en dat betekent dat de primaire gevorderde verklaring voor recht voor wat Neufra betreft niet zal worden gegeven.
Is Mooy slechts beperkt aansprakelijk?
7.6.
Mooy doet een beroep op het bepaalde in artikel 23 CMR. Daarin staat dat in het geval een schadevergoeding voor geheel of gedeeltelijk verlies van de goederen ten laste van de vervoerder wordt gebracht, deze schadevergoeding berekend wordt naar de waarde van de goederen op de plaats en het tijdstip van de inontvangstneming, maar niet meer kan bedragen dan 8.33 rekeneenheden voor elk ontbrekend kilogram brutogewicht.
Vooropgesteld wordt dat dit artikel betrekking heeft op schade door het geheel of gedeeltelijk verlies van goederen.
Nagegaan moet worden of er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 29 CMR. Daarin is bepaald dat de vervoerder niet het recht heeft om zich te beroepen op bepalingen die zijn aansprakelijkheid beperken, indien die schade voortspruit uit zijn opzet of uit schuld zijnerzijds, welke met opzet gelijkgesteld wordt.
Onder zodanige schuld moet worden verstaan een gedrag dat moet worden aangemerkt als roekeloos en met de wetenschap dat schade er waarschijnlijk uit zou voortvloeien; daarvan is slechts sprake wanneer degene die zich aldus gedraagt het aan de gedraging verbonden gevaar kent en zich ervan bewust is dat de kans dat het gevaar zich zal verwezenlijken groter is dan de kans dat dit niet zal gebeuren, maar zich door dit een en ander niet van dit gedrag laat weerhouden.
7.7.
Naar het oordeel van de rechtbank is dit het geval geweest. Dat oordeel berust op het volgende.
Vast staat dat de lading is overgeladen, hoewel dat niet was toegestaan. Mooy heeft niet voorafgaande aan dat overladen hierover contact gehad heeft met Neufra. Aanvankelijk heeft zij aangevoerd dat de lading overgeladen moest worden, omdat de remboosters van de trailer vervangen moesten worden. Bij de mondelinge behandeling heeft zij echter verklaard dat alle transporten altijd in Milsbeek worden overgeladen en dat zij weet dat de overeenkomst verbiedt de lading over te laden, maar dat zij daar anders mee omgaat omdat Neufra in haar overeenkomst wel erg veel voorwaarden heeft opgenomen. Hieruit volgt dat Mooy welbewust in strijd met de instructies de lading heeft overgeladen in een andere trailer.
Het verweer van Mooy dat zij de lading niet kende en dat haar pas na het vervoer bleek dat het om gevoelige en kostbare meetapparatuur ging, wordt verworpen. De lading was onverpakt, zodat met een enkele blik vastgesteld kon worden waaruit zij bestond. Daar komt bij dat de lading niet alleen door de (Oekraïense) chauffeur is gezien bij het inladen in Arnhem, maar bij het overladen bij de vestiging van Mooy in Milsbeek ook door een of meer andere medewerkers van Mooy. Hadden de machines verpakt vervoerd moeten worden, zoals Mooy heeft aangevoerd, dan had dat toen onderkend moeten en kunnen worden en had actie ondernomen moeten worden. Dat geldt temeer gelet op de verklaring van Mooy bij de mondelinge behandeling dat in Milsbeek bleek dat de spanbanden waarmee de lading in Arnhem was vastgezet, waren losgetrild doordat de lading een beetje kon bewegen. Omdat de apparaten op rollen stonden konden ze niet goed worden vastgezet, zo is door Mooy verklaard.
Een en ander had voor Mooy aanleiding moeten zijn met Neufra te overleggen over het verdere vervoer van de lading. Mooy heeft dat echter niet gedaan. In plaats daarvan heeft zij de apparaten overgeladen en verder vervoerd zonder dat de lading was vastgezet aan de trailer. Zoals hiervoor overwogen, werd bij aankomst op de losplaats geconstateerd dat de lading los en beschadigd in de laadruimte stond.
Een verklaring van de chauffeur waaruit zou kunnen blijken dat zich onderweg een (andere) schadeoorzaak heeft voorgedaan, is niet in het geding gebracht.
Overwogen wordt dat door de op rollen staande apparaten niet vast te zetten de kans dat het gevaar van beschadiging zich zal verwezenlijken aanzienlijk groter is dan de kans dat dit niet zal gebeuren. De chauffeur en de met het overladen van de lading belaste medewerker(s) van Mooy moeten zich hiervan bewust zijn geweest, maar dit heeft hen er niet van weerhouden de apparaten te (laten) vervoeren zonder ze goed aan de trailer te bevestigen.
Dit oordeel leidt ertoe dat Mooy niet het recht heeft om zich te beroepen op de bepalingen in het CMR die zijn aansprakelijkheid beperken. De subsidiair gevorderde verklaring voor recht zal daarom ook niet worden gegeven.
Het beroep op verrekening
7.8.
Neufra heeft voor wat betreft de door haar verschuldigde vrachtpenningen een beroep gedaan op verrekening met de door Mooy verschuldigde schadevergoeding. Mooy heeft aangevoerd dat volgens de vrachtbrief op de overeenkomst de Algemene Vervoerscondities (AVC) van toepassing zijn en dat deze condities verrekening uitsluiten. Neufra heeft betwist dat de AVC van toepassing zijn en aangevoerd dat de enkele vermelding AVC op de vrachtbrief onvoldoende is om deze voorwaarden van toepassing te laten zijn.
Neufra kan hierin gevolgd worden. In de opdrachtbevestiging wordt geen melding gemaakt van de toepasselijkheid van deze voorwaarden. Het enkele feit dat de vermelding AVC op de vrachtbrief, waarmee Neufra niets van doen heeft gehad, niet is doorgestreept, kan er niet toe leiden dat deze voorwaarden alsnog van toepassing zijn geworden op de vervoersovereenkomst. Dit betekent dat de door Mooy gevorderde verklaring voor recht dat verrekening niet is toegestaan, niet zal worden gegeven.
7.9.
De vordering Neufra te veroordelen aan Mooy B.V. het bedrag van € 4.135,00 te betalen zal worden toegewezen, met dien verstande dat Neufra bevoegd is dit bedrag te verrekenen met haar hierna te bespreken vordering op Mooy B.V.
7.10.
Omdat Mooy jegens Neufra in overwegende mate in het ongelijk is gesteld, zal zij veroordeeld worden in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Neufra gesteld op:
griffierecht € 667,00
salaris advocaat €
1.442,00(2 punten x factor 1 x € 721,00)
totaal € 2.109,00
7.11.
De overige gedaagden zijn niet verschenen, zodat verstek tegen hen zal worden verleend. De door de wel verschenen gedaagde gevoerde verweren strekken niet ten gunste van de niet verschenen gedaagden, tenzij er sprake is van een rechtsverhouding die noopt tot een voor alle gedaagden gelijke beslissing. Dat is slechts zelden het geval en ook hier is geen sprake van een zodanige ondeelbare rechtsverhouding
Ten aanzien van de niet-verschenen gedaagden geldt dat de vorderingen niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen. De jegens hen primair gevorderde verklaring voor recht zal daarom gegeven worden en zij zullen hoofdelijk worden veroordeeld in de kosten van het geding.
Deze kosten worden tot aan deze uitspraak gesteld op
explootkosten € 83,38
griffierecht € 667,00
salaris advocaat €
721,00(1 punt x factor 1 x € 721,00)
totaal € 1.471,38
7.12.
De kostenveroordelingen en de veroordeling tot betaling van € 4.135,00 zullen uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
In reconventie
7.13.
Neufra heeft ter onderbouwing van haar vordering voor recht te verklaren dat Mooy gehouden is aan haar te betalen al hetgeen zij te dezer zake aan M-B althans aan andere ladingbelanghebbenden verschuldigd mocht blijken te zijn, aangevoerd dat zij in Duitsland door M-B is aangesproken tot vergoeding van de door M-B geleden schade.
Er bestaat geen aanleiding om een beslissing in deze procedure aan te houden in afwachting van een beslissing in de in Duitsland aanhangige procedure, zoals door Neufra verzocht, nu de procedure in Nederland eerder aanhangig is gemaakt dan de procedure in Duitsland en de Nederlandse rechter bevoegd is van de zaak kennis te nemen.
Neufra heeft aangevoerd dat haar op grond van het bepaalde in artikel 37 CMR een abstract vorderingsrecht toekomt, maar die stelling wordt verworpen.
Artikel 37 CMR bepaalt dat de vervoerder, die een schadevergoeding heeft betaald uit hoofde van de bepalingen van dit verdrag, recht van verhaal voor de hoofdsom, rente en kosten heeft tegen de vervoerders, die aan de uitvoering van de vervoerovereenkomst hebben deelgenomen, overeenkomstig de in dit artikel vermelde bepalingen. Neufra heeft (nog) geen schadevergoeding betaald en moet worden aangemerkt als ‘papieren’ vervoerder, waar deze bepaling niet op ziet.
Mooy B.V. is op basis van artikel 17 eerste lid CMR als contractspartij van Neufra gehouden haar de werkelijke schade te vergoeden.
7.14.
Die schade zal conform de berekening van [betrokkene 1] worden vastgesteld op € 29.800,00. Uit haar rapport blijkt dat de twee Wasserendverschlüsse totall loss verklaard zijn en dat de dagwaarde van deze 22 jaar oude apparaten € 29.300,00 bedraagt. Met de reparatie van de lekkende tank van de Wasseraufbereitungsanlage is een bedrag van € 500,00 gemoeid. De vordering van Neufra zal aldus worden toegewezen dat Mooy B.V. wordt veroordeeld tot vergoeding van de schade. Omdat zij geen belang meer heeft bij de door haar gevorderde verklaring voor recht, zal deze niet worden gegeven.
7.15.
Mooy zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Neufra gesteld op € 721,00.

8.De beslissing

De rechtbank
in conventie
8.1.
verleent verstek tegen de niet-verschenen gedaagden,
8.2.
verklaart voor recht dat eiseressen in conventie niet aansprakelijk zijn voor de door Kema, IPH of M-B beweerdelijk geleden schade ter zake van de in dit vonnis bedoelde lading,
8.3.
veroordeelt Neufra tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Mooy B.V. te betalen het bedrag van € 4.135,00, te vermeerderen met de som van de wettelijke handelsrente over de gefactureerde bedragen berekend vanaf de dag volgend op de uiterste dag van betaling van de individuele facturen tot aan de dag der algehele voldoening,
8.4.
veroordeelt Kema, IPH en M-B hoofdelijk in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Mooy gevallen en begroot op € 1.471,38, te vermeerderen met de nakosten,
8.5.
veroordeelt Mooy B.V. en Mooij Polen hoofdelijk in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Neufra gevallen en begroot op € 2.109,00,
in reconventie
8.6.
veroordeelt Mooy B.V. tot betaling van een bedrag van € 29.800,00 aan Neufra,
8.7.
veroordeelt Mooy B.V. en Mooij Polen hoofdelijk in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Neufra gevallen en begroot op € 721,00,
in conventie en in reconventie,
8.8.
verklaart de veroordelingen onder 8.3, 8.4, 8.5, 8.6 en 8.7. uitvoerbaar bij voorraad,
8.9.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.H.A. Heenk en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2021.
Ap/kh