Op 27 december 2021 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het produceren van MDMA- en amfetaminepillen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftig maanden, wat hoger is dan de eis van de officier van justitie. Dit was te wijten aan het ontbreken van informatie over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waardoor de rechtbank geen aanleiding zag om van de LOVS-oriëntatiepunten af te wijken. Daarnaast is de verdachte verplicht gesteld om een bedrag van € 464.097,60 te betalen aan de Staat, als ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De officier van justitie had aanvankelijk een hoger bedrag van € 479.705,- gevorderd, maar dit werd aangepast naar € 441.496,05 op basis van de aangetroffen pillen en de productieomstandigheden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er ongeveer 149.000 pillen zijn geproduceerd, waarvan er 20.084 zijn aangetroffen. De opbrengst van de niet-aangetroffen pillen werd geschat op € 515.665,-, maar na aftrek van productiekosten kwam het wederrechtelijk verkregen voordeel uit op € 464.097,60.
De verdediging betwistte de ontnemingsvordering, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende aanknopingspunten waren om het voordeel aan de verdachte afzonderlijk toe te rekenen, gezien de betrokkenheid van meerdere personen bij de productie. De rechtbank heeft daarom de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor het totale bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel. De beslissing is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de verplichting tot betaling aan de Staat opgelegd, met de mogelijkheid dat deze vervalt indien medeveroordeelden aan hun verplichtingen voldoen.