ECLI:NL:RBGEL:2021:7159

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
29 december 2021
Zaaknummer
05/235540-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling voor hennepkwekerij in Ewijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 23 december 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het telen van hennep, diefstal van elektriciteit en het beschadigen van een elektriciteitswerk. De verdachte, geboren in 1978 en wonende in Ewijk, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.W.J. Hopmans. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastelegging dat de hennepkwekerij al vanaf 1 april 2018 in werking was. De verdachte verklaarde dat hij de kwekerij had opgebouwd van begin december 2019 tot half januari 2020. De rechtbank heeft de pleegperiode van de feiten ingekort naar de periode van 1 december 2019 tot en met 9 april 2020.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft geteeld en aanwezig heeft gehad een hoeveelheid hennepplanten, en dat hij meermalen elektriciteit heeft weggenomen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen bewijs was voor medeplegen, en de verdachte werd vrijgesproken van dat deel van de tenlastelegging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten strafbaar zijn en dat de verdachte strafbaar is, zonder dat er omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten.

De officier van justitie had een taakstraf van 140 uur geëist, en de rechtbank heeft deze eis overgenomen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij een first offender is. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige feiten die schadelijk zijn voor de samenleving, en heeft daarom een taakstraf van 140 uur opgelegd, met de waarschuwing dat bij niet-naleving vervangende hechtenis zal worden toegepast.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/235540-20
Datum uitspraak : 23 december 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1978 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. J.W.J. Hopmans, advocaat in Groesbeek.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
9 december 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 april 2020, te Ewijk, in de gemeente Beuningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een schuur/pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 210 hennepplanten en/of ongeveer 84 stekken van hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2018 tot en met 9 april 2020, te Ewijk, in de gemeente Beuningen, meermalen, in elk geval eenmaal (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid/hoeveelheden elektriciteit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan de firma [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen elektriciteit onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
3.
hij in omstreeks de periode van 1 april 2018 tot en met 9 april 2020, te Ewijk, in de gemeente Beuningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een elektriciteitswerk (een zogenoemde elektriciteitsmeter voor de stroomvoorziening in een pand gelegen aan de [adres] ) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar heeft gemaakt, een stoornis in de gang en/of in de werking van dat elektriciteitswerk heeft veroorzaakt, en/of een ten opzichte van dat elektriciteitswerk genomen veiligheidsmaatregel heeft verijdeld, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is geweest, althans daardoor verhindering en/of bemoeilijking van de stroomlevering ten algemene nutte is ontstaan, immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) in dat pand op de aansluiting van de ingaande kant van de elektriciteitsmeter een illegale elektriciteitsaansluiting gemaakt die buiten de elektriciteitsmeter om een hennepplantage voorzag van elektriciteit en/of de hoofdbeveiliging ten behoeve van de elektrische installatie verzwaard en/of zwaardere hoofdzekeringen geplaatst en/of was het gelijktijdige af te nemen vermogen van de getransporteerde elektriciteit niet meer in overeenstemming met de installatie mede waardoor niet meer werd voldaan aan de minimale voorschriften waaraan een elektrische installatie moet voldoen om de veiligheid te kunnen waarborgen waardoor er gemeen gevaar voor goederen te duchten is geweest.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Naar aanleiding van een MMA-melding van 27 maart 2020 ten aanzien van het perceel [adres] te Ewijk in de gemeente Beuningen, heeft de politie een onderzoek ingesteld. Op het perceel staat een woning, met daar achter een schuur gesitueerd. Verdachte is samen met zijn echtgenote eigenaar van het perceel. Op de zolder van de schuur is op 9 april 2020 door verbalisanten een hennepkwekerij aangetroffen. De kwekerij bestond uit twee kweekruimtes, een droogruimte en een derde overige ruimte. In de eerste kweekruimte stonden 210 hennepplanten van ongeveer 1 meter hoog. In de tweede kweekruimte stonden 300 potten gevuld met stekblokjes met daarin een afgeknipte stengel van een hennepplant. In de derde ruimte werden 84 hennepstekken aangetroffen.
De stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij werd illegaal afgenomen. Het bleek dat er een illegale aansluiting is gemaakt. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1, 2 en 3 tenlastegelegde, uitgezonderd het onder feit 1, 2 en 3 ten laste gelegde medeplegen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de periode, zoals ten laste gelegd onder feit 2 en 3, en het medeplegen, zoals ten laste gelegd onder feit 1, 2 en 3, betwist. Verder heeft de raadsman gesteld dat ten aanzien van feit 2 en 3 sprake is van samenloop.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, p. 3 t/m 7;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 december 2021.
De rechtbank acht niet bewezen dat sprake was van medeplegen. Verdachte heeft verklaard dat de hennepkwekerij van hem was, dat hij de benodigdheden heeft aangeschaft, dat hij de hennepkwekerij heeft aangelegd en opgebouwd en dat hij de enige is die de hennepplanten onderhield. Uit de bewijsmiddelen blijkt niet van een nauwe en bewuste samenwerking met (een) ander(en). Verdachte zal daarom van dat deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Feit 2 en 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, p. 3 t/m 7;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 151 t/m 181;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 december 2021.
De rechtbank overweegt dat er onvoldoende bewijs is voor het oordeel dat de hennepkwekerij al vanaf 1 april 2018 in werking is geweest en dat vanaf die datum elektriciteit is weggenomen. De rechtbank zal de pleegperiode inkorten. Verdachte heeft verklaard dat hij de hennepkwekerij van begin december 2019 tot half januari 2020 heeft opgebouwd. [3] Het procesdossier biedt onvoldoende concrete aanwijzingen dat er reeds vóór deze periode sprake is geweest van een in werking zijnde hennepkwekerij ten behoeve waarvan elektriciteit is weggenomen. Bij gebreke van zodanige aanwijzingen zal de rechtbank uitgaan van de verklaring van verdachte. Alsdan kan worden aangenomen dat met de teelt van hennep half januari 2020 is gestart. Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet hierop, worden bewezen dat de feiten 2 en 3 zijn begaan in de periode van 1 december 2019 tot en met 9 april 2020.
De rechtbank acht ook hier niet bewezen dat sprake was van medeplegen. Er zijn onvoldoende aanknopingspunten voor de conclusie dat verdachte de feiten in nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen heeft gepleegd. Verdachte heeft verklaard dat hij met hulp van een ander de illegale stroomvoorziening heeft aangesloten. Er is echter onvoldoende bekend over de precieze rol van die ander. Verdachte heeft over het aandeel van de ander verder niets verklaard en uit de bewijsmiddelen komt daarover niets naar voren. Om die reden kan niet gezegd worden dat de elektriciteit in vereniging is gestolen, noch dat het elektriciteitswerk in vereniging is beschadigd. Verdachte zal daarom van het ten laste gelegde medeplegen worden vrijgesproken.
Tot slot overweegt de rechtbank dat sprake is van meerdaadse samenloop. Het beschadigen van een elektriciteitswerk is een ander feit dan het wegnemen van elektriciteit; dit laatste vindt pas daarna plaats en over een langere periode.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks9 april 2020, te Ewijk, in de gemeente Beuningen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,opzettelijk heeft geteeld en
/ofbereid en
/ofbewerkt en
/ofverwerkt
, in elk gevalen/of opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een schuur
/pandaan de [adres] ) een hoeveelheid van
(in totaal
) ongeveer210 hennepplanten en/of
ongeveer84 stekken van hennepplanten
, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij in
of omstreeksde periode
van 1 april 20181 december 2019tot en met 9 april 2020, te Ewijk, in de gemeente Beuningen, meermalen,
in elk geval eenmaal (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,een hoeveelheid/
hoeveelhedenelektriciteit,
in elk geval enig goed,dat geheel
of ten deleaan een ander dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s)toebehoorde, te weten aan de firma [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte
en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/ofdie weg te nemen elektriciteit onder zijn
/haar/hunbereik heeft
/hebbengebracht door middel van
braak en/ofverbreking;
3.
hij in
omstreeksde periode van
1 april 20181 december 2019tot en met 9 april 2020, te Ewijk, in de gemeente Beuningen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,opzettelijk een elektriciteitswerk (een zogenoemde elektriciteitsmeter voor de stroomvoorziening in een pand gelegen aan de [adres] ) heeft
vernield,beschadigd,
onbruikbaar heeft gemaakt,een stoornis in de gang
en/of in de werking van dat elektriciteitswerk heeft veroorzaakt, en
/ofeen ten opzichte van dat elektriciteitswerk genomen veiligheidsmaatregel heeft verijdeld, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is geweest,
althans daardoor verhindering en/of bemoeilijking van de stroomlevering ten algemene nutte is ontstaan,immers heeft verdachte
en/of zijn mededader(s)in dat pand op de aansluiting van de ingaande kant van de elektriciteitsmeter een illegale elektriciteitsaansluiting gemaakt die buiten de elektriciteitsmeter om een hennepplantage voorzag van elektriciteit en
/of de hoofdbeveiliging ten behoeve van de elektrische installatie verzwaard en/ofzwaardere hoofdzekeringen geplaatst en
/ofwas het gelijktijdig af te nemen vermogen van de getransporteerde elektriciteit niet meer in overeenstemming met de installatie mede waardoor niet meer werd voldaan aan de minimale voorschriften waaraan een elektrische installatie moet voldoen om de veiligheid te kunnen waarborgen waardoor er gemeen gevaar voor goederen te duchten is geweest.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, meermalen gepleegd;
feit 3:
opzettelijk een elektriciteitswerk beschadigen en een stoornis in de werking van een elektriciteitswerk veroorzaken en een ten opzichte van een elektriciteitswerk genomen veiligheidsmaatregel verijdelen, terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 140 uur.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat kan worden volstaan met een (deels) voorwaardelijke taakstraf gelet op de omstandigheid dat verdachte een first offender is en de financiële situatie van verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte. Onder meer heeft de rechtbank acht geslagen op de justitiële documentatie d.d. 27 oktober 2021, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van hennep. Hij heeft verklaard dat hij wat extra geld wilde verdienen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich bij zijn handelen heeft laten leiden door zijn eigen financiële gewin en geen oog heeft gehad voor de schadelijke gevolgen die het door hem gepleegde delict voor de samenleving heeft. Het is algemeen bekend dat het gebruik van hennep grote schadelijke gevolgen heeft voor de volksgezondheid. De productie en handel van hennep gaat bovendien veelal gepaard met andere, ook zware, vormen van criminaliteit. Daarnaast heeft verdachte elektriciteit gestolen. Door illegale aansluitingen te (laten) maken, heeft verdachte voorts brandgevaar en gevaar voor elektrocutie veroorzaakt, en schade voor de energieleverancier.
De Oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS hanteren voor een hennepkwekerij met een omvang als in het onderhavige geval als uitgangspunt een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand. Daarin is niet verdisconteerd de diefstal van elektriciteit en het beschadigen van een elektriciteitswerk. De bewezenverklaarde feiten rechtvaardigen zonder meer een forse(re) taakstraf (dan 120 uur) en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Van dat laatste zal de rechtbank afzien, gelet op het de documentatie van verdachte en de omstandigheid dat hij er ter terechtzitting blijk van heeft gegeven dat hij het laakbare van zijn handelen inziet, ook ten opzichte van zijn echtgenote en beide kinderen. De rechtbank acht een zogenoemde stok achter de deur niet noodzakelijk. De rechtbank zal volstaan met de oplegging van een taakstraf.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf van 140 uur, zoals door de officier van justitie is geëist, passend en geboden. De rechtbank zal deze straf aan verdachte opleggen. Met het opleggen van een groot deel van deze taakstraf in voorwaardelijke vorm, zoals de raadsman heeft bepleit, zou naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht worden gedaan aan de ernst van de feiten en de schade die hierdoor is aangericht.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 22 c, 22d, 57, 161bis, 311 van het Wetboek van Strafrecht;
- 3 en 11 van de Opiumwet.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een taakstraf van 140 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 70 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.C. Boesberg (voorzitter), mr. K.A.M. van Hoof en
mr. L.M. Vogel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Veenker, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 december 2021.
Mr. K.A.M. van Hoof is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020236670, gesloten op 2 juli 2020, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, p. 4.
3.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 december 2021.