Uitspraak
1.De inhoud van de vordering
2.De procedure
3.De beoordeling van de vordering
- het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B en D van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
- en het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, geen aanleiding om daarop een bedrag in mindering te brengen vanwege 979 aangetroffen pillen zonder verdovende middelen. De waarde van de aangetroffen pillen is immers niet relevant voor de beoordeling van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Deze zijn niet verkocht.
“
Hoofdelijke aansprakelijkheid komt aan de orde wanneer er geen of onvoldoende aanknopingspunten bestaan voor de toerekening van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de daders afzonderlijk, dan wel wanneer de mogelijkheid bestaat dat een van de daders een groter deel van het voordeel heeft genoten.”
4.De toegepaste wettelijke bepalingen
5.De beslissing
€ 464.097,60;
1.080 dagen.
mr. F.M.C. Boesberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Aalbers, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 december 2021.