ECLI:NL:RBGEL:2021:7118

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 december 2021
Publicatiedatum
28 december 2021
Zaaknummer
C/05/397018 / ZJ RK 21-1299
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke gezagstoekenning voor medische behandeling van minderjarigen in het kader van ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland op 14 december 2021 een beschikking gegeven over de gedeeltelijke gezagstoekenning aan de gecertificeerde instelling (GI) voor medische behandelingen van twee minderjarigen, [kind 1] en [kind 2]. De GI had verzocht om deze gedeeltelijke gezagstoekenning op basis van artikel 1:265e lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW), omdat de ouders tijdens de mondelinge behandeling toestemming gaven voor het testen van de kinderen op corona. De kinderrechter overwoog dat het verzoek van de GI niet meer nodig was, aangezien beide ouders toestemming gaven voor de coronatests.

De kinderrechter merkte op dat artikel 1:265e BW bedoeld is om de GI in staat te stellen om over medische behandelingen van onder toezicht gestelde minderjarigen te beslissen, maar dat als er met een eenmalige vervangende toestemming op basis van artikel 1:265h BW kan worden volstaan, het niet gerechtvaardigd is om het gezag over alle medische behandelingen over te hevelen. Dit zou in strijd zijn met artikel 8 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens. De kinderrechter concludeerde dat het testen op COVID-19 niet noodzakelijk was om ernstig gevaar voor de gezondheid van de kinderen af te wenden.

Uiteindelijk wees de kinderrechter het verzoek van de GI af, en deze beslissing werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken. De beschikking is schriftelijk vastgesteld op 27 december 2021, en hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Zutphen
Zaaknummer: C/05/397018 / ZJ RK 21-1299
Datum uitspraak: 14 december 2021
Beschikking van de kinderrechter over vervangende toestemming medische behandeling
in de zaak van

Jeugdbescherming Gelderland, regio Midden,

locatie Doetinchem, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[kind 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [kind 1] ,

[kind 2] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [kind 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[belanghebbende 1] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. S. Striekwold, te Doetinchem,

[belanghebbende 2] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. F.E. van Nisselrooij, te Zutphen,

[belanghebbende 3] ,

hierna te noemen: de pleegouders.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlage(n) van de GI van 3 december 2021, ingekomen bij de griffie op 3 december 2021.
Op 14 december 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld, waarbij tegelijkertijd is behandeld het verzoek met zaaknummer C/05/388213 / ZJ RK 21-511 (verlenging machtiging tot uithuisplaatsing).
Verschenen zijn:
- de moeder, (telefonisch) bijgestaan door mr. S. Striekwold;
  • mr. F.E. van Nisselrooij namens de vader;
  • twee vertegenwoordigers van de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [kind 1] en [kind 2] wordt uitgevoerd door de ouders.
[kind 1] en [kind 2] verblijven in een voorziening voor pleegzorg.
Bij beschikking van 25 juni 2021 is de ondertoezichtstelling van [kind 1] en [kind 2] verlengd tot 26 juni 2022. De kinderrechter heeft bij beschikking van 25 juni 2021 ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] en [kind 2] in een voorziening voor pleegzorg verlengd, tot 24 december 2021.

Het verzoek

De GI verzoekt de kinderrechter op grond van artikel 1:265e lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) te bepalen dat het gezag over bovengenoemde minderjarigen gedeeltelijk, namelijk voor zover het betreft de toestemming voor een medische behandeling van de minderjarige, voor de duur van de ondertoezichtstelling toegekend wordt aan de GI. De GI verzoekt verder de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren en te bevelen dat deze gedeeltelijke gezagstoekenning aan de GI aangetekend zal worden in het gezagsregister.
De GI heeft ter onderbouwing het volgende naar voren gebracht. Op 18 november is pleegmoeder positief getest op corona. Op 19 november heeft de gezinsvoogd contact gelegd met vader en moeder. Vader geeft toestemming om de kinderen te laten testen, maar de moeder niet. Op zaterdag 20 november test pleegvader positief op corona. Maandag 22 november wordt ook [kind 2] verkouden en kreeg koorts. Op dinsdag 23 november, de eerste dag dat de gezinsvoogd die week aan het werk is, belt zij opnieuw met moeder om de klachten van [kind 2] te bespreken. Moeder zegt in dit gesprek dat zij absoluut niet wil dat de kinderen getest worden en dat de gezinsvoogd haar ook niet meer hoeft te bellen hierover. Omdat de kinderen niet getest mogen worden, kan de omgang die met moeder gepland stond op 24 november niet doorgaan. De kinderen moet tien dagen in quarantaine vanaf het moment dat de laatste persoon in een gezin klachten krijgt. Omdat [kind 2] als laatste klachten kreeg en zij al in quarantaine zaten vanaf het moment dat pleegmoeder klachten kreeg, missen zij ruim twee weken onderwijs. Door het niet kunnen afnemen van een coronatest missen de kinderen daarnaast de omgang met hun ouders, de gezonde spanning voor Sinterklaas, de intocht van Sinterklaas, Sinterklaasviering op school/kinderopvang, sinterklaasviering bij kleutergym, de kleutergymlessen en kunnen zij geen contact hebben met leeftijdsgenoten. De kinderen missen hun dagelijkse structuur die van belang is voor hun ontwikkeling. Naast de kinderen worden ook pleegouders belast, wanneer de kinderen niet getest mogen worden op corona. Zo moeten zij de kinderen opvangen van school/de kinderopvang, daar waar nodig vrij nemen van hun werk en zolang de kinderen klachten hebben moeten pleegouders ook in quarantaine.

Het standpunt van de belanghebbenden

De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij niet tegen het testen op corona is. De moeder wil echter wel inzicht in de testresultaten, omdat zij de pleegouders niet vertrouwt. Zo zou voor de kinderen een DigiD kunnen worden aangevraagd, zodat de ouders ook zicht hebben op de (officiële) testresultaten. Van de zelftesten zouden de pleegouders een foto kunnen maken. Door en namens de moeder is verder naar voren gebracht dat artikel 1:265h BW niet is bedoeld voor het geven van vervangende toestemming voor coronatesten. Op deze manier wordt te makkelijk voorbijgegaan aan het standpunt van een ouder.
Namens de vader is naar voren gebracht dat hij het goed vindt dat de kinderen een coronatest ondergaan. [kind 2] heeft astma, daarom is het voor haar extra belangrijk om bij klachten te onderzoeken of het corona is of iets anders. Het verzoek van de GI vindt hij wel heel ver gaan, omdat de GI bij toewijzing van het verzoek over alle medische behandelingen van de kinderen gaat.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:265e BW kan de kinderrechter, op verzoek van (onder andere) de GI, met betrekking tot minderjarigen die onder toezicht staan en uit huis geplaatst zijn, bepalen dat het gezag gedeeltelijk wordt uitgeoefend door de GI die het toezicht uitoefent, voor zover dit noodzakelijk is in verband met de uitvoering van de ondertoezichtstelling. In lid 1 sub b van artikel 1:265e BW staat dat de kinderrechter dit kan doen met betrekking tot het geven van toestemming voor een medische behandeling van de minderjarige jonger dan twaalf jaar.
De kinderrechter overweegt als volgt. De ouders hebben tijdens de mondelinge behandeling beiden aangegeven dat zij toestemming geven om de kinderen op corona te laten testen. Hiermee is de grond van het verzoek van de GI komen te vervallen.
Ten overvloede merkt de kinderrechter op dat artikel 1:265e BW is bedoeld om de GI in algemene zin bevoegd te maken om over elke medische behandeling van de onder toezicht gestelde minderjarige te beslissen. Op grond van artikel 1:265h BW kan de kinderrechter vervangende toestemming verlenen voor een (specifieke) medische behandeling van een minderjarige jonger dan twaalf jaar, indien behandeling noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de gezondheid van de minderjarige af te wenden en de ouder die het gezag uitoefent zijn toestemming daarvoor weigert. Als kan worden volstaan met een eenmalige vervangende toestemming op basis van artikel 1:265h BW, dan is het overhevelen van het gezag ten aanzien van elke medische behandeling niet gelegitimeerd. Dit zou dan in strijd zijn met artikel 8 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens. Van testen op COVID-19 kan niet worden gezegd dat dit noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de gezondheid af te wenden.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek van de GI af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2021 door mr. J.S.W. Lucassen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.A.M. Rasing, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 27 december 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.