ECLI:NL:RBGEL:2021:7107

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 december 2021
Publicatiedatum
27 december 2021
Zaaknummer
05/170517-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht gepleegd door een vader met zijn minderjarige zoon, met bewezenverklaring van meerdere seksuele handelingen en strafoplegging

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 20 december 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vader die beschuldigd werd van ontucht met zijn minderjarige zoon. De verdachte, geboren in 1960, heeft in de periode van 26 augustus 2008 tot en met 9 oktober 2011, in Barneveld en op Texel, meerdere seksuele handelingen gepleegd met zijn zoon, die in 1994 geboren is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn zoon heeft laten betasten en pijpen, en dat deze handelingen plaatsvonden in een context van misbruik van de gezagsverhouding tussen vader en zoon.

De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever, de zoon, als consistent en gedetailleerd beoordeeld, en heeft de verdediging van de verdachte verworpen. De verdachte heeft verklaard dat hij zijn zoon seksuele voorlichting gaf, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet rechtvaardigt wat er is gebeurd. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde ontucht en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals meldplicht en meewerken aan diagnostisch onderzoek.

Daarnaast heeft de rechtbank een vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, de zoon, toegewezen. De zoon vorderde € 936,78 aan materiële schade en € 3.000,- aan smartengeld, welke bedragen door de rechtbank zijn toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om deze bedragen aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partij. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van de feiten en de impact op de ontwikkeling van de aangever zwaar hebben meegewogen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/170517-21
Datum uitspraak : 20 december 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1960 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. J.C.C.M. Brand, advocaat in Westervoort.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 6 december 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 oktober 2005 tot en met 9 oktober 2011, althans de periode van 26 augustus 2008 tot en met 9 oktober 2011, te Barneveld, gemeente Barneveld en/of Texel, althans in Nederland,
ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige kind [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 1994, door het door [slachtoffer] laten betasten en/of pijpen van zijn, verdachtes penis en/of het door [slachtoffer] laten kussen/likken van zijn, verdachtes penis en/of het betasten en/of pijpen van de penis van [slachtoffer] .
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte is de vader van [slachtoffer] . [slachtoffer] is geboren op [geboortedag 2] 1994. [2] Verdachte heeft hem meerdere keren afgetrokken en gepijpt. Dit speelde zich af in hun huis in Barneveld en op Texel. Ook heeft hij zich laten aftrekken door [slachtoffer] en heeft [slachtoffer] een keer aan de eikel van zijn penis gelikt. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde kan worden bewezen verklaard met dien verstande dat de handelingen niet in Kootwijkerbroek hebben plaatsgevonden, maar in Barneveld.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer] (verder: aangever) heeft verklaard dat de seksuele handelingen tussen zijn vader en hem voor het eerst plaatsvonden toen hij zo’n 14 of 15 jaar oud was. Hij moest dan bij zijn vader op de slaapkamer komen en bij zijn vader in bed komen liggen. Zijn vader deed hem voor wat hij moest doen, eerst bij zichzelf en daarna bij aangever. Zo trokken zij elkaar af. Het stopte als zijn vader was klaargekomen. [4] Later begon zijn vader hem te pijpen, waarna aangever ook zijn vader moest pijpen. Aangever moest er niet aan denken dat zijn vader in zijn mond klaar zou komen. Om dat te voorkomen, vroeg hij dan of zijn vader al bijna kwam. Zijn vader kwam daarna op zijn eigen buik klaar. [5] Het stopte toen hij ongeveer 17 jaar oud was. [6]
Verdachte heeft verklaard dat hij op zijn achtenveertigste begon met het misbruiken van aangever vanaf het moment dat hij seksuele voorlichting aan aangever gaf. In de beleving van verdachte was aangever toen 14 jaar oud. Het duurde totdat aangever 17 jaar werd. Volgens verdachte heeft hij aangever zo’n vijftien keer misbruikt. [7] Verder heeft verdachte verklaard dat aangever hem nooit heeft gepijpt.
Anders dan verdachte heeft verklaard, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat aangever verdachte ook heeft moeten pijpen. Hiertoe is van belang dat aangever hierover gedetailleerd heeft verklaard. Daarnaast heeft hij hierover consistent verklaard tegenover zowel de politie als zijn schoonvader en echtgenote.
Voor wat betreft de periode waarin het misbruik plaatsvond, gaat de rechtbank uit van de periode van 26 augustus 2008 tot en met 9 oktober 2011. Verdachte werd 48 jaar op 26 augustus 2008, aangever werd zo’n anderhalve maand later 14 jaar. Op [geboortedag 2] 2011 werd aangever 17 jaar. Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten dat de periode waarin de bewezenverklaarde gedragingen zich hebben voorgedaan, vóór 26 augustus 2008is aangevangen. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de periode 10 oktober 2005 tot 26 augustus 2008.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen de ten laste gelegde ontucht met de minderjarige zoon van verdachte bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
een ofmeer tijdstippen in
of omstreeks de periode van 10 oktober 2005 tot en met 9 oktober 2011, althansde periode van 26 augustus 2008 tot en met 9 oktober 2011, te Barneveld, gemeente Barneveld en
/ofTexel,
althans in Nederland,
ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige kind [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 1994, door het door [slachtoffer] laten betasten en
/ofpijpen van zijn, verdachtes penis en
/ofhet door [slachtoffer] laten kussen/likken van zijn, verdachtes penis en
/ofhet betasten en
/ofpijpen van de penis van [slachtoffer] .
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ontucht plegen met zijn minderjarig kind, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden meldplicht en meewerken aan diagnostisch onderzoek en eventuele ambulante behandeling. Hiertoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat hetgeen verdachte zelf is overkomen in zijn jeugd bijzonder beschadigend is geweest, maar dat hij dat zijn zoon ook heeft aangedaan. Hiermee heeft verdachte het vertrouwen van aangever in andere mensen en ook de seksuele ontwikkeling van aangever beschadigd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een strafmaatverweer gevoerd en verzocht om oplegging van een geheel voorwaardelijke straf met de door de reclassering geadviseerde voorwaarden. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat verdachte een moeilijke jeugd heeft gehad waarin hij zelf ook is misbruikt. Volgens de raadsman was aangever ten tijde van het bewezenverklaarde niet 100 procent overgeleverd aan het ouderlijk gezag van verdachte. Verdachte was nieuwsgierig naar de seksuele reactie van aangever. Het bewezenverklaarde is verdachte gewoonweg overkomen en hieraan kon hij geen of veel te weinig weerstand bieden. Indien aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou worden opgelegd, zal dat het herstel van de verbindingen in het gezin van verdachte absoluut niet herstellen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft gedurende een lange periode ontucht gepleegd met zijn minderjarige zoon. Wat begon met het idee van het geven van seksuele voorlichting aan zijn zoons leidde snel tot het verrichten van vergaande seksuele handelingen bij aangever en bij verdachte zelf door aangever. Dat verdachte zelf in het verleden is misbruikt vormt hiervoor geen rechtvaardiging. Dat verdachte zelf de pijn en gevolgen van seksueel misbruik heeft ervaren zou hem juist van het plegen ervan moeten hebben weerhouden. Een vader behoort zijn kind te beschermen tegen elke vorm van (seksueel) misbruik. Verdachte is hierin ernstig te kort geschoten. De verklaring van verdachte dat hij aangever niet heeft gedwongen tot het ondergaan en verrichten van seksuele handelingen, gaat voorbij aan de gezagsverhouding die toen tussen verdachte en aangever bestond. Uit de verklaringen van aangever blijkt dat hij tijdens het misbruik weg wilde, maar dat dit niet lukte omdat hij verstijfde. Verdachte heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen dat aangever in hem als vader heeft gesteld. Hierdoor is aangever geschaad in zijn ontwikkeling.. Dit rekent de rechtbank hem zwaar aan.
Uit het uittreksel justitiële documentatie blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van dergelijke strafbare feiten.
Uit het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 1 december 2021 volgt dat verdachte naar aanleiding van de verdenking tegen hem professionele hulp heeft gezocht. Verder volgt uit het advies dat de seksuele gevoelens van verdachte en de inadequate manier waarop hij hiermee omging worden aangemerkt als delictgerelateerde criminogene factor indien tot een bewezenverklaring wordt gekomen. Er is sprake van beperkt probleembesef. Verdachte heeft niet nagedacht over zijn relatie ten aanzien van het slachtoffer en/of over de gevolgen van zijn gedrag. Dergelijke gevolgen kan hij moeilijk benoemen. Het is niet duidelijk waar dit beperkte probleembesef uit voortkomt. Verdachte kon moeilijk leren en heeft speciaal onderwijs gevolgd. Dit kunnen aanwijzingen zijn voor een mogelijk licht verstandelijke beperking. Er is echter geen diagnostiek voorhanden om hierover adequate uitspraken te kunnen doen. Om die reden acht de reclassering psychodiagnostisch onderzoek door een forensische polikliniek gekoppeld aan een kortdurend reclasseringstoezicht, geïndiceerd. Op die manier kunnen mogelijke onderliggende problematiek en eventuele daaruit voortvloeiende risico’s inzichtelijk worden gemaakt en – indien noodzakelijk – worden beheerst. Indien na dit onderzoek blijkt dat de risico’s op recidive laag zijn en dat het huidige behandeltraject van verdachte afdoende blijkt, dan zal het reclasseringstoezicht worden afgesloten. Het recidiverisico wordt (vooralsnog) ingeschat als laag-gemiddeld. In geval van een veroordeling wordt oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf geadviseerd. Als bijzondere voorwaarden worden genoemd een meldplicht bij de reclassering en meewerken aan diagnostisch onderzoek en eventuele ambulante behandeling.
Gelet op het voorgaande en de ernst van het feit ziet de rechtbank geen aanleiding voor het opleggen van een geheel voorwaardelijke straf. Weliswaar heeft [slachtoffer] verklaard dat zijn vader wat hem betreft niet naar de gevangenis hoeft, maar de rechtbank acht het feit van een zodanige ernst dat uit een oogpunt van generale preventie en normhandhaving een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. De rechtbank acht oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden en een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden. Deze straf is lager dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank zwaarder dan de officier van justitie meeweegt dat het bewezenverklaarde langere tijd geleden heeft plaatsgevonden, waarna verdachte niet opnieuw in de fout is gegaan en dat verdachte zelf ook seksueel is misbruikt.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het bewezenverklaarde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 936,78 aan materiële schade en € 3.000,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen.
Beoordeling door de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank overweegt dat de schadeposten medische kosten (€ 747,50) en reiskosten (€ 189,28) niet inhoudelijk zijn betwist. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de medische kosten en reiskosten ter waarde van in totaal € 936,78 kunnen worden toegewezen.
Ten aanzien van deze schade is verdachte wettelijke rente verschuldigd vanaf 10 februari 2021
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen een categorie van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door het bewezenverklaarde is de benadeelde op andere wijze in zijn persoon aangetast. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 3.000,- vaststellen.
Verdachte is vanaf 26 augustus 2008 wettelijke rente over de toe te wijzen immateriële schadevergoeding verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 249 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van
vijftien maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
zes maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
 stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich uiterlijk op
binnen 3 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonniszal melden bij
Reclassering Nederland, Nieuwe Oeverstraat 65 in Arnhem, telefoonnummer 088-8041401en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij deze instelling, zo vaak en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- verdachte meewerkt aan psychodiagnostisch onderzoek door forensische polikliniek Kairos of een soortgelijke forensische zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Indien hieruit delictgerelateerde criminogene factoren voortvloeien op het vlak van seksualiteit, waarvan het noodzakelijk is dat deze behandeld worden binnen een forensisch kader, dan zal verdachte daaraan zijn volledige medewerking verlenen. Verdachte houdt zich daarbij aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, voor zover en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.W.B. Heijmans (voorzitter), mr. M. Hoedeman en
mr. M.W.R. Koch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Bril, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 december 2021.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Oost-Nederland, Dienst Recherche, Team zeden Arnhem, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021100526, gesloten op 29 juni 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 15 en 16.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 53, 54, 56 en 57; proces-verbaal van aangifte, p. 16, 18 en 20.
4.Proces-verbaal van aangifte, p. 17 en 18.
5.Proces-verbaal van aangifte, p. 20.
6.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, p. 12.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 52 t/m 54.