ECLI:NL:RBGEL:2021:7048

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 november 2021
Publicatiedatum
24 december 2021
Zaaknummer
9438134
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 18 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen OFN Services B.V. en [verw.pp./verz.pp.1]. De zaak betreft een verzoek van OFN om een schadevergoeding te ontvangen van [verw.pp./verz.pp.1] wegens een onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst door [verw.pp./verz.pp.2]. De werknemer had op 9 juli 2021 per WhatsApp zijn ontslag ingediend, terwijl hij zich op dat moment ziek had gemeld. OFN stelt dat de werknemer de arbeidsovereenkomst zonder inachtneming van de wettelijke opzegtermijn heeft opgezegd, wat hen schade heeft berokkend. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer ten onrechte de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd zonder de geldende opzegtermijn in acht te nemen. De kantonrechter heeft OFN in het gelijk gesteld en de werknemer veroordeeld tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding van € 3.574,45, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 9 juli 2021. Daarnaast is de werknemer ook aansprakelijk gesteld voor twee verkeersboetes die aan OFN zijn doorbelast. De kantonrechter heeft de vordering van de werknemer tot betaling van een eindafrekening en vakantiedagen afgewezen, omdat de arbeidsovereenkomst op 9 juli 2021 is geëindigd door de onregelmatige opzegging. De kantonrechter heeft OFN ook gedeeltelijk in het gelijk gesteld met betrekking tot de buitengerechtelijke incassokosten, die zijn toegewezen tot een bedrag van € 320,70. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 9438134 \ HA VERZ 21-178 \ 693 \ 918
uitspraak van 18 november 2021
beschikking
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
OFN Services B.V.
gevestigd te Geldermalsen
verzoekende partij in het verzoek
verwerende partij in het zelfstandig tegenverzoek
gemachtigde mr. R.H.M. Bus
en

1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid[verw.pp./verz.pp.1]in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de (toekomstige) goederen [onderbewind gestelde]

gevestigd te [plaats]
2. [verw.pp./verz.pp.2]
wonende te [plaats]
verwerende partijen in het verzoek
verzoekende partijen in het zelfstandig tegenverzoek
gemachtigde mr. R.A.D. Koppelaar
Partijen worden hierna OFN, [verw.pp./verz.pp.1] . en [verw.pp./verz.pp.2] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 9 september 2021 met producties;
- het verweerschrift tevens houdende zelfstandige verzoeken van 14 oktober 2021 met producties;
1.2.
De zaak is mondeling behandeld op 28 oktober 2021 ter gelegenheid waarvan OFN haar verweerschrift tegen de zelfstandige tegenverzoeken heeft voorgedragen.
1.3.
OFN heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat zij [verw.pp./verz.pp.2] slechts
voorwaardelijk, namelijk voor zover niet de bewindvoerder maar [verw.pp./verz.pp.2] als procespartij
aangemerkt dient te worden, in de procedure heeft betrokken. De kantonrechter stelt vast dat
de onderhavige procedure betrekking heeft op de goederen van [verw.pp./verz.pp.2] . Het betreft immers
vorderingen in geld. Derhalve is niet aan bedoelde voorwaarde voldaan en zal enkel [verw.pp./verz.pp.1]
. als procespartij worden aangemerkt.
1.4.
De gemachtigde van OFN heeft op 27 oktober 2021 een e-mailbericht met daaraan
gehecht de producties 10 tot en met 17 verzonden. De gemachtigde van [verw.pp./verz.pp.1] . heeft
bezwaar gemaakt tegen de te late indiening van deze producties. Op grond van artikel 87 lid
6 Rv en artikel 1.4.3. van het procesreglement dienen nadere stukken waarop een partij zich
wenst te beroepen uiterlijk 10 dagen voor de mondelinge behandeling te worden
toegezonden. [verw.pp./verz.pp.1] . stelt dat zij deze producties als gevolg van de late toezending ervan
niet met haar gemachtigde heeft kunnen bespreken en zich daardoor hiertegen
onvoldoende kan verweren, waardoor zij in haar procesrechtelijke belangen is geschaad. Dit
is in strijd met de goede procesorde. De kantonrechter volgt [verw.pp./verz.pp.1] . hierin en laat het
e-mailbericht en de daaraan gehechte producties daarom buiten beschouwing.
1.5.
Ten slotte is uitspraak bepaald.

2.De feiten

2.1.
De (toekomstige) goederen van [verw.pp./verz.pp.2] zijn bij beschikking van de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem van 8 juli 2019 onder bewind gesteld, waarbij [verw.pp./verz.pp.1] . tot bewindvoerder is benoemd.
2.2.
[verw.pp./verz.pp.2] is met ingang van 6 april 2021 bij OFN in dienst getreden op grond van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd lopende tot en met 30 juni 2021 in de functie van Servicemedewerker buitendienst. Aansluitend zijn partijen een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met een looptijd van 1 juli 2021 tot en met 31 december 2021 overeengekomen, tegen een salaris van € 1.900,00 bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag en overige emolumenten. Op de arbeidsovereenkomst is geen cao van toepassing.
2.3.
In artikel 1.2 van de arbeidsovereenkomst is opgenomen:
“Werkgever en werknemer hebben het recht om de arbeidsovereenkomst tussentijds op te zeggen door het hanteren en in acht nemen van de wettelijke opzegtermijn.”
2.4.
Op 5 juli 2021 heeft [verw.pp./verz.pp.2] zich ziek gemeld.
2.5.
Bij WhatsApp-bericht van 9 juli 2021 heeft [verw.pp./verz.pp.2] zijn leidinggevende bij OFN als volgt bericht:
“Hallo [betrokkene 1] bij deze neem ik ontslag was echt ziek maar weet nu al dat dat niet geloofd wordt kan ook sws niet met de stress omgaan de werkkleding enzo liggen in de bus gewassen en wel de bus staat voor de zaak de sleutel ligt in de brievenbus.”
2.6.
De leidinggevende van [verw.pp./verz.pp.2] heeft hem hierop laten weten dat hij [verw.pp./verz.pp.2] nog steeds om 9.00 uur op de zaak verwacht.
2.7.
Bij brief van 23 juli 2021 met als onderwerp ‘Aansprakelijk stellen voor schadevergoeding op grond van art. 7:677 lid 3 BW’ heeft OFN [verw.pp./verz.pp.2] en [verw.pp./verz.pp.1] . onder meer als volgt bericht:
Op vrijdagochtend 9 juli 2021 hebben wij de bedrijfswagen, welke aan u ter beschikking was gesteld voor de uitvoering van de werkzaamheden, buiten langs ons hek bij ons bedrijfspand aangetroffen met bedrijfskleding en andere ter beschikking gestelde goederen en de sleutels van de bedrijfswagen in de brievenbus, precies zoals u ons per whats-app bericht heeft geïnformeerd.
Zonder aankondiging en zonder overleg en overeenstemming bent u plotseling gestopt met uw dienstverband dat u met ons bent overeengekomen per arbeidsovereenkomst.
Hierdoor maakt u zich schuldig aan het niet nakomen van uw verplichtingen die u met ons bent aangegaan en die voortvloeien uit de door u ondertekende tweede arbeidsovereenkomst in de keten met startdatum 1 juli 2021 en einddatum 31 december 2021.
De aanleiding van uw actie om per direct te stoppen met het dienstverband is naar onze mening en volgens onze vaststellingen vanwege uw ziekmelding op maandag 5 juli en de ontmoeting met uw leidinggevende dhr. [betrokkene 1] op donderdagmiddag 8 juli 2021 in het dorp [plaats] . Hierbij trof dhr. [betrokkene 1] u namelijk aan in onze bedrijfskleding, met onze bedrijfsauto. Dhr. [betrokkene 1] heeft u laten weten dat een erg vreemde situatie te vinden tijdens uw ziekzijn en heeft u verzocht om de volgende dag, op vrijdag 9 juli 2021 om 8.00 uur, op kantoor van uw werkgever te verschijnen voor een gesprek voor tekst en uitleg hierover.
Klaarblijkelijk heeft u de ontmoeting op donderdag 8 juli met dhr. [betrokkene 1] in Geldermalsen ervaren als een op heterdaad te zijn betrapt op het niet nakomen en naleven van afspraken en verplichtingen jegens werkgever en uw handelen in strijd daarmee, daar u ervoor heeft gekozen om de bedrijfsauto op 9 juli 2021 in de vroege ochtend buiten het hek bij ons bedrijfspand neer te zetten en ontslag te nemen per ommegaande. Hierover heeft u per Whats-app om 04:30 uur op vrijdag9 juli 2021 een bevestiging verstuurd aan dhr. [betrokkene 1] .
Uit de black-box gegevens van het aan u ter beschikking gestelde voertuig, uit de aan u ter beschikking gestelde bedrijfstelefoon, uit de door u verstuurde Whats-app berichten blijkt onomstotelijk dat u tijdens uw ziekzijn geheel tegen en in strijd met de voorschriften en regels, die gelden tijdens een ziekmelding, hebt gehandeld.
Op basis van de voor ons beschikbare gegevens en bewijzen blijkt onomstotelijk vast te staan dat u niet thuis bent gebleven tijdens uw ziekteperiode, maar dat u zelfs voor een ander werkzaamheden hebt verricht als bosmaaien en andere klusjes betrekking hebbend op een camping en fruitteler in de [plaats] met minstens gebruikmaking van de aan u ter beschikking gestelde bedrijfsauto. En dat in de periode vanaf 5 juli 2021 waarbij u zich ziek had gemeld bij ons. Dit betekent dat u onder valse voorwendselen heeft gehandeld, in strijd met de geldende afspraken en verantwoordelijkheden. (…)
Consequenties:
Uw handelen is niet zonder consequenties.
1. U heeft via een Whats-app bericht ontslag genomen in de nacht van 9 juli om 4:30 uur. In antwoord daarop hebben we u opgeroepen op te komen dagen voor een gesprek op vrijdag9 juli 2021 om 9:00 uur. Hierbij bent u niet verschenen en u heeft niets meer van u laten horen sindsdien.
U heeft uw ontslag tot op heden niet herroept in de afgelopen 14 dagen, daarmee stellen we vast dat er geen sprake kan zijn van een opwelling in uw beslissing en mogen we inmiddels uitgaan van een bewuste en weloverwogen onherroepelijke keuze en besluit om ontslag te nemen en hier niet meer op terug te komen. Hiermee bevestigen wij uw ontslag en stopt het dienstverband per 9 juli 2021 (…) conform uw eigen opgave.
Aan het op eigen initiatief ontslag nemen zitten consequenties. In het geval u een
WW-uitkering aanvraagt bij het UWV, wordt beoordeeld dat u verwijtbaar werkloos bent en dat is in de basis een reden dat u geen recht heeft op een WW-uitkering. M.a.w. het risico dat u geen WW-uitkering ontvangt, achten wij groot. UWV gaat echter over deze uiteindelijke beoordeling en beslissing.
2. Aansprakelijk stellen schade aan werkgever en opeisen schadevergoeding door het niet nakomen van de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst, het onaangekondigd en plotseling stoppen van het dienstverband zonder de wettelijke opzegtermijn in acht te nemen.
Op grond van Art. 7:677 lid 3 BW bent u ons, aan werkgever, een schadevergoeding verschuldigd ter grootte van het geldende brutoloon over de periode van 9 juli 2021 t/m31 augustus 2021, te weten: € 2.504,55.
3. De eindafrekening.
Op grond van onze vaststellingen in bovenstaande, de gebeurtenissen en de consequenties maken we een eindafrekening op te weten:
-
Tegoeden dienstverband t/m 8 juli 2021;
-
Verrekening van eventuele verkeersboetes, de teller staat nu op ongeveer € 250,00 aan in te houden verkeersovertredingen op uw naam;
-
Schadevergoeding ter grootte van € 2.504,55.
(…) De eindafrekening, welke een factuur zal betreffen van het resterende bedrag van de aan u opeisbare schadevergoeding, ontvangt u binnen enkele weken.
2.8.
Bij brief van 27 augustus 2021 met als onderwerp ‘onregelmatige opzegging arbeidsovereenkomst / sommatie’ heeft OFN [verw.pp./verz.pp.2] en [verw.pp./verz.pp.1] . onder meer als volgt bericht:
Sinds 6 april 2021 heb jij tot onze tevredenheid de overeengekomen werkzaamheden als Servicemedewerker buitendienst verricht tot dat jij plotsklaps in de vroege ochtend van 9 juli 2021 per Whats-app aan jouw leidinggevende mededeelde dat jij per direct c.q. per 9 juli 2021 ontslag nam. In dat kader merk ik op dat jouw leidinggevende je de dag ervoor had betreft op het uitvoeren van nevenwerkzaamheden met gebruik van de aan jou ter beschikking gestelde bedrijfsauto, terwijl je je bij ons formeel ziek had gemeld.
Vanwege het feit dat wij binnen onze bedrijfsvoering te maken hebben met strakke planningen en roosters die maanden van te voren definitief worden gemaakt, hebben wij aan jou kenbaar gemaakt dat onze bedrijfsvoering eronder zou lijden als jij daadwerkelijk per 9 juli 2021 uit dienst zou treden. Ondanks dit standpunt, ons standpunt dat opzegging van jouw arbeidsovereenkomst onregelmatig is, alsmede ons verzoek aan jou om in dat kader de geldende opzegtermijn in acht te nemen ben je op of omstreeks 9 juli 2021 in dienst getreden bij en/of werkzaamheden gaan verrichten voor een ander bedrijf. (…) Zowel u als uw bewindvoerder heeft tot op heden op geen enkele wijze gereageerd op mijn brief d.d. 23 juli 2021.
Gezien het voornoemde stel ik vast dat jij schadeplichtig bent als gevolg van de onregelmatige c.q. tussentijdse opzegging van jouw arbeidsovereenkomst per 9 juli 2021. Wij maken in dat kader aanspraak op de gefixeerde schadevergoeding, welke gelijk is aan de bedongen loonsom van9 juli 2021 tot en met 31 augustus 2021 vermeerderd met vakantietoeslag en wettelijke rente. Daarnaast maken wij aanspraak op de door ons gelden schade ad € 312,68 ter zake twee door ons betaalde verkeersboetes met betrekking tot door u veroorzaakte snelheidsovertredingen d.d.27 mei 2021 en 16 juni 2021 met de aan u ter beschikking gestelde bedrijfsauto. (…)
Hierbij verzoek en voor zover nodig sommeer ik jou (…) dan ook om het bedrag ad € 3.574,45,-- (bedongen loon vanaf 9 juli 2021 tot en met 31 augustus 2021 vermeerderd met 8% vakantietoeslag), alsmede om het bedrag ad € 312,68 (de betreffende twee verkeersboetes), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening binnen 7 dagen na heden over te maken (…), bij gebreke waarvan ik onze advocaat opdracht zal geven om direct een gerechtelijke procedure tegen jou c.q. je bewindvoerder op te starten. Reeds nu voor alsdan zeg ik je hierbij dan tevens de verschuldigdheid aan van de buitengerechtelijke incassokosten en overige (proces)kosten.
2.9.
Bij e-mailbericht van 30 augustus 2021 heeft [verw.pp./verz.pp.1] . OFN als volgt bericht:
“Uw brief van 27 augustus 2021 heb ik goede orde ontvangen.
Vanwege het ontbreken van inkomsten kan ik momenteel geen betalingsregeling met u treffen.
Ik heb uw schuld daarom op de schuldenlijst van meneer geplaatst.
Mocht de inkomenssituatie wijzigen zullen we gaan kijken of een betalingsregeling mogelijk is.”
2.10.
Op 23 september 2021 heeft de gemachtigde van [verw.pp./verz.pp.1] . OFN en haar gemachtigde onder meer als volgt bericht:
Op 9 juli 2021 heeft cliënt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst per direct opgezegd tegen 9 juli 2021.
Na het einde van zijn dienstverband op 9 juli 2021 is in strijd met de bepalingen van de CAO en het bepaalde in artikel 7: 626 BW geen eindafrekening aan cliënt verstrekt. De reservering verlofdagen (saldo : 8), die cliënt op grond van artikel 4 van de lopende arbeidsovereenkomst heeft opgebouwd, wordt niet vermeld in de loonspecificatie over periode 8 van 2021. Deze loonspecificatie kan ook bezwaarlijk als eindafrekening worden aangemerkt. Bovendien is het nettobedrag van € 346,90 waarmee deze loonspecificatie sluit tot op hedennietuitbetaald aan cliënt noch aan zijn bewindvoerder (…).
Op grond van het vorenstaande verzoek en voor zover nodig sommeer ik u bij dezen mijuiterlijk op vrijdag 8 oktober a.s.decorrecteeindafrekening van het dienstverband per 9 juli te doen toekomen.
Tevens maak ik namens cliënt aanspraak op uitbetaling van het netto bedrag van € 346,90 waarmee de loonspecificatie over de periode 8 van 2021 sluit en op het netto equivalent van het tegoed aan opgebouwde verlofdagen ten bedrage van€ 701,44 bruto( 8 x 8 x € 10,96 = € 701,44) alsmede het netto equivalent van de pro rato verschuldigde vakantietoeslag per 9 juli 2021.
Nu de bedragen wegens opgebouwde doch niet genoten vakantiedagen en het pro rato verschuldigde vakantiegeld niet tijdig zijn voldaan, bent u tevens op grond van artikel 7:625 BW de wettelijke verhoging over deze bruto loonbedragen verschuldigd. De wettelijke verhoging bedraagt in het onderhavige geval 50% over de achterstallige loonbedragen. (…)”

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
OFN verzoekt bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking de veroordeling van [verw.pp./verz.pp.1] . tot betaling van:
a. een bedrag gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren, zijnde € 3.574,45 bruto vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2021, althans per een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum, subsidiair een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag aan vergoeding;
b. het bedrag van € 312,68 ter zake door OFN betaalde verkeersboetes en haar in dat kader geleden schade;
c. de buitengerechtelijke incassokosten van € 513,71;
d. de kosten van deze procedure, waaronder de kosten van de advocaat-gemachtigde en nakosten.
3.2.
OFN legt aan haar vordering ten grondslag dat sprake is van een onregelmatige opzegging door [verw.pp./verz.pp.2] in de zin van artikel 7:677 lid 4 BW nu [verw.pp./verz.pp.2] de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst, zonder daarbij de wettelijke opzegtermijn in acht te nemen, heeft opgezegd. [verw.pp./verz.pp.2] is om die reden aan OFN een vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon, vermeerderd met 8% vakantietoeslag, over de termijn die de arbeidsovereenkomst nog zou hebben geduurd indien deze met inachtneming van de wettelijke opzegtermijn zou zijn opgezegd. Daarnaast heeft OFN een bedrag van
€ 312,68 aan de leasemaatschappij voldaan ter zake twee verkeersboetes met betrekking tot door [verw.pp./verz.pp.2] gepleegde snelheidsovertredingen met de aan hem ter beschikking gestelde bedrijfsauto. OFN heeft buitengerechtelijke werkzaamheden verricht, dan wel laten verrichten, om haar vordering betaald te krijgen. Zij houdt [verw.pp./verz.pp.2] aansprakelijk voor de daaraan verbonden kosten van € 513,71.
3.3.
[verw.pp./verz.pp.1] . betwist een bedrag aan OFN verschuldigd te zijn. [verw.pp./verz.pp.2] heeft de arbeidsovereenkomst weliswaar opgezegd, maar er is geen sprake van een onregelmatige opzegging. [verw.pp./verz.pp.2] heeft de arbeidsovereenkomst opgezegd wegens een dringende reden en onder onverwijlde mededeling van die reden aan OFN zoals bedoeld in artikel 7:677 lid 1 BW. Daarnaast is er ook geen grondslag voor toekenning van de gevorderde gefixeerde schadevergoeding. [verw.pp./verz.pp.1] . betwist voorts dat OFN de gevorderde boetes heeft voldaan. Voor zover de boetes wel zijn voldaan, zijn deze reeds ingehouden op het loon.

4.Het zelfstandig tegenverzoek en het verweer

4.1.
[verw.pp./verz.pp.1] . verzoekt OFN bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking te veroordelen tot betaling c.q. afgifte van:
a. het netto bedrag van € 346,90 vanwege ten onrechte te weinig betaald loon over de periode vanaf 1 augustus 2021 tot en met 31 augustus 2021;
b. het netto equivalent van het tegoed van de opgebouwde doch niet opgenomen wettelijke en buitenwettelijke vakantie-uren ten bedrage van € 701,44 bruto en het netto equivalent van de pro rato verschuldigde vakantietoeslag per 9 juli 2021;
c. de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over de hierboven onder a. en b. opgenomen bedragen;
d. de wettelijke rente over de onder a. tot en met c. gevorderde bedragen vanaf de respectievelijke data van opeisbaarheid tot de dag van volledige betaling;
e. de eindafrekening van het dienstverband per 9 juli 2021 en de loonspecificaties met daarin een berekening van de onder a. tot en met c. gevorderde bedragen, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag, althans een dwangsom die de kantonrechter redelijk lijkt;
f. de kosten van dit geding.
4.2.
[verw.pp./verz.pp.1] . legt aan haar vordering ten grondslag dat aan [verw.pp./verz.pp.2] na het einde van zijn dienstverband ten onrechte geen eindafrekening is verstrekt, zijn opgebouwde doch niet genoten vakantie-uren niet zijn uitbetaald en het loonbedrag vermeld op de loonspecificatie over periode 8 niet is uitbetaald. [verw.pp./verz.pp.1] . vordert daarom de verstrekking van de eindafrekening en betaling van voornoemde bedragen met nevenvorderingen.
4.3.
OFN betwist dat er geen eindafrekening is verstrekt. De specificatie van periode 8 betreft de eindafrekening. Zij betwist voorts dat sprake is van opgebouwde doch niet opgenomen vakantie-uren. Ten slotte beroept zij zich ten aanzien van eventueel verschuldigde bedragen op verrekening.

5.De beoordeling

5.1.
Gelet op de samenhang tussen het verzoek en het zelfstandig tegenverzoek, zal de kantonrechter deze gezamenlijk behandelen.
5.2.
Tussen partijen staat vast dat [verw.pp./verz.pp.2] de arbeidsovereenkomst op 9 juli 2021 per direct heeft opgezegd. Ook na het inwinnen van juridisch advies en in deze procedure houdt [verw.pp./verz.pp.1] . vast aan de door [verw.pp./verz.pp.2] gedane onverwijlde opzegging wegens een dringende reden. De kantonrechter gaat daar dan ook van uit. Partijen verschillen van mening over de vraag of sprake was van een onregelmatige opzegging.
Onregelmatige opzegging
5.3.
Op grond van artikel 7:677 lid 1 BW is ieder van partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen op grond van een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Ingevolge artikel 7:679 lid 1 BW worden voor de werknemer als dringende redenen beschouwd omstandigheden, die ten gevolge hebben dat van hem redelijkerwijze niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
5.4.
De toetsing of het ontslag al dan niet terecht is gegeven kan in beginsel alleen plaatsvinden op basis van hetgeen feitelijk aan de werkgever is meegedeeld en niet op basis van later aangevoerde feiten of omstandigheden. Verder dient de opzegging onverwijld na het ontdekken van de als dringende reden te beschouwen handeling plaats te vinden, onder gelijktijdige mededeling van de dringende reden. Daarbij fixeert de medegedeelde reden in beginsel de ontslagreden.
5.5.
[verw.pp./verz.pp.2] heeft OFN bij WhatsApp bericht van 9 juli 2021 medegedeeld dat hij de arbeidsovereenkomst opzegt (zie onder r.o. 2.5.). Hij heeft daaraan ten grondslag gelegd dat hij weet dat OFN niet gelooft dat hij echt ziek was en dat hij zelf niet met de stress om kan gaan.
5.6.
De kantonrechter oordeelt als volgt.
Nog daargelaten dat OFN betwist zij niet geloofde dat [verw.pp./verz.pp.2] ziek was, vormt dit (ook als dat wel het geval was) geen dringende reden om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen. [verw.pp./verz.pp.2] kon niet gedwongen worden zich weer hersteld te melden en had ook kunnen volstaan met een verzoek om zich te laten keuren door de bedrijfsarts. Daar komt bij dat OFN onbetwist heeft gesteld dat zij [verw.pp./verz.pp.2] direct na zijn ziekmelding daadwerkelijk ziek heeft gemeld. OFN erkent dat zij telefonisch contact heeft gezocht met [verw.pp./verz.pp.2] , maar enkel om contact te onderhouden en om te informeren naar zijn gezondheid en zijn herstel, mede om een inschatting te kunnen maken van de duur van zijn ziekte en de noodzaak voor en duur van in te schakelen vervanging. Dat zij daarbij druk op [verw.pp./verz.pp.2] heeft uitgeoefend om weer aan het werk te gaan wordt door OFN betwist en door [verw.pp./verz.pp.2] op geen enkele wijze onderbouwd, zodat dit niet komt vast te staan. Dat [verw.pp./verz.pp.2] niet met de stress om kan gaan is, nog daargelaten dat onduidelijk is waar hij hiermee op doelt, evenmin een reden om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen. Voor zover hij hiermee doelde op de druk die hij ervoer om weer aan het werk te gaan, is hiervoor reeds aangegeven dat niet vast is komen te staan dat daarvan sprake is. Daar komt nog bij dat het enkele feit dat hij druk ervoer nog geen reden oplevert voor een onverwijlde opzegging. Indien [verw.pp./verz.pp.2] hiermee bedoelde aan te geven dat het werk hem teveel stress opleverde, levert dit evenmin een dringende reden voor onverwijlde opzegging op. [verw.pp./verz.pp.2] had zijn ziekmelding kunnen handhaven en om een oproeping van de bedrijfsarts kunnen verzoeken of anderszins (medische) hulp kunnen zoeken.
Uit het voorgaande volgt dat de OFN verweten gedraging niet kan worden gekwalificeerd als dringende reden. Aldus heeft [verw.pp./verz.pp.2] de arbeidsovereenkomst ten onrechte opgezegd zonder daarbij de geldende opzegtermijn in acht te nemen.
Gefixeerde schadevergoeding
5.7.
OFN vordert in verband een gefixeerde schadevergoeding wegens de onregelmatige opzegging. Zij baseert haar vordering op artikel 7:677 lid 4 BW. Nu hier sprake is van een overeenkomst voor bepaalde tijd met een tussentijds opzegbeding, is dit artikel niet van toepassing OFN stelt ten onrechte dat zij slechts de feiten en omstandigheden hoeft te stellen en dat het aan de kantonrechter is om de gronden daarbij te formuleren. Op grond van artikel 278 lid 1 Rv dient het verzoekschrift naast een duidelijke omschrijving van het verzoek ook de gronden waarop het berust te bevatten. De kantonrechter beslist de zaak op de grondslag van hetgeen partijen aan hun verzoek ten gronde hebben gelegd. De kantonrechter heeft op grond van artikel 25 Rv wel de plicht om de rechtsgronden ambtshalve aan te vullen op basis van de gestelde feiten en omstandigheden. De kantonrechter doet dit en begrijpt het verzoek als een verzoek op grond van artikel 7:672 lid 11 BW. Ingevolge dit artikel is de partij die opzegt tegen een eerdere dag dan tussen partijen geldt aan de wederpartij een vergoeding verschuldigd, gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. [verw.pp./verz.pp.2] kon de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:672 lid 1 en lid 4 BW opzeggen tegen het einde van de maand met inachtneming van een opzegtermijn van een maand. Aldus had de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging tot 31 augustus 2021 voort behoren te duren.
5.8.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verw.pp./verz.pp.1] . nog aangevoerd dat in de brief van 23 juli 2021 (zie r.o. 2.7.) een lagere vergoeding wordt gevorderd dan thans het geval is. OFN heeft hierop aangegeven dat zij de vergoeding in eerste instantie foutief had berekend, maar dit heeft hersteld in haar brief van 27 augustus 2021 (zie r.o. 2.8.). De hoogte van het gevorderde bedrag van € 3.574,45 bruto is nadien niet langer betwist. Dit bedrag komt de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat dit wordt toegewezen. De wettelijke rente over dit bedrag wordt overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:686a lid 1 BW toegewezen vanaf 9 juli 2021.
Verkeersboetes
5.9.
OFN vordert de betaling van een tweetal verkeersboetes. Het betreft een bij beschikking gedateerd op 10 juni 2021 en door de leasemaatschappij aan OFN op
7 juni 2021 doorbelaste boete van € 165,84 in verband met een snelheidsovertreding van
27 mei 2021 en een bij beschikking gedateerd op 5 juli 2021 en door de leasemaatschappij op 1 juli 2021 aan OFN doorbelaste boete van € 146,84 in verband met een snelheidsovertreding van 16 juni 2021. Onbetwist staat vast dat [verw.pp./verz.pp.2] deze boetes op grond van het bedrijfsautoreglement aan OFN dient te betalen. Of OFN deze boetes daadwerkelijk al heeft betaald, hetgeen zij wel heeft gesteld, doet daarom aan de verschuldigdheid daarvan niet af. OFN heeft voorts onbetwist toegelicht dat de beschikkingen geantidateerd worden zodat de ontvanger voldoende tijd heeft om de boetes te voldoen. [verw.pp./verz.pp.1] . heeft voorts aangevoerd dat de boetes reeds met het loon zijn verrekend. OFN heeft hierop toegelicht dat zij de boetes, gelet op het beperkte inkomen van haar medewerkers, in termijnen verrekent met het salaris. Op de loonstrook over de periode 1 juli 2021 tot 31 juli 2021 staat een saldo in verband met inhouding bekeuring van € 55,28. Op de eindafrekening staat vervolgens een ingehouden bedrag van
€ 257,40 en een saldo van € 312,68. Uit de loonstroken blijkt niet hoe het saldo is opgebouwd, op welke bekeuring(en) dit ziet en is waar het ingehouden bedrag op ziet, terwijl de loonstrook over juni 2021 niet is overgelegd, zodat niet vaststaat dat de boete van 10 juni 2021 niet reeds met het salaris over deze maand is verrekend. Aldus komt niet vast te staan dat er nog boetes betaald dienen te worden. De vordering wordt daarom in zoverre afgewezen.
Salaris
5.10.
[verw.pp./verz.pp.1] . vordert een bedrag van € 346,90 aan ten onrechte te weinig betaald loon over de periode 1 augustus 2021 tot en met 31 augustus 2021. Zij baseert zich daarbij op de door OFN over deze periode afgegeven loonstrook. OFN betwist dat zij aan [verw.pp./verz.pp.2] loon verschuldigd is over bedoelde periode. De bedoelde loonstrook betreft de eindafrekening. Deze heeft zij verrekend met de aan haar verschuldigde schadevergoeding, althans dient daarmee verrekend te worden.
De kantonrechter stelt vast dat OFN, nu de arbeidsovereenkomst tussen partijen op 9 juli 2021 door de opzegging van [verw.pp./verz.pp.2] is geëindigd, geen loon verschuldigd is over de periode 1 augustus 2021 tot en met 31 augustus 2021. Uit de over deze periode verstrekte loonstrook blijkt dat deze ziet op het loon over 1 tot en met 8 juli 2021 en de tot dat moment opgebouwde vakantietoeslag en dat hierop een bedrag aan ‘inhouding bekeuring’ in mindering is gebracht. Aldus valt niet in te zien waarom dit niet de eindafrekening betreft, zoals [verw.pp./verz.pp.1] . heeft betoogd. Nu overigens tussen partijen vast staat dat dit bedrag aan [verw.pp./verz.pp.2] toe komt en nog niet is uitbetaald, ligt de vordering in zoverre voor toewijzing gereed.
Vakantiedagen
5.11.
[verw.pp./verz.pp.1] . vordert een bedrag van € 701,44 bruto in verband met 8 opgebouwde doch niet genoten vakantiedagen. OFN betwist dat daarvan sprake is, maar heeft nagelaten een overzicht van de opgebouwde en de opgenomen dagen in het geding te brengen. Het is aan OFN als werkgever om hiervan een deugdelijke administratie bij te houden. De kantonrechter is van oordeel dat OFN de vordering aldus onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. De vordering ligt daarom voor toewijzing gereed.
Verrekening
5.12.
OFN beroept zich ten aanzien van het op grond van de eindafrekening verschuldigde bedrag van € 346,90 netto en het gevorderde bedrag van € 701,44 bruto aan niet genoten vakantiedagen op verrekening met het aan haar verschuldigde bedrag aan gefixeerde schadevergoeding. Nu OFN gelet op het hiervoor overwogene terecht aanspraak maakt op betaling van de gefixeerde schadevergoeding, heeft zij op grond van artikel 6:127 BW de bevoegdheid de vorderingen van [verw.pp./verz.pp.1] . daarmee te verrekenen. Het beroep op verrekening wordt daarom toegewezen en de vorderingen in het zelfstandig tegenverzoek worden om die reden afgewezen. De nevenvorderingen inzake wettelijke verhoging en wettelijke rente delen dit lot, nu ten aanzien van bedoelde bedragen terecht een beroep op verrekening is gedaan.
Eindafrekening
5.13.
Gelet op hetgeen hiervoor onder r.o. 5.11. is overwogen is reeds een eindafrekening aan [verw.pp./verz.pp.2] vertrekt. In deze eindafrekening is echter geen rekening gehouden met de opgebouwde doch niet genoten vakantiedagen. Daarvoor zal OFN derhalve nog een eindafrekening dienen op te stellen. De vordering zal daarom worden toegewezen met dien verstande dat hieraan een termijn zal worden verbonden en de dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd zoals hierna is bepaald.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.14.
OFN maakt aanspraak op de vergoeding van een bedrag van € 513,71 aan buitengerechtelijke incassokosten. Aangezien [verw.pp./verz.pp.1] . niet tijdig tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding is overgegaan, heeft OFN haar vordering terecht uit handen gegeven. OFN heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De door OFN gemaakte kosten om haar vordering betaald te krijgen komen dan ook voor rekening van [verw.pp./verz.pp.1] .. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten is, gelet op de hoogte van het toegewezen bedrag na verrekening, niet in overeenstemming met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief dat redelijk wordt geacht. Derhalve wordt conform het in voornoemd besluit genoemde tarief een bedrag van € 320,70 toegewezen.
Proceskosten
5.15.
[verw.pp./verz.pp.1] . wordt zowel in het verzoek grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten aan de zijde van OFN betalen. De nakosten worden begroot op een bedrag van € 124,00 zijnde een half salarispunt van het toe te wijzen salaris van de gemachtigde met een maximum van € 124,00, te vermeerderen, indien betekening van deze beschikking heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van deze beschikking.
Partijen worden in het zelfstandig tegenverzoek beide voor een deel in het ongelijk gesteld en moeten daarom ieder hun eigen kosten dragen.
6. De beslissing
De kantonrechter,
in het verzoek
6.1.
veroordeelt [verw.pp./verz.pp.1] . tot betaling van een bedrag van € 3.574,45 bruto verminderd met het op de eindafrekening vermelde bedrag van € 346,90 netto alsmede verminderd met de opgebouwde doch niet genoten vakantiedagen begroot op € 701,44 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over het nog te betalen bedrag vanaf 9 juli 2021 tot de dag van volledige betaling;
6.2.
veroordeelt [verw.pp./verz.pp.1] . tot betaling van een bedrag van € 320,70 aan buitengerechtelijke incassokosten;
6.3.
veroordeelt [verw.pp./verz.pp.1] . in de proceskosten, tot aan deze uitspraak begroot op
€ 126,00 aan griffierecht, € 747,00 aan salaris voor de gemachtigde en 124,00 aan nakosten, te vermeerderen, indien betekening van deze beschikking heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van deze beschikking;
6.4.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders verzochte af;
in het zelfstandig tegenverzoek
6.6.
veroordeelt OFN op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50,00 per dag met een maximum van € 1.000,00 om binnen zeven dagen na betekening van deze beschikking een specificatie aan [verw.pp./verz.pp.1] . te verstrekken met betrekking tot de opgebouwde doch niet genoten vakantiedagen;
6.7.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
6.8.
compenseert de proceskosten in die zin dat ieder van de partijen de eigen proceskosten draagt;
6.9.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. A.J. Weerkamp-Beens en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2021.