ECLI:NL:RBGEL:2021:6999

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 december 2021
Publicatiedatum
23 december 2021
Zaaknummer
05/050309-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 20-jarige man voor zware mishandeling met zwaar lichamelijk letsel als gevolg van zinloos uitgaansgeweld

Op 22 december 2021 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 20-jarige man, die werd beschuldigd van zware mishandeling. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 99 dagen, met aftrek van het voorarrest, en een onvoorwaardelijke taakstraf van 100 uur. De zaak kwam voort uit een incident op 1 februari 2020 in Ede, waar de verdachte het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], met kracht in het gezicht sloeg, wat resulteerde in een dubbele kaakbreuk en andere ernstige verwondingen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had toegebracht. De rechtbank nam daarbij de verklaringen van getuigen en camerabeelden in overweging. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank hield rekening met de positieve ontwikkeling van de verdachte in de periode na het delict. De benadeelde partij, [slachtoffer], diende een vordering in voor schadevergoeding, die gedeeltelijk werd toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aansprakelijk was voor de materiële schade van € 1.388,91 en smartengeld van € 13.000,00, vermeerderd met wettelijke rente. De uitspraak benadrukt de ernst van zinloos geweld en de impact daarvan op slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/050309-20
Datum uitspraak : 22 december 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2001 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
Raadsman: mr. A.S. van der Biezen, advocaat in ’s-Hertogenbosch.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 27 mei 2020, 16 december 2020 en 8 december 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 februari 2020,
in de gemeente Ede,
aan een persoon, genaamd [slachtoffer] ,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een dubbele kaakbreuk
en/of een aantal uitgeslagen en/of losgeslagen tanden, althans
(blijvende) gebitschade, heeft toegebracht,
door genoemde [slachtoffer] met kracht in gezicht en/of tegen het
hoofd te stompen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 februari 2020,
in de gemeente Ede,
een persoon, genaamd [slachtoffer] , heeft mishandeld,
door genoemde [slachtoffer] met kracht in gezicht en/of tegen het
hoofd te stompen;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het primair en subsidiair ten laste gelegde vrijspraak bepleit, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs dat verdachte degene is die geslagen heeft.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan van mishandeling, gepleegd in de nacht van 31 januari 2020 op 1 februari 2020 in Ede. Aangever heeft verklaard dat hij het Kuiperplein op liep. Vervolgens kwamen er een paar jongens naar aangever toe. Eén jongen uit de groep liep op aangever af en sprak hem aan. Aangever reageerde daarop en voordat hij was uitgesproken, kreeg hij uit het niets een klap in zijn gezicht. De jongen sloeg met zijn vuist op de rechteronderkaak van aangever. Aangever voelde direct pijn in zijn kaak en dat zijn ondertanden niet meer goed in zijn mond zaten. Een paar tanden waren met wortel en al eruit geslagen en had hij los in zijn mond. [2]
Getuige [getuige 1] heeft bij de politie verklaard dat hij op 1 februari 2020 samen met aangever naar het Kuiperplein liep. Drie jongens liepen naar aangever toe en [getuige 1] zag dat één van de jongens aangever direct op het gezicht sloeg. [getuige 1] zag dat de jongen ongeveer 17-18 jaar oud was, een normaal postuur had, ongeveer 1,80 meter lang was, een blanke huidskleur had, kort donkerblond haar had en een zwarte trui droeg met witte strepen nabij de schouders. [3]
De camerabeelden van het Kuiperplein zijn door verbalisant [verbalisant 1] uitgekeken. Hij zag dat de camera het stuk van het Kuiperplein had gefilmd, maar schrijft dat het slachtoffer en de door hem als verdachte aangemerkte persoon niet goed te zien zijn. Hij kon het signalement niet zien. Hij zag alleen wat er gebeurde. Hij zag wat voor een kleding zij droegen en dat het slachtoffer hard in zijn gezicht werd geslagen door de door [verbalisant 1] als verdachte aangemerkte persoon. Verbalisant [verbalisant 1] beschrijft dat hij de beelden vanaf het moment van de mishandeling achteruit heeft afgespeeld om op die manier de looproute van de door hem als verdachte aangemerkte persoon te achterhalen. Hij merkt op dat hierdoor het eerste stuk van het proces-verbaal niet in chronologische volgorde is opgebouwd. Verder merkt hij op dat toen hij bij Toezicht de camerabeelden uitkeek, hij zag dat er een tijd en datum werd weergegeven. Echter toen deze camerabeelden op een CD-ROM werden gezet, waren de tijd en datum niet meer zichtbaar.
Verbalisant [verbalisant 1] omschrijft het signalement van de door hem als verdachte aangemerkte persoon als volgt:
- Man
- Blank
- Rond de 20 jaar oud
- Normaal tot potig, gespierd postuur
- Tussen de 1.70 meter en 1.80 meter lang
- Donkerblond haar met de zijkanten opgeschoren
- Zwart vest met witte strepen over de mouwen en schouders
- Zwart T-shirt met rode opdruk op de borst
- Witte sneakers met zwarte lijn
Verbalisant [verbalisant 1] beschrijft de camerabeelden als volgt:

Op zaterdag 1 februari 2020 omstreeks 03:31 uur, heeft hier de mishandeling plaats gevonden. Ik zag dat het slachtoffer iets daarvoor aan kwam lopen samen met een vriend. Het slachtoffer bukte een keer, alsof hij moest overgegeven. Daarna liep hij uit beeld. Vervolgens kwam er een groepje aan en deze gingen bij een roodkleurig voertuig staan, welke op het parkeerterrein geparkeerd stond. Daarna kwam verdachte eraan lopen. Deze liep naar het rode voertuig. De vriend van het slachtoffer kwam in gesprek met jongens die bij het rode voertuig stonden. Ik zag dat het slachtoffer weer in beeld kwam. Ik zag dat de verdachte naar het slachtoffer liep en hem in gesprek ging. Ik zag dat er een andere jongen bij het gesprek ging staan. Onduidelijk is wie dat geweest is, maar vermoedelijk een vriend van verdachte. Ik zag dat verdachte uit het niets met flinke kracht, met zijn linker arm dan wel hand of vuist, het slachtoffer hard in het gezicht sloeg. Daarna liep het slachtoffer enkele meter van de verdachte vandaan. Ik zag dat de verdachte op een dreigde manier naar het slachtoffer liep. Ik zag dat de verdachte druk met zijn armen aan het zwaaien was. Ik zag dat het slachtoffer terug richting het Museumplein liep samen met zijn vriend.[…]
Voordat de mishandeling gebeurde, zag ik dat verdachte met een jongen langs de Beversport, vanaf de spoorwegovergang richting het Kuiperplein liep.
Camera Spoorwegovergang. Geeft zicht op een stukje vanaf het Museumplein richting de spoorwegovergang. Op zaterdag 1 februari 2020 omstreeks 03:28 uur, zag ik dat verdachte vanaf het Museumplein richting de spoorwegovergang liep. Ik zag dat hij naast een andere jongen liep. Hiervan heb ik print-screens gemaakt en als bijlage 3, 4, 5 en 6 bij het proces-verbaal van bevindingen gevoegd.
Camera [naam 1] . Geeft zicht op het middelpunt van het Museumplein.
Op zaterdag 1 februari 2020 omstreeks 03:26 uur, zag ik dat verdachte op het
Museumplein liep, naast een andere jongen. Ik zag dat zij uit de richting van de
kroeg de [naam 2] kwamen. Hiervan heb ik print-screens gemaakt en als bijlage 7 bij
het proces-verbaal van bevindingen gevoegd. [4]
Verbalisant [verbalisant 2] (generalist intelligence) heeft de print-screens van de beelden van de spoorwegovergang bekeken,, naar aanleiding van een digitale briefing van basisteam Ede waarin om een herkenning werd verzocht van een jongeman aan de hand van die print-screens.
Zij had geen voorkennis van de zaak waarin om herkenning van de persoon werd gevraagd.
Zij schrijft dat zij bij het zien van de jongeman van wie het gezicht zichtbaar was direct moest denken aan een persoon op wie zij in 2019 de aandacht had gevestigd middels het Agora van het basisteam Ede. Alleen de naam was haar ontschoten; ze wist nog wel dat hij in de gemeente Ede woonde en in 2019 was aangehouden. Om de personalia te achterhalen van deze persoon heeft zij in Bluespot Report, rapport 3140 'Aanhoudingen (optioneel met foto)' gedraaid en de gegenereerde lijst bekeken. Zij zag de persoon die zij als zodanig vond lijken was genaamd: [verdachte] , te weten verdachte. [5]
Getuige [getuige 2] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij een goede maat is van verdachte en dat hij die avond bij hem was. Wanneer hem de beelden aangeduid als camera spoorwegovergang worden getoond en wordt gevraagd of hij na minuut 08:36 (rechtbank: door de omzetting van de beelden op Cd-rom is het tijdstip niet meer zichtbaar) iemand herkent, antwoordt hij: “
Ja, [verdachte] dan. Dat is de rechter jongen. [6]
Getuige [getuige 3] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij al een aantal jaar bevriend is met verdachte en dat hij die avond samen met [verdachte] was. Over de camerabeelden van een spoorwegovergang (vanaf 08:36) verklaart [getuige 3] dat de rechter jongen op de camerabeelden bij de spoorwegovergang [verdachte] zou kunnen zijn. [getuige 3] gaf aan dat de jongen wel op [verdachte] lijkt. Ten aan zien van de camerabeelden bij de [naam 1] vanaf minuut 7:50 (rechtbank: door de omzetting van de beelden op Cd-rom is het tijdstip niet meer zichtbaar) heeft [getuige 3] verklaard dat de rechter jongen [verdachte] zou kunnen zijn. [7]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard die nacht wel in Ede te zijn geweest [8] , maar ontkent op het Kuiperplein te zijn geweest en [slachtoffer] te hebben geslagen.
Uit de aangifte, de verklaring [getuige 1] en de beschrijving van de camerabeelden leidt de rechtbank af dat [slachtoffer] op 1 februari 2020 in zijn gezicht is gestompt door een man met een zwart vest met witte strepen over de mouwen en schouders. De looproute van deze man is achterhaald middels camerabeelden. Gezien de korte loopafstand tussen het Museumplein via de spoorwegovergang naar het Kuiperplein te Ede en het korte tijdsverloop tussen de beelden van die nacht waarop die man wordt gevolgd, te weten de beelden van de [naam 1] van het Museumplein, 03:26 uur, en de spoorwegovergang, 03:28 uur, waarna op het Kuiperplein rond 03:31 uur de mishandeling plaatsvond, concludeert de rechtbank dat dit steeds dezelfde man is geweest. Verbalisant [verbalisant 2] herkent deze man als verdachte op (print-screens van) van de beelden van de spoorwegovergang. Ook zijn vriend [getuige 2] die de desbetreffende avond bij verdachte was, herkent hem op de beelden van de spoorwegovergang. De verklaring van verdachtes vriend [getuige 3] ondersteunt de verklaring van [getuige 2] . De rechtbank concludeert dan ook dat het verdachte was die op 1 februari 2020 [slachtoffer] in het gezicht heeft gestompt.
Zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank overweegt dat als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, in elk geval kunnen worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
Als vaste jurisprudentie geldt dat een fractuur van dien aard dat operatief ingrijpen van een zekere ernst is vereist, zwaar lichamelijk letsel vormt.
Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat er bij [slachtoffer] sprake is van een dubbele onderkaakbreuk en operatief ingrijpen noodzakelijk was. [9] Op 25 februari 2020 heeft verbalisant [verbalisant 3] contact gehad met aangever. Uit dit contact is naar voren gekomen dat de rechteronderlip en kin helemaal verdoofd zijn. Daarnaast zat een aantal kiezen los en de chirurg heeft deze vastgezet. [10] De rechtbank concludeert dat het letsel naar haar aard zwaar lichamelijk letsel oplevert.
Opzet
De vraag die tenslotte voorligt is of verdachte ook opzet had zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier zwaar lichamelijk letsel – is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht.
Uit de beschrijving van de camerabeelden en het forse letsel dat aangever heeft opgelopen, leidt de rechtbank af dat verdachte aangever [slachtoffer] met kracht in zijn gezicht geslagen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat met kracht tegen het hoofd van een persoon stompen tot zwaar lichamelijk letsel kan leiden. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij aan kickboksen heeft gedaan. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte met veel kracht kan slaan en stompen. Door aangever met kracht in zijn gezicht te slaan heeft verdachte (tenminste) de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij aangever zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen.
De rechtbank komt op grond van het bovenstaande dan ook tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.

3.De bewezenverklaring

hij op
of omstreeks1 februari 2020, in de gemeente Ede,
aan een persoon, genaamd [slachtoffer] ,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een dubbele kaakbreuk
en
/ofeen aantal uitgeslagen en
/oflosgeslagen tanden,
althans
(blijvende) gebitschade, heeft toegebracht,
door genoemde [slachtoffer] met kracht in gezicht
en/of tegen het
hoofdte stompen;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
‘‘zware mishandeling’’.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 103 dagen met aftrek van het voorarrest. Daarnaast vordert de officier van justitie een taakstraf voor de duur van 200 uren, bij niet nakoming te vervangen door 100 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de raadsman gepleit voor een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling. Hij heeft uit het niets het slachtoffer met kracht in het gezicht geslagen. Door zo te handelen heeft verdachte een ernstige en onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het slachtoffer is geopereerd en heeft veel pijn moeten doorstaan. De advocaat van het slachtoffer heeft ter zitting een verklaring voorgelezen van het slachtoffer, waarin zij tot uitdrukking heeft gebracht dat het feit een grote impact op zijn leven heeft gehad en hij op dit moment daar nog steeds de fysieke en mentale gevolgen van ondervindt. Het slachtoffer is er in algemene zin angstig van geworden.
Dergelijk zinloos uitgaansgeweld leidt bovendien tot overlast, onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving als geheel. Dit geldt temeer omdat het feit zich op de openbare weg in aanwezigheid van omstanders afspeelde. Dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de justitiële documentatie van 26 oktober 2021 van verdachte waaruit blijkt dat verdachte eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
Reclassering Nederland heeft een rapport opgemaakt, gedateerd 23 november 2021.
De reclassering is van mening dat betrokkene een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt in de afgelopen twee jaar en stabiel functioneert. Onderdeel van het toezicht was het volgen van een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden. Deze werd door betrokkene positief afgerond en leek ook het gewenste effect te hebben. Er zijn binnen het toezicht geen problemen op de verschillende leefgebieden geconstateerd. Begin dit jaar is betrokkene een eigen onderneming begonnen in de glaszettersbranche, hij streeft maatschappelijk geaccepteerde doelen na en heeft zijn leven goed op orde. Binnen het huidige toezicht zijn andere reeds geïndiceerde interventies afgerond, daarmee lijkt momenteel het maximaal haalbare behaald. Geadviseerd wordt om een straf op te leggen zonder interventies of toezicht.
Alles afwegende zal de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 99 dagen met aftrek van het voorarrest opleggen. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf van 100 uren, bij niet nakoming te vervangen door 50 dagen hechtenis opleggen. De rechtbank wijkt wat betreft het aantal uren taakstraf af van de eis van de officier van justitie, vanwege de positieve ontwikkeling die verdachte de afgelopen tijd heeft laten zien en het feit dat de mishandeling inmiddels bijna twee jaar geleden heeft plaatsgevonden.

8.De beoordeling van de civiele vordering van [slachtoffer]

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het ten laste gelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.388,91 aan materiële schade en € 13.000,00 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2020. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, vanwege de bepleite vrijspraak.
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard omdat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting voor het strafproces is.
Overweging van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering niet dusdanig complex en uitgebreid dat de benadeelde partij om die reden alleen al niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard.
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank overweegt dat de volgende schadeposten voldoende zijn onderbouwd en redelijk voorkomen:
  • kosten ziekenhuisopname € 186,25
  • reiskosten ziekenhuisbezoek € 65,63
  • ziektekosten voor eigen rekening € 885,00
  • beschadigde kleding/goederen € 40,00
  • verlies arbeidsvermogen € 92,71
  • onkosten volleybal € 56,00
  • porti € 3,64
  • medische informatie huisarts € 59,68
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft bovenstaande schadeposten kan worden toegewezen tot een hoogte van € 1.388,91.
Smartengeld
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 BW heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade, aangezien [slachtoffer] ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen waar hij lange tijd last van heeft gehad en nog steeds hinder van ondervindt.
De onderkaak van benadeelde is aan beide zijden gebroken. De eerste drie weken kon benadeelde alleen maar vloeibaar voedsel eten en heeft hij veel pijn gehad. Ook kon hij daarna maandenlang alleen maar zachte dingen eten. Het metaal dat aan de buitenzijde van de tanden is geplaatst is na zes weken verwijderd. De plaatjes in de kaak blijven vooralsnog zitten. Er is ook een zenuw beschadigd waardoor benadeelde in een deel van de onderlip en kin geen gevoel meer heeft. Het is nog onduidelijk of dit zal herstellen.
Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 13.000,-.
Proceskosten
De benadeelde partij heeft € 1.086,00 aan proceskosten gevorderd.
De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt is dat gezien de hoogte van het bedrag van de gevorderde hoofdsom de proceskosten van de benadeelde partij worden vastgesteld overeenkomstig het toepasselijke Liquidatietarief Kanton. Voor het opstellen en indienen van de vordering en de aanwezigheid tijdens de behandeling ter terechtzitting kent de rechtbank telkens een punt toe, zodat een bedrag van (2 x € 373) € 746,00 zal worden toegewezen. Het overige deel van de vordering zal niet-ontvankelijk worden verklaard.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
Verdachte is vanaf 1 februari 2020 wettelijke rente over de toegewezen bedragen van € 1.388,91 en € 13.000,- verschuldigd tot aan de dag van de algehele voldoening.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstrafvoor de duur van
99 (negenennegentig dagen);
  • beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
  • heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Vordering benadeelde partij
  • Veroordeelt verdachte in verband met het bewezenverklaarde feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 1.388,91 aan materiële schade en € 13.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • Veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op € 746,00;
  • verklaart de
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 1.388,91 aan materiële schade en € 13.000,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 106 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A.H. Pouwels, voorzitter, mr. J.J.H. van Laethem en mr. J.M. Breimer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. den Otter, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 december 2021.
mr. C.A.H. Pouwels is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] van de politie-eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020049801, gesloten op 17 februari 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 14-16.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 22-24.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 27-29.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 45.
6.Proces-verbaal getuigenverhoor [getuige 2] , afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 2 maart 2021.
7.Proces-verbaal getuigenverhoor [getuige 3] , afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 29 maart 2021.
8.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 december 2021.
9.De geneeskundige verklaring, p. 84.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 53.