ECLI:NL:RBGEL:2021:6961

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 december 2021
Publicatiedatum
22 december 2021
Zaaknummer
05/132411-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag en bedreiging binnen het gezin met psychische stoornis als factor

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 9 december 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn ouders heeft aangevallen. De verdachte, geboren in 1982, was op het moment van de feiten gedetineerd in de P.I. Vught. De tenlastelegging omvatte onder andere poging tot doodslag en bedreiging. De feiten vonden plaats op 19 mei 2021 te Zutphen, waar de verdachte zijn moeder en vader met een mes heeft aangevallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte handelde vanuit een hevige gemoedsbeweging en niet met voorbedachten rade, wat leidde tot vrijspraak van dat onderdeel van de tenlastelegging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte lijdt aan een schizofreniespectrumstoornis, wat zijn gedragingen op het moment van de feiten beïnvloedde. De deskundigen concludeerden dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van de feiten. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en een terbeschikkingstelling met dwangverpleging opgelegd, gezien de ernst van de feiten en het recidivegevaar. De rechtbank benadrukte de noodzaak van langdurige behandeling in een verplicht kader om herhaling van dergelijk geweld te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/132411-21
Datum uitspraak : 25 november 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1982 in [geboortedag] ,
wonende aan de [adres] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Vught (PPC) in Vught.
Raadsvrouw: mr. L.M.F. Aarts, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 mei 2021 te Zutphen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (zijn moeder) [slachtoffer 1]
opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven,
- ( met kracht) meerdere malen, althans eenmaal met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp,
in de hals/nek en/of de schouders en/of de rug en/of de buik en/of het bovenlichaam en/of de armen en/of de handen, althans in het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of gesneden en/of
- ( met kracht) meerdere malen, althans eenmaal tegen het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geschopt en/of getrapt (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 289 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 mei 2021 te Zutphen
aan (zijn moeder) [slachtoffer 1]
opzettelijk en met voorbedachten rade
zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere steek- en/of snijwonden en/of een longlaceratie en/of een klaplong en/of een ruptuur van de buikwandmusculatuur en/of een leverlaceratie en/of een of meer doorgesneden pezen en/of een gebroken rib en/of hematomen en/of krassen en/of ander inwendig en/of uitwendig letsel, heeft toegebracht door:
- ( met kracht) meerdere malen, althans eenmaal met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de hals/nek en/of de schouders en/of de rug en/of de buik en/of het bovenlichaam en/of de armen en/of de handen, althans in het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft te steken en/of te snijden en/of
- ( met kracht) meerdere malen, althans eenmaal tegen het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] te schoppen en/of te trappen (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag);
( art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2.
hij op of omstreeks 19 mei 2021 te Zutphen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
(zijn vader) [slachtoffer 2]
opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven,
(met kracht) meerdere malen, althans eenmaal met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp,
in de rug en/of de zij, althans in het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gestoken en/of gesneden en/of
(met kracht) meerdere malen, althans eenmaal in/op/tegen het hoofd en/of het been, althans het lichaam van die [slachtoffer 2] te schoppen/trappen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 289 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 mei 2021 te Zutphen
aan (zijn vader) [slachtoffer 2]
opzettelijk en met voorbedachten rade
zwaar lichamelijk letsel, te weten
meerdere steek- en/of snijwonden en/of een klaplong en/of een gebroken rib en/of ander inwendig en/of uitwendig letsel, heeft toegebracht
door (met kracht) meermalen met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp,
in de rug, althans in het lichaam van die [slachtoffer 2] te steken en/of te snijden;
( art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3.
hij op een of meerdere tijdstippen op of omstreeks 19 mei 2021 te Zutphen
(zijn moeder) [slachtoffer 1] en/of (zijn vader) [slachtoffer 2]
(telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door een mes in zijn, verdachtes, handen te houden en/of
aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
voornoemd mes te tonen
voornoemd mes op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te richten en/of gericht te houden en/of
daarbij die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen:
“ik gijzel jullie en je weet wel wat er gebeurt” en/of “ik maak je kapot, beweeg dan, je weet wat er dan gebeurt” en/of – zakelijk weergegeven –
dat hij, verdachte, die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van kant zou maken en/of
dat hij, verdachte, in staat was om het te doen en/of
dat het niet goed zou aflopen en/of
dat hij, verdachte, die [slachtoffer 2] in het gezicht kon steken,
althans woorden en/of handelingen van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
Er is – voor zover het betreft de tenlastegelegde feitelijke handelingen – sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt in zoverre volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 173 t/m 178;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 133 t/m 136;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte p. 31 t/m 41;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 november 2021.
Voorbedachte rade
Door de verdediging is bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de voorbedachte raad ten aanzien van beide feiten. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat enkel ten aanzien van feit 2 sprake is geweest van voorbedachte raad.
Voor vervulling van het bestanddeel voorbedachte rade is vereist dat moet komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Verdachte moet gelegenheid hebben gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap geven.
Op basis van de bewijsmiddelen is vast komen te staan dat verdachte zijn moeder, [slachtoffer 1] , in een korte tijd meerdere malen heeft gestoken. Verdachte heeft in zijn verklaringen een beschrijving gegeven van wat er op dat moment door hem heen is gegaan. Het waren gevoelens van spanningen waarop een geweldsexplosie volgde. Nu ook de verklaringen van aangevers geen aanknopingspunten bieden dat er bij verdachte sprake is geweest van een vooropgezet plan, dan wel een moment van overdenking oordeelt de rechtbank dat verdachte handelend vanuit een hevige gemoedsbeweging zijn moeder meerdere malen heeft gestoken.
Enige tijd later heeft verdachte zijn vader, [slachtoffer 2] , meerdere malen met een mes gestoken. Alhoewel sprake is van een tijdsverloop tussen beide steekincidenten, kan op basis van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen niet worden vastgesteld dat het handelen van verdachte het gevolg is geweest van een van te voren door hem genomen besluit en evenmin dat hij tussen het nemen van dat besluit en de uitvoering ervan gelegenheid heeft gehad om over de betekenis en de gevolgen van die voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven. Naar het oordeel van de rechtbank bevinden zich in het dossier voldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat de verdachte heeft gehandeld in een opwelling van boosheid die heviger werd naarmate het incident voortduurde. Verdachte handelde kennelijk ook op het moment van het steken van zijn vader vanuit deze hevige gemoedsbeweging.
De rechtbank ziet ten aanzien van beide tenlastegelegde feiten daarom onvoldoende bewijs voor voorbedachte raad bij de verdachte. Verdachte zal van dat bestanddeel in de primair onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten worden vrijgesproken.
Opzet
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank in verband met de psychische stoornis van verdachte niet tot bewezenverklaring van de vereiste opzet kan komen en daarvan moet worden vrijgesproken. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van feit 1 sprake is vol opzet en ten aanzien van feit 2 van voorwaardelijk opzet.
Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat vooropgesteld moet worden dat een psychische stoornis slechts aan de bewezenverklaring van opzet in de weg staat indien bij de verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen heeft ontbroken.
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat hij zich bedreigd voelde en zijn moeder en vader iets wilde aan doen.
De kans dat zijn moeder en vader, als gevolg van het steken met een mes zoals verdachte heeft gebruikt, gelet op de kwetsbare lichaamsdelen waar zij zijn gestoken, zouden komen te overlijden aanmerkelijk te noemen.
Naar het oordeel van de rechtbank was het handelen van verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op de reële mogelijkheid dat verdachte zijn moeder en vader met het mes dodelijk zou verwonden, dat verdachte dit gevolg bewust heeft aanvaard en op de koop heeft toegenomen.
De rechtbank acht de primair ten laste gelegde poging tot doodslag ten aanzien van de feiten 1 en 2 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3
Er is – voor zover het betreft de tenlastegelegde feitelijke handelingen en bewoordingen –
sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt in zoverre volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 173 t/m 178;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 133 t/m 136;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte p. 31 t/m 41;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 november 2021.
Door de verdediging is bepleit dat verdachte van de tenlastegelegde bedreigingen vrijgesproken dient te worden nu niet elke uitlating een bedreiging in de zin van het Wetboek van Strafrecht is. De officier van justitie heeft tot een bewezenverklaring gerekwireerd.
De rechtbank is van oordeel dat de tenlastegelegde bewoordingen, gelet op de omstandigheden en de context waarin zij door verdachte richting zijn moeder en vader zijn geuit, bedreigingen met een misdrijf tegen het leven gericht opleveren, hetgeen te meer geldt nu verdachte voorafgaand aan de bedreigingen daadwerkelijk ernstig geweld tegen zijn moeder heeft gebruikt door haar met een mes te steken. Alleen al daarom kon bij zijn moeder en vader de vrees ontstaan dat verdachte zijn dreigende bewoordingen zou uitvoeren en dat zij het leven zouden kunnen verliezen.
Het verweer van de raadsvrouw wordt dan ook verworpen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks19 mei 2021 te Zutphen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (zijn moeder) [slachtoffer 1]
opzettelijk
en met voorbedachten radevan het leven te beroven,
- ( met kracht) meerdere malen,
althans eenmaalmet een mes,
althans met een scherp en/of puntig voorwerp,
in de hals/nek en
/ofde schouders en
/ofde rug en
/ofde buik en
/ofhet bovenlichaam en
/ofde armen en
/ofde handen,
althans in het lichaamvan die [slachtoffer 1] heeft gestoken
en/of gesneden en/of
- (met kracht) meerdere malen, althans eenmaal tegen het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geschopt en/of getrapt (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks19 mei 2021 te Zutphen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
(zijn vader) [slachtoffer 2]
opzettelijk
en met voorbedachten radevan het leven te beroven,
(met kracht) meerdere malen
, althans eenmaalmet een mes
, althans met een scherp en/of puntig voorwerp,
in de rug en
/ofde zij,
althans in het lichaamvan die [slachtoffer 2] heeft gestoken
en/of gesnedenen
/of
(met kracht)meerdere malen
, althans eenmaal in/op/tegen het hoofd en
/ofhet been,
althans het lichaamvan die [slachtoffer 2] te schoppen
/trappen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op
een of meerdere tijdstippenop
of omstreeks19 mei 2021 te Zutphen
(zijn moeder) [slachtoffer 1] en
/of(zijn vader) [slachtoffer 2]
(telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling,
door een mes in zijn, verdachtes, handen te houden en
/of
aan die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2]
voornoemd mes te tonen
voornoemd mes op die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] te richten en
/ofgericht te houden en
/of
daarbij die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen:
“ik gijzel jullie en je weet wel wat er gebeurt” en
/of“ik maak je kapot, beweeg dan, je weet wat er dan gebeurt” en
/of– zakelijk weergegeven –
dat hij, verdachte, die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] van kant zou maken en
/of
dat hij, verdachte, in staat was om het te doen en
/of
dat het niet goed zou aflopen en
/of
dat hij, verdachte, die [slachtoffer 2] in het gezicht kon steken
,
althans woorden en/of handelingen van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
Poging tot doodslag
Ten aanzien van feit 2 primair:
Poging tot doodslag
Feit 3:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Over verdachte is een multidisciplinair rapport opgemaakt bestaande uit een rapport van de psycholoog D.R. van der Velden en een rapport van de psychiater S.M. van Neerrijnen.
Uit de bevindingen en de daaruit voortvloeiende conclusies van deze deskundigen komt naar voren, dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde lijdende was aan een ziekelijke stoornis.
Volgens de psychiater lijdt verdachte aan schizofrenie en heeft hij een lichte stoornis in het gebruik van alcohol. De psycholoog heeft op dat punt overwogen dat verdachte een prikkelgevoelige 28-jarige man is met een schizofreniespectrumstoornis. Dagelijks alcoholgebruik is een periode aanwezig.
De psycholoog heeft gerapporteerd dat in aanloop naar het ten laste gelegde een periode van in ernst toenemende psychotische klachten zichtbaar was, horende bij de schizofreniespectrumstoornis van verdachte. Tijdens het ten laste gelegde leek sprake van paranoïde wanen met psychotische angsten en vijandigheid naar de omgeving van verdachte. Vanuit vermeende bedreigingen door zijn ouders kwam verdachte vervolgens tot impulsdoorbraken met agressie/gewelddadig gedrag. Verdachte handelde ten tijde van het ten laste gelegde vanuit zijn psychotische belevingswereld met ernstig verstoorde realiteitstoetsing. Hij had geen ziekte-inzicht en geen besef van wat hij aanrichtte met zijn handelen.
Door de psychiater is gerapporteerd dat de schizofrene stoornis van verdachte ervoor zorgde dat verdachte verminderd in staat was zijn wil te bepalen omtrent het gebruik van alcohol en was sprake van een verstoorde agressie- en impulsregulatie. Het gebruik verergerde het psychotisch beeld door de achterdocht te versterken en bovendien de impulsregulatie te verminderen. Ook zorgde het ervoor dat de drempel voor frustratietolerantie verlaagd werd waardoor er agressie-uitbraken waren (verbaal en fysiek). Dit zonder realistische aanleiding of samenhang met de realiteit, maar vanuit de psychose. Verdachte had geen controle meer over zijn denken, gevoelens en handelen ten gevolge van de hoge mate van psychotische ontregeling waarin hij verkeerde. De problematiek heeft volledige doorwerking gehad.
De deskundigen adviseren het ten laste gelegde verdachte niet toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusies over. Gelet op de adviezen van de deskundigen oordeelt de rechtbank dat bij verdachte sprake is van een volledige ontoerekeningsvatbaarheid.
De verdachte dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte en heeft vervolgens gevorderd verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht om een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat verdachte zich kan vinden in het advies van de reclassering en graag geholpen wil worden. Ten aanzien van het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging is de verdediging van mening dat de noodzaak hiervan niet geheel gebleken, maar refereert zij zich aan het oordeel van de rechtbank.
De beoordeling door de rechtbank
Zoals hiervoor is overwogen zijn de bewezen verklaarde feiten niet aan verdachte toe te rekenen en kan hem daarom geen straf worden opgelegd. Wel ziet de rechtbank aanleiding een maatregel op te leggen. De rechtbank heeft daarbij met name rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder die zijn begaan en de persoon van verdachte, waarbij in het bijzonder waarde is gehecht aan het advies van de deskundigen.
De ernst van de feiten
De rechtbank stelt voorop dat zich op 19 mei 2021 in de woning van de ouders van verdachte een verschrikkelijk drama heeft afgespeeld. Verdachte heeft onder invloed van zijn psychische stoornis zijn moeder en vader met fors geweld verwond. Daarbij heeft hij bedreigende woorden geuit en voorkomen dat zij hulp konden inschakelen. Dat zijn moeder niet is komen te overlijden is door medisch ingrijpen voorkomen. Het handelen van verdachte heeft niet alleen tot fysiek letsel, maar ook – en vooral – tot groot verdriet bij zijn ouders geleid.
Verdachte heeft deze ernstige feiten gepleegd onder invloed van zijn psychische toestand. Het voorkomen van herhaling van een dergelijke geweldsuitbarsting is van groot belang.
Verdachte heeft ter zitting te kennen gegeven veel spijt te hebben van zijn handelen en blij te zijn dat zijn ouders nog leven. Ook heeft hij veel baat bij de medicatie die hij sinds zijn verblijf in het PPC krijgt en wil hij graag geholpen worden.
Het advies van de deskundigen
In het eerder vermelde rapport adviseren de deskundigen aan verdachte een TBS-maatregel met dwangverpleging op te leggen. Het recidiverisico wordt zonder behandeling van de problematiek van verdachte ingeschat op hoog.
Uit het rapport van de psychiater komt naar voren dat verdachte een langdurige behandeling in een verplicht kader nodig heeft. De reguliere GGZ behandeling is niet afdoende gebleken om verdachte goed in beeld te houden, gevaar te voorkomen en adequaat te kunnen behandelen. Daarbij kan, op basis van de voorgeschiedenis van verdachte, niet worden uitgesloten dat hij zonder goede begeleiding verder afglijdt in ernstiger delictgedrag. Verdachte heeft langdurige, intensieve, psychiatrische behandeling nodig met (dwang)medicatie, een individueel programma dat langzaam kan worden uitgebreid, strakke structuur, intensieve steun, sturing en toezicht. De veiligheid van verdachte en derden kan op deze manier gewaarborgd worden. Dit zorgt ervoor dat het recidiverisico voldoende kan worden ingeperkt.
De psycholoog heeft overwogen dat een gedwongen kader met een hoog beveiligingsniveau, zoals op een FPC of FPK, de mogelijkheid geeft om meer grip te krijgen op het huidige toestandsbeeld en een passend ondersteunings- en risicomanagementplan op te tuigen. De verwachting is dat gedwongen en langdurig toezicht met geslotenheid, een intensieve zorg en hoog beveiligingsniveau nodig is om enige gedragsverandering in te laten slijten en het risico op gewelddadig gedrag te verminderen.
Uit het rapport van de reclassering van 16 november 2021 komt naar voren dat het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Zij adviseren negatief over de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden. Vervolgens wordt geadviseerd een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM, artikel 38z van het
Wetboek van Strafrecht) op te leggen, zodat gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende
voorwaarden toegepast kunnen worden na de terbeschikkingstelling.
Maatregel
De rechtbank stelt verder vast dat de bewezenverklaarde feiten misdrijven zijn als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, onder 2, van het Wetboek van Strafrecht waarvoor terbeschikkingstelling mogelijk is. Daarnaast eist de veiligheid van anderen de oplegging van de TBS-maatregel. Hierbij heeft de rechtbank de ernst van de feiten en het recidivegevaar in aanmerking genomen. Gelet op de adviezen van de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat uitsluitend een TBS-maatregel met dwangverpleging een passende afdoening van deze zaak is. Deze maatregel zal de rechtbank dan ook opleggen. De bewezenverklaarde feiten zijn misdrijven die waren gericht tegen en gevaar veroorzaakten voor de onaantastbaarheid van het lichaam van meerdere personen. Op grond van artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht is de maatregel dan ook niet in duur gemaximeerd.
De rechtbank zal geen gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht opleggen omdat zij daar gelet op de aard en de uitvoering van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging geen aanleiding toe ziet.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de maatregel is gegrond op de artikelen 37a, 37b, 45, 57, 285 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de poging tot moord ten aanzien van de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte
niet strafbaaren
ontslaatverdachte van alle
rechtsvervolging;
 gelast dat verdachte
ter beschikkingwordt
gestelden beveelt dat hij
van overheidswege zal worden verpleegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.T. Rademaker (voorzitter), mr. Y.M.J.I. Baauw en
mr. M.G.E. ter Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Verhagen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 december 2021.
mr. M.G.E. ter Hart is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de Districtsrecherche Noord- en Oost-Gelderland, onderzoeksnummer ON3R021054, onderzoeksnaam UNO, dossiernummer 202106081656.DOS, proces-verbaalnummer 202106081625.ALG, opgemaakt proces-verbaal PL0600-2021224981, gesloten op 7 oktober 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.