Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
Genalice Holding B.V.en
Inverse-IT B.V.,
1.De procedure
- het tussenvonnis van 14 april 2021
- het verkort proces-verbaal van mondelinge behandeling van 13 oktober 2021.
2.De feiten
13.Confidentiality
Neither during the employment nor upon termination of the employment shall the Employee inform any third party in any form, directly or indirectly, of any particulars concerning or related to the business conducted by the Employer or its affiliated companies, which Employee could reasonably have known were not intended for third parties, regardless of the manner in which Employee learned of the particulars.
14.Non-competition
3.Het geschil
4.De beoordeling
Kennelijk onbehoorlijke taakvervulling ex artikel 2:248 BW
In dit geval was GENALICE B.V. volledig op de hoogte van het IP eigenaarschap van GENALICE HOLDING B.V. wat bij overdracht en tegen betaling verworven is. GENALICE B.V. heeft het IP van GENALICE Holding B.V. (vermoedelijk onbewust) onrechtmatig op haar naam laten schrijven. Dit strafbare feit is vrijwillig gecorrigeerd. De correctie daarvan heeft de crediteuren niet benadeeld”.
Het bestuur heeft de goedkeuring nodig van de vergadering van aandeelhouders voor besluiten tot (…) k. verkoop van alle activa of activiteiten van de vennootschap of belangrijke gedeelten daarvan;”. Deze lezing kan niet worden gevolgd. Immers als deze lezing zou worden gevolgd zou het 1) om niet ergens afstand van doen geen goedkeuring behoeven, maar het 2) tegen een prijs overdragen wel, terwijl de gevolgen voor de holding voor het onder 1) genoemde veel nadeliger zijn dan het onder 2) genoemde. Dit is geen redelijke uitleg van de goedkeuringsbepaling. De rechtbank is daarom van oordeel dat [gedaagde] wel degelijk goedkeuring behoefde voor de overdracht van de broncodes en het woord- en beeldmerk door de holding aan Norlin. Het is des te verwijtbaarder dat hij voor deze overdracht geen vergoeding voor de holding heeft bedongen nu de broncodes en het woord- en beeldmerk van meerwaarde waren voor Norlin.
NJ2002, 608). De curator kan overgaan tot uitwinning van dit vonnis. Daarvoor is geen toestemming van de rechter-commissaris benodigd. In het algemeen geldt dat concurrente schuldeisers in een faillissement niet hun gehele vordering voldaan krijgen. Gesteld, noch gebleken is dat dit in het onderhavige geval anders zou zijn. Daarom moet het ervoor worden gehouden dat [gedaagde] in elk geval ten aanzien van een nog onbekend gedeelte van zijn vordering een reëel restitutierisico zou lopen, indien de curator tot uitwinning zou overgaan en dit vonnis niet in stand zou blijven. De afweging van de belangen van de curator en [gedaagde] leidt er dan ook toe dat de rechtbank de door de curator verlangde uitvoerbaarverklaring bij voorraad zal afwijzen.
1.444,00(2,0 punten × tarief € 721,--)