ECLI:NL:RBGEL:2021:6846

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 december 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
C/05/383462 / HZ ZA 21-48
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een arbeidsdeskundige ter vaststelling van de consequenties van beperkingen voor de mate van arbeids(on)geschiktheid

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, is op 15 december 2021 een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiser en de Goudse Schadeverzekeringen N.V. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Gerretsen, heeft een vordering ingesteld tegen de Goudse, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.C. van der Salm, met betrekking tot verzekeringsrecht en de benoeming van een arbeidsdeskundige. De rechtbank heeft in eerdere vonnissen, waaronder een tussenvonnis van 10 februari 2021, vastgesteld dat de procedure zal worden voortgezet volgens het geldende recht in dagvaardingszaken met verplichte procesvertegenwoordiging. De rechtbank heeft een deskundige benoemd om de beperkingen van de eiser, die voortkomen uit een medische aandoening, te beoordelen. De deskundige heeft op 14 juni 2021 een rapport uitgebracht waarin de beperkingen van de eiser zijn vastgesteld, met name met betrekking tot oogbewegingen en de gevolgen daarvan voor zijn arbeids(on)geschiktheid. De rechtbank heeft de deskundige gevraagd om de mate van arbeidsongeschiktheid van de eiser vast te stellen, rekening houdend met de door de verzekeringsgeneeskundige deskundige vastgestelde belastbaarheid en beperkingen. De rechtbank heeft ook de benoeming van een arbeidsdeskundige goedgekeurd om de gevolgen van deze beperkingen voor de arbeidsmogelijkheden van de eiser te onderzoeken. De rechtbank heeft de Goudse opgedragen om een voorschot op de kosten van de deskundige te betalen en heeft verdere beslissingen aangehouden in afwachting van het deskundigenonderzoek.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/383462 / HZ ZA 21-48
Vonnis van 15 december 2021
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. R. Gerretsen te Utrecht,
tegen
de naamloze vennootschap
GOUDSE SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Gouda,
gedaagde,
advocaat mr. A.C. van der Salm te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna [eiser] en de Goudse worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 10 februari 2021, waarbij is bepaald dat de procedure zal worden vervolgd volgens het recht dat landelijk geldt in dagvaardingszaken met verplichte procesvertegenwoordiging waarin het exploot van dagvaarding na 30 september 2019 is betekend
  • het deskundigenbericht (verzekeringsgeneeskundige rapportage van mevrouw mr. drs. [deskundige 1] ) van 14 juni 2021
  • de begrotingsbeschikking van 7 juli 2021
  • de conclusie na deskundigenbericht van [eiser] van 25 augustus 2021
  • de antwoordconclusie na deskundigenbericht van de Goudse van 25 augustus 2021
  • de antwoordconclusie van [eiser] van 22 september 2021
  • de antwoordconclusie na deskundigenbericht van de Goudse van 22 september 2021.
1.2.
Ten slotte is opnieuw vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 21 augustus 2020 heeft de rechtbank geconcludeerd dat de Goudse zich mag beroepen op artikel 3.1 sub c AV. Dit heeft tot gevolg dat voor zover de klachten van [eiser] als gevolg van het Post Intensive Care Syndroom leiden tot een toename van de arbeidsongeschiktheid van [eiser] , deze klachten bij de beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid buiten beschouwing moeten blijven.
2.2.
In het tussenvonnis van 15 december 2020 heeft de rechtbank mevrouw [deskundige 1] van Maatschap Medisch advies benoemd als verzekeringsgeneeskundige deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
Wat zijn uw bevindingen bij verzekeringsgeneeskundige anamnese en onderzoek?
Wat is uw diagnose?
Dienen voor verzekerde bij geneeskundig onderzoek vast te stellen stoornissen in relatie tot ziekte beperkingen in acht te worden genomen ten aanzien van het verrichten van werkzaamheden? Zo ja, kunt u aangeven welke stoornissen, en wilt u de beperkingen die daarmee gepaard gaan zo nauwkeurig mogelijk beschrijven in algemene termen?
Wilt u een FML opstellen?
Heeft u nog therapeutische suggesties?
Hoe ziet u de prognose (ten aanzien van de belastbaarheid)?
Bij deze beoordeling van de belastbaarheid dienen (klachten als gevolg van) de doorgemaakte pancreatitis en het dientengevolge opgetreden Post Intensive Care Syndroom buiten beschouwing te worden gelaten.
2.3.
Op 14 juni 2021 heeft de deskundige haar rapport uitgebracht. In het kader van de eerste vraag, “
Wat zijn uw bevindingen bij verzekeringsgeneeskundige anamnese en onderzoek?” heeft de deskundige in haar rapport onder meer genoteerd:

(…)
4Anamnese
(…)
Gevraagd naar de klachten vertelt verzekerde op dat moment meer klachten in het oog te voelen omdat hij richting het raam kijkt en buiten de zon is gaan schijnen, waardoor het licht, ondanks aanwezige vitrage, wat feller is. Als hij in de zon zou gaan zitten zonder zonnebril zou het oog gaan branden. Het branden kan overgaan in heftige pijnscheuten waarbij hij zich dan terug moet trekken en moet gaan zitten met de ogen dicht waarna het meestal met 2-3 uur wat zakt, maar vaak ook moet hij het dan 1-2 dagen erna bezuren.Klachten nemen niet alleen toe bij feller licht, maar ook bij lang aan de computer werken, lang autorijden, een lang gesprek zoals het huidige of omhoog kijken (b.v. naar iemand die bovenaan de trap staat).Het heeft te maken met snelle beelden, want b.v. blad blazen of kabel pellen (een kabel van het omhulsel ontdoen), activiteiten waarbij de handen min of meer ‘op de automatische piloot’ werken zonder echt goed te hoeven kijken, gaat beter dan aan de computer werken.En het heeft te maken met verre oogbewegingen, met name ver omhoog kijken. Er zijn wel oplossingen te bedenken als zelf omhoog gaan zodat hij weer recht kan kijken of het hoofd draaien, maar de snelste en eerste reactie is om omhoog te kijken wat dan pijn geeft. Hij draagt altijd een pet (met klep), ten eerste om lichtinval tegen te gaan, maar ook om omhoog kijken te verhinderen. Heel soms, als hij moe is, ziet hij bij omhoog kijken dubbelbeelden, maar dat doet zich vaker voor bij omlaag kijken zoals bij trap af lopen. Het beeld vertraagt en verzekerde is dan bang zich te verstappen zodat hij zich met twee handen vasthoudt aan de leuning.
Pijnvrij is verzekerde nooit.Er is altijd een gevoel onder in de linker oogkas alsof er een blauwe plek zit die steeds belast wordt.Sowieso nemen de klachten in de loop van de dag toe. Klachten nemen sterker toe naarmate er meer belastende activiteiten zijn gedaan. Zolang verzekerde rustig aan doet blijven de klachten wel draaglijk, maar ook dan komt het vaak genoeg voor dat hij ’s avonds met een zonnebril op tv zit te kijken.
Kort voor de coronapandemie bezocht verzekerde zijn oogarts in het AMC die aangaf er niet aan te twijfelen dat er een ontsteking is. De oogarts verwees naar de reumatoloog, ten eerste om te kijken of er een alternatief is voor de prednison die verzekerde, naast botox, nog altijd gebruikt, en ten tweede om te kijken of er een onderliggende verklaring te vinden is (eerder onderzoek naar diverse aandoeningen leverde geen verklaring op). Dit onderzoek is uitgesteld tot de coronamaatregelen voorbij zijn.
(…)
Als gevolg van de aandoening en de IC-opname waren conditie en cognitie sterk afgenomen. Op beide punten voelt verzekerde zich flink opgeknapt en er is ook altijd nog verbetering gaande.Op dit moment zijn er nog klachten van wegdwalen in een gesprek en dan niet meer weten waar hij het eigenlijk over had en de prikkelgevoeligheid is nog verhoogd. Lichamelijk merkt verzekerde bij lang zitten of lang staan stram te zijn zodat hij dan even moet bewegen.Opbouw van lichamelijke conditie en opbouw van sociale activiteiten, inclusief opbouw in omgaan met prikkels, is door corona verstoord geraakt. Nu het zwembad dicht is kan hij niet gaan zwemmen voor de conditie (ging 2-3x per week) en ook mist hij de sociale contacten die hij er had. Voor de lichamelijke conditie gaat hij nu vaker op de hometrainer fietsen. En nu iedereen zo veel mogelijk thuis moet blijven is het vermijden van prikkels en sociale activiteiten makkelijker en niet vreemd; het leven is er voor verzekerde makkelijker door geworden. Hoe het hem zal vergaan als corona voorbij is kan hij niet voorspellen, maar het gaat wel duidelijk beter dan in de eerste periode na de IC-opname. Aan de andere kant was hij ook voor de pancreatitis al aan het worstelen met hoe hij om moest gaan met drukte in verband met pijn van het oog. Maar in die periode kon hij b.v. wel naar een verjaardag gaan. Ook was hij toen al wel bewust bezig met voeding en trainen in verband met overgewicht, maar het was wel jojo-en.
Sinds een aantal maanden heeft verzekerde een nieuwe hobby: postzegels. Hij beleeft er veel plezier aan en het geeft hem een doel en perspectief. Eigenlijk zou hij ervoor naar rommelmarkten moeten gaan, maar dat lukt in verband met het autorijden alleen in de woonomgeving. Naar Zwolle kan hij b.v. wel rijden. Sowieso het liefst in de ochtend als hij het fitst is.Rijden in de stad of op de snelweg maakt overigens niet uit want het één is inspannend door de drukte en het ander door de snelheid waardoor het beeld snel gaat. Het openbaar vervoer gebruikt verzekerde eigenlijk niet, want het geeft geen echte zelfstandigheid en de drukte op stations e.d. is misschien ook te belastend. Voor de postzegel-hobby zoekt verzekerde nu internet af, b.v. marktplaats. Dat lukt wel, mits hij niet een echt slechte dag heeft, maar hij moet het niet uren aaneen doen. En als hij het vergelijkt met werk dan is dit echt anders. In werk moeten dingen volgens planning gebeuren. Het moet snel en je moet door; je kan het niet laten liggen of onderbreken met pauzes. In werk kan je het niet na 10 minuten afbreken om iets anders te gaan doen. Zo kan je ook met autorijden niet ieder uur een pauze inlassen als je een langere rit moet maken. Peuteren met de postzegels doet verzekerde niet heel veel (…) maar als hij het toch doet moet hij de felle lamp na een kwartier uit doen en stoppen, want als hij het een uur aaneen zou doen dan zouden de klachten uit de hand lopen. Als hij dat zou doen dan zou hij aansluitend een paar uur met de ogen dicht op de bank moeten zitten om d ergste pijn te laten zakken.
Verzekerde houdt redelijk vast dagritme aan. (…) Zijn ouders wonen bij hem in, en koken en huishouden wordt voor een groot deel door zijn moeder gedaan. Verzekerde kan het allemaal wel en zijn eigen woning houdt hij schoon en opgeruimd, zodat hij er weinig aan hoeft te doen en het hem rust geeft. Voor corona ging hij wel naar de supermarkt op de fiets en maakte een praatje als hij iemand tegenkwam. Dat vergde, zoals gezegd sinds de IC-opname, het nodige.
(…)
Zolang verzekerde zijn dagen op deze rustige manier indeelt gaat het heel redelijk en blijven de klachten meestal draaglijk.Sinds de ergste IC-klachten achter de rug zijn is hij een stuk positiever geworden. Terugkijkend realiseert hij zich dat hij er een stuk slechter aan toe is geweest en vooruitkijkend verwacht hij nog wel wat verder te verbeteren. Hij ziet weer perspectief.
Toezenden gespreksverslag
Op 13 april 2021 werd het anamnetisch gedeelte van dit rapport (paragraaf 4) aan verzekerde gezonden. Daarop werden diezelfde dag, 13 april, twee reacties van verzekerde ontvangen.
(…)
Reactie 2
Zag en dacht later nog wat na:
Over het autorijden heb ik gezegd dat je niet om de 10 minuten een half uur aan de kant kunt gaan staan. Zal waarschijnlijk verschrijving zijn in uw verslag, daar staat een uur.
Tevens had ik gemeld dat de houding met het hoofd naar beneden (langer dan half uur) misschien nog wel korter niet wenselijk is.
Denk dat ik nu alles heb gemeld.
(…)

5.Bevindingen

Verzekerde werd in zijn woonhuis bezocht. Behoudens verzekerde en ondergetekende was niemand bij het gesprek aanwezig.
(…)
In verband met de coronamaatregelen hielden we afstand en gezien de aard van de problematiek en de beschikbare oogheelkundige gegevens achtte ik inspectie van naderbij ook niet noodzakelijk. Verzekerde maakte en behield goed oogcontact.Bijzonderheden werden niet geconstateerd; er waren geen tekenen van een stoornis betreffende de ogen, geen pijngedrag, geen knijpen of opvallend knipperen met de ogen.
Tijdens het gesprek was verzekerde een keer of drie de draad van zijn verhaal kwijt. Datzelfde gold op dat moment echter ook voor mij. (…)
Geheugen, concentratie, stemming en affect toonden verder geen bijzonderheden. Tekenen van psychische ziekte zag ik niet.
Na ruim een uur gaf verzekerde aan even te moeten gaan staan. Gevraagd naar de reden meldde hij stram te zijn als gevolg van PICS. Hij stond vlot op, liep enkele passen, bleef even staan (alles bijeen naar schatting een minuut) waarbij hij overigens oogcontact maakte zodra hij met zijn gezicht in mijn richting liep/stond, licht omlaag kijkend. Verzekerde ging weer zitten en zat vervolgens rustig tot kort voor het einde van het gesprek toen hij plots een been optrok en daarbij met een bolle rug ging zitten, desgevraagd wederom vanwege de klachten sinds de IC-opname. (…)
(onderstrepingen rechtbank)
2.4.
Ten aanzien van de beperkingen van [eiser] heeft de deskundige in haar rapport onder meer het volgende vermeld:

(…)
6Beschouwing
Conform mijn opdracht laat ik bij mij beoordeling van de belastbaarheid (klachten als gevolg van) de doorgemaakte pancreatitis en het dientengevolge opgetreden Post-IC syndroom buiten beschouwing. Dit betekent dat ik mij op de oogproblematiek richt. De overige informatie en mijn eigen onderzoeksgegevens meewegend neem ik het rapport van expert oogarts [oogarts] van oktober 2019 als uitgangspunt. Aan de onzekerheden op oogheelkundig terrein, die hij verwoordt, heb ik verder niets toe te voegen. Ik neem als uitgangspunt dat de expert het voorstelbaar achtte dat door fibrosering oogspierbewegingen lastig en mogelijk pijnlijk zijn. Hij noemde daarbij snelle oogbewegingen, moeizame oogbewegingen en hij constateerde een, weliswaar lichte maar objectief vastgestelde, afwijking bij het kijken naar linksboven en afname van oogcontact wanneer daarbij omhoog gekeken moest worden. Het veelvuldig knijpen met de ogen (blepharospasme) dat bij orthoptisch onderzoek werd geconstateerd, en dat door de expert niet kon worden verklaard, nam ik tijdens het gesprek niet waar.
Vanuit de zojuist beschreven uitgangspunten concludeer ik tot beperkingen in oogbewegingen. Ik ga uit vanbeperkingen ten aanzien van snelle oogbewegingen en verre oogbewegingen. Ook ga ik ervan uit datbij fibrose spieren zowel pijn kunnen geven bij aanspannen als bij rekken zodat in beide richtingen klachten kunnen ontstaan. Problemen met (fel) licht of problemen met rechtuit kijken kan ik niet vanuit de oogheelkundige gegevens verklaren; voor stoornissen in de oogbol zelf heb ik geen aanwijzingen. Het moeten vermijden van activiteiten die de druk in de oogbol zouden verhogen, zoals één van de ingeschakelde verzekeringsartsen aangaf, acht ik daarmee niet onderbouwd. Ook uitgaande van littekenweefsel / fibrose acht ikgeen beperkingen in de fysieke belastbaarheidonderbouwd. Wat betreft het kijken naar een computer wil ik opmerken dat ik daar inderdaad ruim aandacht aan heb besteed, zoals verzekerde in zijn reactie op het gespreksverslag opmerkte, omdat het mij opviel als voorbeeld van vooruit kijken waarbij verzekerde het nu toepast bij het, met plezier, uitoefenen van zijn nieuwe hobby, terwijl het eerder in de dossiergegevens werd beschreven als zeer belastend. Bij navraag gaf verzekerde aan het hobbymatig computeren als een andere belasting te ervaren dan computeren in werk. In werk moet hij doorgaan, zo gaf hij aan, volgens planning, snel en zonder pauzes. Datenige afwisseling noodzakelijkis acht ik wel plausibel, zeker in de loop van de dag als door activiteiten in de ochtend klachten zullen toenemen, maar aan de andere kant kijkt verzekerde aan het eind van de middag en in de avond graag naar de tv wat toch ook weer rechtuit kijken inhoudt. De door verzekerde aangegeven relatie met werk lijkt ook op eenmogelijk verband met (werk)stressorente wijzen. Voor psychische ziekte die tot arbeidsbeperkingen leidt zie ik geen aanwijzingen.
Samengevat ga ik uit van beperkingen ten aanzien bezigheden die gepaard gaan met snelle oogbewegingen of met verre oogbewegingen. Deze zijn in aaneengesloten duur en totale duur per dag beperkt. In de tweede helft van de werkperiode acht ik afwisseling in sterk gefocuste en meer ‘vrij kijkende’ bezigheden aangewezen. Wanneer bezigheden aan deze beperkingen voldoen is er geen indicatie om de duur van de bezigheden te beperken.
(…)
(onderstrepingen rechtbank)
2.5.
De overige vragen van de rechtbank heeft de deskundige als volgt beantwoord:

(…)
- Wat is uw diagnose?
Ik ga uit van een toestand na IOI met fibrosering (vorming van littekenweefsel).
- Dienen voor verzekerde bij geneeskundig onderzoek vast te stellen stoornissen in relatie tot ziekte beperkingen in acht te worden genomen ten aanzien van het verrichten van werkzaamheden? Zo ja, kunt u aangeven welke stoornissen, en wilt u de beperkingen die daarmee gepaard gaan zo nauwkeurig mogelijk beschrijven in algemene termen? Wilt u een FML opstellen?
Ik acht beperkingen onderbouwd. Voor mijn overwegingen rond de beperkingen verwijs ik naar bovenstaande beschouwing.
Ik voeg een FML bij. Hierbij wil ik wel opmerken dat het onderwerp zien in de FML is ondergebracht bij sociaal functioneren, maar dat met de beperking op dit punt niet enkel het sociale functioneren aangedaan zal zijn maar ook andere terreinen van het functioneren.
- Heeft u nog therapeutische suggesties?
Nee.
- Hoe ziet u de prognose (ten aanzien van de belastbaarheid)?
De oogproblematiek bestaat sinds lange tijd waardoor ik geen wijzigingen meer verwacht.
(…)
2.6.
De bij het rapport gevoegde FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) met betrekking tot [eiser] vermeldt onder meer het volgende:

(…)
Rubriek II: Sociaal functioneren
1. Zien
(…)
1 Beperkt, namelijk
Taken die snelle oogbewegingen vereisen zijn beperkt tot 15 minuten aaneen en een kwart van de tijd in totaal, verdeeld over dag of in de eerste helft van de werkperiode wat meer dan in de tweede.
Taken die verre oogbewegingen vereisen zijn beperkt tot 15 minuten aaneen en een kwart van de tijd in totaal, verdeeld over dag of in de eerste helft van de werkperiode wat meer dan in de tweede.
In het tweede deel van de werkperiode afwisseling noodzakelijk tussen taken die sterk focussen vereisen en taken die dat niet vereisen, waarbij te denken valt aan na 15 minuten focussen 30 minuten een andere taak.
(Conform de definities zijn incidentele overschrijdingen toegestaan.)
(…)
5. Lezen
(…)
1 beperkt, namelijk…, zie bij punt 1 de opmerking over sterk focussen.
(…)
10. Vervoer
0 normaal, kan autorijden of fietsen, of zelfstandig gebruik maken van het openbaar vervoer, zie bij punt 1 wat betreft snelle oogacties wat een weerslag zal hebben op autorijden.
(…)
Voor de rubrieken III (Aanpassing aan fysieke omgevingseisen), IV (Dynamische handelingen), V (Statische houdingen) en VI (Werktijden) gelden volgens de FML geen beperkingen.
2.7.
Naar aanleiding van de conceptrapportage hebben de beide raadslieden vragen gesteld aan de deskundige. De deskundige heeft daarover in haar rapport het volgende vermeld:

(…)
Bespreking van de reacties
Reactie van mr. Gerretsen en zijn medisch adviseur [medisch adviseur] .
Gevraagd wordt om de door mij genoemde snelle en verre oogbewegingen te concretiseren, eventueel vanuit voorbeelden en voor zover mogelijk ook gekoppeld aan autorijden en beeldschermwerk. Ook ten aanzien van sterk focussen wordt concretiseren gevraagd.
Wat betreft verre oogbewegingen denk ik aan ongeveer het laatste kwart van de maximale bewegingsuitslagen. Uitgaande van de maxima die grofweg zo rond de 40 gr liggen (35-50 gr), denk ik aan de laatste +/- 10 gr.
Bij snelle oogbewegingen denk ik aan met de ogen moeten volgen van snel bewegende voorwerpen of (ander) snelle reacties met de ogen.
In de FML gaf ik reeds aan dat snelle oogbewegingen een weerslag zullen hebben op autorijden. Bij autorijden zijn verre oogbewegingen tegen te gaan door goed spiegelgebruik (eventueel extra spiegels) en draaien van het hoofd. Onder omstandigheden echter zal snel reageren noodzakelijk zijn en zullen snelle, soms ook verre, oogbewegingen niet te vermijden zijn. Ik denk hierbij aan rijden in de stad waarbij alert links en rechts allerlei acties in de gaten gehouden moeten worden. Rijden op de snelweg, met goed aanpassen aan het rijgedrag van het overige verkeer, zal beduidend minder snelle oogbewegingen vergen.
Bij computergebruik zijn verre en/of snelle oogbewegingen m.i. niet aan de orde (voor zover het niet gaat om b.v. een computerspelletje met volgen van heen en weer schietende balletjes of iets dergelijks).
Computergebruik kan echter wel sterk focussen vergen, b.v. wanneer tekst aandachtig gelezen moet worden of getallenreeksen gecontroleerd o.i.d. Ditzelfde geldt ook voor lezen op papier. Van afwisseling met een taak zonder deze eis verwacht ik geen extra belasting maar verwacht ik herstel van de voorafgaande belasting. Of, en in hoeverre, een dergelijke afwisseling (betreffende het tweede deel van de werkperiode) haalbaar zal zijn in de verzekerde arbeid zal door een arbeidsdeskundige beoordeeld moeten worden.
Reactie van mr. Van der Salm
Ik houd de nummering van de vragen aan en zal deze in dezelfde volgorde beantwoorden.
1a. De beperking betreft inderdaad puur het uitvoeren van bepaalde oogbewegingen. Het betreft niet het waarnemen, het zien op zich. Snel bewegende beelden kunnen normaal worden waargenomen, voor zover ze geen snelle (of verre) oogbewegingen vragen gedurende meer dan de aangegeven tijd.
(…)
1d. De beperking ten aanzien van verre oogbewegingen baseer ik op het gegeven dat expert [oogarts] het voorstelbaar achtte dat door fibrosering oogspierbewegingen lastig en mogelijk pijnlijk zijn. Hij noemde naast snelle oogbewegingen ook moeizaam uitgevoerde oogbewegingen. Ik gaf in mijn beschouwing aan dat bij fibrose van spieren zowel aanspannen als rekken klachten kan geven. Uitgaande van de werking van spieren zal dat naast krachtig aanspannen (bij snelle bewegingen) ook verre bewegingen (=rekken van de tegenover liggende zijde) betreffen.
1e en 1f. Ik acht dus de door mij aangegeven beperking in verre oogbewegingen onveranderd van kracht. Voor een nadere uitleg van beperkingen en voorbeelden van taken, verwijs ik ook hier naar de reactie op de vragen van mr. Gerretsen. Een link die wordt gelegd met rechtuit kijken, wat i[k]
onbeperkt acht, is mij niet duidelijk. Bij rechtuit kijken worden de oogspieren, de bron van de beperkingen, niet belast. Dat ligt anders bij verre en snelle oogbewegingen.
(…)
2.8.
In reactie op het deskundigenbericht heeft [eiser] bij conclusie na deskundigenbericht een aantal nadere stukken in het geding gebracht.
Het betreft ten eerste een brief van [eiser] (productie 1 bij zijn conclusie) waarin hij kort gezegd uiteenzet wat deze procedure met hem doet en waarin hij een aantal opmerkingen maakt over het deskundigenbericht van [deskundige 1] . Ten tweede gaat het om een medisch advies (productie 2 bij de conclusie van [eiser] ) dat de heer [medisch adviseur] , medisch adviseur van [eiser] , op 23 juni 2021 heeft opgesteld in reactie op het deskundigenbericht van [deskundige 1] . Ten slotte betreft het e-mailcorrespondentie van 16 en 22 juni 2021 tussen [eiser] en mevrouw [orthoptist] , orthoptist (productie 3 bij de conclusie van [eiser] ), waarin laatstgenoemde een aantal vragen beantwoordt van [eiser] over snelle oogbewegingen, verre oogbewegingen en focus.
[eiser] voert aan dat hij de deskundige [deskundige 1] kan volgen waar zij de medische beperkingen in de belastbaarheid opsplitst in de onderwerpen “autorijden” en “beeldscherm kijken”, maar dat zij deels buiten haar eigen expertise lijkt te treden voor zover zij ook de beperkingen ten aanzien van concrete activiteiten binnen deeltaken in het beroep lijkt te beantwoorden, en daarmee de uitval of het uitblijven van uitval vermeldt. Waar de deskundige volgens [eiser] terecht erkent dat snelle oogbewegingen niet goed mogelijk zijn, kan hij haar niet volgen als zij schrijft dat dit voor het lezen van tekst op een scherm niet nodig is. Het lezen van een tekst vereist wél oogsprongbewegingen, wanneer telkens naar het volgende woord en zelfs het begin van een volgende regel moet worden gezocht of “gescrold”, aldus [eiser] . [eiser] betoogt dat de te benoemen arbeidsdeskundige niet de bevindingen van de verzekeringsgeneeskundige deskundige moet overnemen op de punten waar zij een arbeidsdeskundig oordeel lijkt te formuleren.
2.9.
In haar antwoordconclusie na deskundigenbericht van 22 september 2021 heeft de Goudse naar het oordeel van de rechtbank terecht aangevoerd dat de brief van [eiser] (zie 2.8) buiten beschouwing moet blijven. [eiser] refereert in zijn conclusie na deskundigenbericht immers verder niet aan deze brief en ontleent er ook geen stellingen aan. De rechtbank gaat bij de verdere beoordeling van het geschil dan ook aan de brief voorbij.
2.10.
Ook aan het medisch advies van [medisch adviseur] (zie eveneens 2.8) gaat de rechtbank voorbij, omdat [eiser] er in zijn conclusie na deskundigenbericht geen (duidelijke) conclusies aan verbindt. [eiser] maakt er enkel melding van dat de nog te benoemen arbeidsdeskundige volgens [medisch adviseur] gebruik kan maken van de hierboven genoemde e-mailcorrespondentie tussen [eiser] en [orthoptist] .
2.11.
De Goudse heeft in haar antwoordconclusie betoogd dat [eiser] zich ten onrechte op het standpunt stelt dat de deskundige buiten haar expertise is getreden. De rechtbank volgt de Goudse in dit betoog. De Goudse voert terecht aan dat de deskundige juist op verzoek van [eiser] de door haar aangenomen beperkingen heeft geconcretiseerd en heeft geïllustreerd aan de hand van voorbeelden (zie 2.7). Er bestaat dan ook geen grond deze nadere toelichting buiten beschouwing te laten enkel omdat deze [eiser] niet welgevallig is, zo voert de Goudse terecht aan. De deskundige heeft ook in het kader van de door partijen gestelde vragen duidelijk gespecificeerd wat zij verstaat onder snelle respectievelijk verre oogbewegingen (zie eveneens 2.7). Mede in het licht hiervan ziet de rechtbank in hetgeen [eiser] heeft aangevoerd geen grond om niet van de door de deskundige gehanteerde definities – die ook als uitgangspunt hebben gediend bij het vaststellen van de beperkingen in de FML – uit te gaan. In het verlengde hiervan volgt de rechtbank de Goudse ook in haar betoog dat de correspondentie tussen [eiser] en [orthoptist] buiten beschouwing moet blijven. [orthoptist] geeft een bredere uitleg aan de term “snelle oogbewegingen”, die niet door de deskundige [deskundige 1] wordt gevolgd. [deskundige 1] gaat uit van “krachtig aanspannen” en schaart computerwerk daar niet onder. Zonder nadere onderbouwing, die [eiser] niet heeft gegeven, wil dit nog niet zeggen dat de deskundige [deskundige 1] buiten haar expertise is getreden. Van een arbeidsdeskundig oordeel van [deskundige 1] is geen sprake; zij heeft enkel vragen van partijen beantwoord. De rechtbank ziet in hetgeen [eiser] heeft aangevoerd dan ook geen aanleiding om het deskundigenbericht van [deskundige 1] deels buiten beschouwing te laten. De door de deskundige [deskundige 1] in haar rapport gebezigde motivering komt de rechtbank overtuigend voor. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het deskundigenbericht van [deskundige 1] als uitgangspunt kan dienen voor de nog te benoemen arbeidsdeskundige.
2.12.
Dit betekent dat ervan moet worden uitgegaan dat [eiser] , ondanks het feit dat sprake is van enige beperkingen ten opzichte van normaal functioneren, beschikt over duurzaam benutbare mogelijkheden. De deskundige [deskundige 1] ziet geen beperkingen in de fysieke belastbaarheid onderbouwd. De beperkingen van [eiser] hebben betrekking op oogbewegingen, te weten:
a. a) verre oogbewegingen in beide richtingen;
b) snelle oogbewegingen in beide richtingen; en
c) focus.
2.13.
Het vaststellen van de consequenties van deze beperkingen voor de mate van arbeids(on)geschiktheid van [eiser] is aan de nog te benoemen arbeidsdeskundige.
De rechtbank zal hetgeen partijen in dit verband over en weer naar voren hebben gebracht in hun (antwoord)conclusies na deskundigenbericht nu dan ook verder buiten beschouwing laten.
2.14.
Zoals de rechtbank in het tussenvonnis van 15 december 2020 (onder 2.4) heeft aangekondigd, is nu de benoeming van de heer [deskundige 2] van Heling en Partners als deskundige voor de arbeidsdeskundige rapportage aan de orde. Naar het oordeel van de rechtbank moeten aan de heer [deskundige 2] in ieder geval de volgende vragen worden voorgelegd:
1. Kunt u aan de hand van de door de verzekeringsgeneeskundige deskundige vastgestelde belastbaarheid en beperkingen vanaf 1 juli 2017 de mate van arbeidsongeschiktheid van [eiser] voor het verzekerd beroep vaststellen?
Het verzekerd beroep van uitvoerder (toezichthouder) bestaat volgens de polis uit 50% administratieve werkzaamheden en 50% leidinggevende werkzaamheden.
2. Is in de mate van beroepsarbeidsongeschiktheid na 1 juli 2017 verandering opgetreden en, zo ja, per welke datum/data en in welke mate?
3. Is/zijn de taakbelasting(en) in het verzekerde beroep redelijkerwijs te reduceren met aanpassing(en) in werk en werkomstandigheden en, zo ja, op welke wijze?
 Wat is dan de mate van beroepsarbeidsongeschiktheid?
 Wat kosten de aanpassingen?
 Zijn de aanpassingen als regulier aan te merken voor de branche waarin [eiser] werkzaam is?
4) Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis moet nemen bij de verdere beoordeling?
2.15.
De Goudse had ook nog voorgesteld om aan de deskundige de volgende vragen voor te leggen:
Kan aan de hand van de financiële gegevens het verloop na de uitval van [eiser] worden beoordeeld door spiegeling van de financiële aspecten aan de mate van uitval?
Wat is momenteel de dagbesteding van [eiser] ?
Deze twee vragen komen de rechtbank echter niet zinvol voor. Ten aanzien van de eerste vraag geldt dat uit de verzekeringsgeneeskundige rapportage van [naam 1] van 2 december 2016 (zie tussenvonnis 20 mei 2019, onder 2.11) blijkt dat [eiser] de bedrijfsactiviteiten “inmiddels” – dus vóór 1 juli 2017, de datum met ingang waarvan de mate van arbeidsongeschiktheid van [eiser] moet worden vastgesteld – heeft gestaakt. Ten aanzien van de tweede vraag geldt dat deskundige [deskundige 1] in haar deskundigenbericht van 14 juni 2021 ook al heeft gerapporteerd over de dagbesteding van [eiser] . De rechtbank vindt het daarom overbodig om dit door de arbeidsdeskundige nogmaals te laten doen. Zij zal beide vragen dan ook achterwege laten.
2.16.
De rechtbank heeft de heer [deskundige 2] benaderd. De heer [deskundige 2] heeft desgevraagd verklaard bereid en in staat te zijn de bovengenoemde vragen van de rechtbank te beantwoorden en vrij te staan ten opzichte van partijen. De rechtbank zal dan ook overgaan tot zijn benoeming.
2.17.
Aan de hand van de opgave van de heer [deskundige 2] – waarop partijen hebben kunnen reageren – wordt het voorschot op zijn loon en kosten, inclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting, bepaald op € 5.500,00. De rechtbank brengt in herinnering dat het voorschot door de Goudse moet worden gedeponeerd (tussenvonnis 15 december 2020, onder 2.5).
2.18.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.19.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, moet zij daarvan meteen afschrift aan de wederpartij verstrekken.
2.20.
In afwachting van het deskundigenonderzoek zal de rechtbank nu iedere verdere beslissing aanhouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de in rechtsoverweging 2.14 opgenomen vragen,
3.2.
benoemt tot deskundige:
[deskundige 2]
Heling en Partners
Postbus 533
9400 AM Assen
06-54254913
[deskundige 2] @heling.nl
het voorschot
3.3.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het door de deskundige begrote bedrag van € 5.500,00 inclusief btw,
3.4.
bepaalt dat de Goudse het voorschot moet overmaken
binnen twee wekenna de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
3.5.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
3.6.
bepaalt dat de Goudse haar procesdossier in afschrift aan de deskundige moet doen toekomen,
3.7.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.8.
wijst de deskundige erop dat:
  • de deskundige voor aanvang van het onderzoek moet kennisnemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
  • de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot moet beginnen,
  • de deskundige het onderzoek onmiddellijk moet staken en contact moet opnemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
3.9.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige moeten verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang moeten verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid moeten geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
3.10.
draagt de deskundige op om uiterlijk drie maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
3.11.
wijst de deskundige er op dat:
  • uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
  • de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
3.12.
bepaalt dat partijen binnen vier weken moeten reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
3.13.
draagt de griffier op:
  • indien het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: beide partijen in de gelegenheid te stellen binnen twee weken een akte uitlating voortprocederen in te dienen of
  • na ontvangst ter griffie van het deskundigenrapport: beide partijen in de gelegenheid te stellen binnen vier weken een conclusie na deskundigenbericht in te dienen,
3.14.
verklaart de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad,
3.15.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Strens-Meulemeester en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2021.
JE/St