ECLI:NL:RBGEL:2021:6834

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 december 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
05/303959-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van voorbereiding van brandstichting en bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 20 december 2021 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1963, die werd beschuldigd van voorbereiding van brandstichting en bedreiging. De tenlastelegging omvatte twee feiten: ten eerste, het verwerven van een jerrycan met benzine en lucifers met de intentie om brand te stichten, en ten tweede, het bedreigen van zijn echtgenote met de woorden "Je moet opzouten anders steek ik de boel in de fik". De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 361 dagen voorwaardelijk.

Tijdens de zitting op 6 december 2021 werd vastgesteld dat er op 30 november 2020 een ruzie had plaatsgevonden tussen de verdachte en zijn vrouw. De verdachte had een jerrycan met benzine gepakt en dreigende woorden geuit. Echter, de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte daadwerkelijk de intentie had om brand te stichten. De rechtbank concludeerde dat het handelen van de verdachte eerder gericht was op het laten vertrekken van zijn echtgenote dan op het daadwerkelijk in brand steken van de woning.

Met betrekking tot de bedreiging oordeelde de rechtbank dat de woorden van de verdachte niet voldoende waren om bij zijn vrouw een redelijke vrees te wekken voor zwaar lichamelijk letsel of de dood. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van beide ten laste gelegde feiten en hefte het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op. Deze uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. J.M.J.M. Doon, en in aanwezigheid van de andere rechters en de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/303959-20
Datum uitspraak : 20 december 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1963 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. J. Eliya, advocaat in Hengelo.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 6 december 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 november 2020 te Winterswijk ter voorbereiding van het misdrijf genoemd in artikel 157 Wetboek van strafrecht (opzettelijk brand stichten, teweegbrengen van een ontploffing en veroorzaken van een overstroming), opzettelijk
- een jerrycan met benzine, atlhans met een brandbare, vluchtige vloeistof en/of
- een bakje met meerdere (grote) lucifers,
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 30 november 2020 te Winterswijk [echtgenote] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [echtgenote] dreigend de woorden toe te voegen "Je moet opzouten anders steek ik de boel in de fik", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

2.De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden en heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen, waarvan 361 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft verbleven.
De verdediging heeft voor beide ten laste gelegde feiten vrijspraak bepleit.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

De rechtbank overweegt dat vaststaat dat op 30 november 2020 een ruzie tussen verdachte en zijn vrouw heeft plaatsgevonden, waarna verdachte een jerrycan met benzine uit de schuur heeft gepakt. Verdachte heeft vervolgens tegen zijn vrouw gezegd dat ze moest “opzouten”, want anders zou hij “de boel in de fik steken”. Vervolgens heeft verdachte de jerrycan meegenomen naar de slaapkamer op de eerste verdieping van de woning. Daar troffen verbalisanten hem aan, met de jerrycan met benzine, een bakje met lucifers en een geopende fles alcoholhoudende drank. Uit de ademanalyse van verdachte bleek een ademalcoholgehalte van 765 µg/l.
Verdachte heeft verklaard dat hij dronken en daardoor in de war was. Over de lucifers heeft hij verklaard dat die al op de slaapkamer stonden. Verdachte heeft verklaard dat hij zijn huis niet in brand wilde steken en dat hij zo heeft gehandeld, omdat hij door zijn echtgenote met rust gelaten wilde worden.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte met zijn handelen echt de wil heeft gehad om in de woning brand te stichten. Gezien de verklaring van verdachte is het naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk dat het handelen van verdachte ten doel had dat zijn echtgenote het huis zou verlaten en hem daarmee met rust zou laten. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank niet bewezen dat de jerrycan en de lucifers die de verdachte voorhanden heeft gehad, kennelijk bestemd waren tot het begaan van brandstichting. De rechtbank zal daarom verdachte van het onder 1 ten laste gelegde vrijspreken.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat de bewoordingen “je moet opzouten, anders steek ik de boel in de fik” ten laste zijn gelegd als een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling. De rechtbank is van oordeel dat bij de vrouw van verdachte niet de redelijke vrees kon ontstaan dat zij het leven zou laten of zwaar mishandeld zou worden, indien verdachte de daad bij het woord zou voegen. De rechtbank zal verdachte daarom ook van het onder 2 ten laste gelegde vrijspreken.

4.De beslissing

De rechtbank:
spreekt verdachte vrij van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J.M. Doon, voorzitter, mr. C. Kleinrensink en mr. A.T.G. van Wandelen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A. Clevers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 december 2021.