In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 20 december 2021 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1963, die werd beschuldigd van voorbereiding van brandstichting en bedreiging. De tenlastelegging omvatte twee feiten: ten eerste, het verwerven van een jerrycan met benzine en lucifers met de intentie om brand te stichten, en ten tweede, het bedreigen van zijn echtgenote met de woorden "Je moet opzouten anders steek ik de boel in de fik". De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 361 dagen voorwaardelijk.
Tijdens de zitting op 6 december 2021 werd vastgesteld dat er op 30 november 2020 een ruzie had plaatsgevonden tussen de verdachte en zijn vrouw. De verdachte had een jerrycan met benzine gepakt en dreigende woorden geuit. Echter, de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte daadwerkelijk de intentie had om brand te stichten. De rechtbank concludeerde dat het handelen van de verdachte eerder gericht was op het laten vertrekken van zijn echtgenote dan op het daadwerkelijk in brand steken van de woning.
Met betrekking tot de bedreiging oordeelde de rechtbank dat de woorden van de verdachte niet voldoende waren om bij zijn vrouw een redelijke vrees te wekken voor zwaar lichamelijk letsel of de dood. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van beide ten laste gelegde feiten en hefte het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op. Deze uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. J.M.J.M. Doon, en in aanwezigheid van de andere rechters en de griffier.