ECLI:NL:RBGEL:2021:6827

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 december 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 1077
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen ongegrond verklaard beroep inzake ambtshalve vermindering inkomstenbelasting 2009

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 20 december 2021 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposant had eerder, op 1 april 2021, een beroep ingesteld dat door de rechtbank ongegrond was verklaard. Dit beroep betrof de afwijzing van een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen voor het jaar 2009. De rechtbank oordeelde dat tegen de afwijzingsbeslissing geen bezwaar en beroep openstond, waardoor het bezwaar van de opposant ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard. De opposant stelde dat de rechtbank het beroep inhoudelijk had moeten behandelen, omdat de inspecteur volgens hem onterecht vertrouwen had gewekt dat er een rechtsgang openstond.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de onjuiste rechtsmiddelverwijzing van de inspecteur geen vertrouwen kan wekken dat er een rechtsgang openstaat die in werkelijkheid niet bestaat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wetgever geen rechtsgang bij de belastingrechter heeft opengesteld tegen de ambtshalve beslissing over het jaar 2009. Hierdoor kon de rechtbank niet anders oordelen dan dat het beroep kennelijk ongegrond was. De opposant werd erop gewezen dat eventuele schade door gewekt vertrouwen alleen bij de civiele rechter aan de orde kan worden gesteld.

De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak in stand blijft. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 20/1077

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van

in de zaak tussen

[opposant] , te [woonplaats] , opposant

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Den Haag, verweerder.

Behandeling van het verzet

Bij uitspraak van 1 april 2021 heeft de rechtbank het beroep van opposant met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ongegrond verklaard.
Opposant heeft bij brief van 30 april 2021, bij de rechtbank binnengekomen op 3 mei 2021, verzet aangetekend.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:55, vierde lid, van de Awb uitspraak zonder zitting, omdat opposant niet heeft gevraagd op een zitting te worden gehoord.
2. In deze verzetprocedure beoordeelt de rechtbank alleen of zij zonder zitting de uitspraak heeft kunnen doen dat het beroep kennelijk ongegrond was, dat wil zeggen zonder dat daarover in redelijkheid twijfel mogelijk was. Hierbij zal de rechtbank rekening houden met de gronden die in verzet zijn aangevoerd.
3. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 1 april 2021 geoordeeld over de ontvankelijkheid van het bezwaar van opposant. Daarbij is vastgesteld dat dat bezwaar zich richtte tegen de afwijzing van een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen (IB/PVV) 2009 (de afwijzingsbeslissing). De rechtbank heeft overwogen dat en waarom een dergelijke uitspraak op bezwaar niet openstaat voor bezwaar en beroep. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard en dat het beroep daarom kennelijk ongegrond was.
4. In deze verzetprocedure heeft opposant aangevoerd dat het beroep inhoudelijk behandeld had moeten worden. Ten eerste heeft verweerder volgens opposant met de bewoordingen in de uitspraak op bezwaar het vertrouwen gewekt dat opposant ook wat betreft de afwijzing van het verzoek beroep kon instellen en dat dit beroep inhoudelijk behandeld zou worden door de rechtbank. Ten tweede wordt geen recht gedaan aan het materiële belang van de zaak als deze alleen op grond van louter processuele formaliteiten niet inhoudelijk behandeld wordt.
5. De rechtbank heeft in de uitspraak van 1 april 2021 terecht beslist dat tegen de afwijzingsbeslissing geen bezwaar en beroep open staat en dat het bezwaar daarom terecht niet-ontvankelijk is verklaard (zij het op de verkeerde grond). De onjuiste opmerkingen van verweerder in de uitspraak op bezwaar maken dat niet anders. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt niet, omdat door vertrouwen geen rechtsgang kan worden geopend die op grond van de wet niet bestaat. De aard van het gesloten stelsel van rechtsmiddelen, waarbij de wetgever geen rechtsgang bij de belastingrechter heeft opengesteld tegen de ambtshalve beslissing over het jaar 2009, staat eraan in de weg dat verweerder met een onjuiste rechtsmiddelverwijzing een in rechte te honoreren vertrouwen zou kunnen wekken dat toch bezwaar en beroep openstaat. [1] Indien sprake is van geleden schade door gewekt vertrouwen, zal dit daarom alleen bij de civiele rechter aan de orde kunnen worden gesteld.
6. Het grote materiële belang van de zaak kan geen rol spelen bij de beantwoording van de vraag of de afwijzingsbeslissing vatbaar is voor bezwaar en beroep. De rechtbank dient de wet te volgen en als daarin, zoals in dit geval, is bepaald dat geen bezwaar en beroep openstaat, dan kan de rechtbank daarover niet anders oordelen. De rechtbank mag de inhoud van de zaak dus niet beoordelen. Opposant kan zich alleen tot de civiele rechter wenden om te trachten zijn schade verhaald te krijgen.
7. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake was van een kennelijk ongegrond beroep in de zin van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb, zodat de rechtbank terecht zonder mondelinge behandeling van de zaak uitspraak heeft gedaan.
8. Het verzet moet dan ook ongegrond worden verklaard. Dit betekent dat de uitspraak waartegen verzet is gedaan in stand blijft.
9. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M. Smit, rechter, in tegenwoordigheid van mr. R.C.H. Graves, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl. [2]
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2. ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3. het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Bijlage

Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

Voetnoten

1.Vgl. Hoge Raad 22 november 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA8419, en Hoge Raad 2 november 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD8346.
2.Zie bijlage.