ECLI:NL:RBGEL:2021:6801

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 december 2021
Publicatiedatum
17 december 2021
Zaaknummer
C/05/383045 / HZ ZA 21-40
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot dekking onder bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering afgewezen op basis van uitsluitingsclausules

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 15 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap, hierna aangeduid als [eiseres], en Achmea Schadeverzekeringen N.V. [eiseres] had een bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering afgesloten bij Achmea en vorderde dekking voor schade die door BEE Projecten aan haar was geclaimd. De schade was ontstaan door een fout in de berekeningen van de staalconstructie, die door VSH United was gemaakt. BEE Projecten had [eiseres] aansprakelijk gesteld voor de schade die zij had geleden als gevolg van de doorbuiging van de staalconstructie. De rechtbank moest beoordelen of Achmea dekking moest verlenen op basis van de Bedrijven Compact Polis, of dat zij zich kon beroepen op de uitsluitingsclausules in de polisvoorwaarden.

De rechtbank oordeelde dat Achmea zich terecht op de uitsluitingsclausules beroept. Artikel 11 van de polisvoorwaarden, de vervangingskostenclausule, sluit dekking uit voor schade aan zaken die door of onder verantwoordelijkheid van de verzekerde zijn geleverd. De rechtbank concludeerde dat de schade aan de staalconstructie, die [eiseres] had opgeleverd, onder deze uitsluiting valt. Daarnaast werd ook de opzichtclausule (artikel 14) van toepassing geacht, omdat de schade aan de door [eiseres] gemonteerde kanaalplaatvloeren was ontstaan terwijl de staalconstructie onder haar verantwoordelijkheid viel.

De rechtbank wees de vorderingen van [eiseres] af en stelde haar in het ongelijk, waardoor zij de proceskosten moest dragen. De totale kosten aan de zijde van Achmea werden begroot op € 1.793,00. Dit vonnis benadrukt de reikwijdte van uitsluitingsclausules in verzekeringspolissen en de verantwoordelijkheden van de verzekerde bij het leveren van diensten en producten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/383045 / HZ ZA 21-40
Vonnis van 15 december 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. R.J.M. van Dalen te Eindhoven,
tegen
de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde,
advocaat mr. B.M. Stroetinga te Eindhoven.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Achmea worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 14 april 2021
  • de akte houdende overlegging producties van [eiseres] van 8 oktober 2021
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 8 oktober 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] houdt zich bezig met het produceren, leveren en monteren van staalconstructies en staalbekleding.
2.2.
[eiseres] heeft een doorlopende Bedrijven Compact Polis afgesloten bij Achmea. Op grond daarvan is zij verzekerd voor (onder meer) haar bedrijfsaansprakelijkheid alsmede voor aansprakelijkheid in verband met door haarzelf geleverde producten en/of diensten in Europa. Op deze verzekering zijn van toepassing de Verzekeringsvoorwaarden versie 5.9 januari 2020 (productie 1 bij dagvaarding). Deze voorwaarden luiden onder meer als volgt:
“(…)
Begrippenlijst
(…)
Schade
Onder schade wordt verstaan:
(…)
  • Schade aan zaken;
  • Schade door beschadiging, vernietiging, verlies, verontreiniging of vuil worden van zaken van anderen dan de verzekeringnemer, met inbegrip van de daaruit voortvloeiende schade.(…)
Paragraaf 0: Algemeen deel Aansprakelijkheid
(…)
Uitsluitingen
Hieronder volgt de tekst van de in dit hoofdstuk meest voorkomende uitsluitingen.
In de paragraaf waarin de dekking is omschreven is aangegeven welke uitsluiting voor die dekking geldt.
(…)
11 (Op-)geleverde zaak, verrichte dienst
Ongeacht door wie deschadewerd geleden of de kosten werden gemaakt, is niet verzekerd de aansprakelijkheid voor:

schade aan zaken die door of onder verantwoordelijkheid van verzekeringnemer zijn geleverd;

schade en kosten die verband houden met het terugroepen, vervangen, verbeteren, of herstellen van de zaken die door of onder verantwoordelijkheid vanverzekeringnemerzijn geleverd;

schade en kosten die verband houden met het geheel of gedeeltelijk opnieuw verrichten van de werkzaamheden die door of onder verantwoordelijkheid vanverzekeringnemerzijn verricht.
(…)
14 Opzicht
Niet verzekerd is de aansprakelijkheid voorschadeaan zaken die veroorzaakt is gedurende de tijd dat een verzekerde – of iemand namens hem – deze zaken vervoert, bewerkt, behandelt, bewoont, huurt, leent, gebruikt, bewaart of om welke reden dan ook onder zich heeft.
(…)
Paragraaf 3: Producten-/dienstenaansprakelijkheid Europa
Omvang van de verzekering
Voor alle verzekerden samen tot maximaal de op het verzekeringsbewijs vermelde limieten per aanspraak en per verzekeringsjaar, is verzekerd de aansprakelijkheid van verzekerde(n) voorschadedie is ontstaan binnen Europa en die verband houdt met
  • geleverde en/of opgeleverde zaken, of
  • de uitvoering van werkzaamheden in het kader van een overeenkomst tot aanneming van werk of een overeenkomst tot het verrichten van enkele diensten.
Hierbij gelden de voorwaarden:
  • dat hethandelen of nalatentijdens de geldigheidsduur van de verzekering heeft plaatsgevonden;
  • dat de betreffendeaanspraaktijdens de geldigheidsduur van de verzekering voor de eerste maal is ingesteld en ook dat dezeaanspraaktijdens de geldigheidsduur van de verzekering schriftelijk bijonsis aangemeld.
(…)
Uitsluitingen
De volgende uitsluitingen zijn van toepassing (de tekst van deze uitsluitingen leestuin het algemeen deel van dit hoofdstuk):
(…)
 (
(op)geleverde zaak, verrichte dienst (11);
(…)

opzicht (14);
(…)”
2.3.
Omstreeks februari 2020 heeft [eiseres] een overeenkomst gesloten met BEE Projecten B.V. in Waalwijk (hierna: BEE Projecten) ter zake de nieuwbouw van een bedrijfspand in Rotterdam.
2.4.
De hoofdconstructeur van het project was [naam hoofdconstructeur] te Den Haag. Zij zou in opdracht van BEE Projecten de staalconstructie ontwerpen en de detailberekeningen voor (met name) de boutverbindingen op juistheid controleren. Die detailberekeningen zouden in opdracht van [eiseres] worden opgesteld door VSH United te Paramaribo, Suriname.
2.5.
Op 4 juni 2020 is [eiseres] met de werkzaamheden in Rotterdam gestart. Daaraan voorafgaand heeft zij in Budel alle onderdelen van de staalconstructie gefabriceerd volgens het ontwerp en de berekeningen van [naam hoofdconstructeur] enerzijds en de detailberekeningen van VSH United anderzijds.
2.6.
Op 27 juli 2020 was het stalen casco gemonteerd en waren de verdiepingsvloeren gelegd. De verdiepingsvloeren bestonden uit betonnen kanaalplaten, die niet waren geleverd door [eiseres] .
2.7.
Op 28 juli 2020 hebben derden – niet in onderaanneming van [eiseres] – de zogenaamde kelkvoegnaden tussen de betonnen kanaalplaten gevuld met mortel. Van de zijde van [eiseres] was die dag niemand aanwezig.
2.8.
Toen het personeel van [eiseres] op 29 juli 2020 weer ter plaatse kwam, constateerde het dat liggende delen van de staalconstructie waren doorgebogen. Bij een overspanning van omstreeks twintig meter betrof de doorbuiging bij de eerste beuk – een gedeelte van de staalconstructie tussen twee staanders – dertig centimeter en bij de tweede beuk acht centimeter.
2.9.
De boutverbindingen waren te licht uitgevoerd. De aangebrachte bouten waren onvoldoende berekend op de zogeheten schuifbelasting, als gevolg waarvan zij konden afbreken. Daardoor konden de schoren verschuiven en daardoor konden de liggers doorbuigen.
2.10.
De detailberekeningen specifiek met betrekking tot de boutverbindingen zijn goedgekeurd door [naam hoofdconstructeur] . VSH United heeft aanvankelijk erkend dat zij een fout heeft gemaakt bij het opstellen van die berekeningen, maar heeft vervolgens elke aansprakelijkheid van de hand gewezen met een beroep op haar protocollen.
2.11.
Direct na constatering van de doorbuigingen hebben BEE Projecten en [eiseres] maatregelen genomen om verdere schade te voorkomen. Zo zijn bij de firma Mammoet Benelux diverse hydraulische vijzels gehuurd en vervolgens onder de doorgebogen liggers geplaatst. De liggers zijn gelift en vervolgens heeft [eiseres] de schoorconstructies hersteld. De al gemonteerde kanaalplaten hoefden niet te worden gedemonteerd. Wel moesten de scheuren in het beton worden gerepareerd en moesten daarin sparingen worden aangebracht om extra trekschoren te kunnen monteren. In verband daarmee moest ook de oplegging van de vloeren op de staalconstructie worden aangepast.
2.12.
Het project is inmiddels opgeleverd. BEE Projecten heeft een deel van de aan [eiseres] verschuldigde aanneemsom aanvankelijk niet betaald, maar uiteindelijk verrekend met haar schadeclaim op [eiseres] .
2.13.
Bij brief van 8 september 2020 (productie 3 bij dagvaarding) heeft BEE Projecten aan [eiseres] meegedeeld dat is gebleken dat een fout is gemaakt in de door VSH United gemaakte berekening van de staalconstructie. BEE Projecten houdt [eiseres] verantwoordelijk voor deze fout van VSH United en heeft [eiseres] dan ook aansprakelijk gesteld voor de ontstane schade.
2.14.
[eiseres] heeft de aansprakelijkstelling gemeld bij Achmea.
2.15.
Achmea heeft opdracht gegeven aan ing. [naam schade-expert] , schade-expert bij Achmea Expertise & Risicodeskundigheid (hierna: [naam schade-expert] ), om een onderzoek in te stellen naar de toedracht, oorzaak en omvang van de door BEE Projecten geclaimde schade. Op 15 september 2020 heeft [naam schade-expert] een Tussenrapport aansprakelijkheid uitgebracht (productie 4 bij dagvaarding). Volgens dit rapport zijn de vervormingen van de staalconstructie veroorzaakt door een door VSH United foutief uitgevoerde berekening, waardoor de schoorconstructie tussen de tweede en derde verdiepingsvloer ondergedimensioneerd was.
2.16.
Bij e-mail van 25 september 2020 (productie 5 bij dagvaarding) heeft Achmea aan de toenmalige advocaat van [eiseres] laten weten dat de aansprakelijkheidsverzekering van [eiseres] geen dekking verleent voor de schade. De e-mail luidt onder meer als volgt:
“(…)
Waarom verleent de aansprakelijkheidsverzekering geen dekking voor de schade?
  • De kosten van de stalen constructie die verzekerde aangenomen had om te leveren en te monteren vallen onder de polisbepaling(op)geleverde zaak/verrichte dienst
    . U leest de tekst van deze polisbepaling in hoofdstuk 5 paragraaf 0 nummer 11 van de Verzekeringsvoorwaarden Interpolis Bedrijven Compact Polis MKB Aansprakelijkheid.
  • De kosten van de arbeid die betrekking hebben op het plaatsten van de betonnen kanaalplaten vallen eveneens onder de polisbepaling(op)geleverde zaak/verrichte dienst
    .
  • De schade die ontstond aan de betonnen kanaalplaten vallen onder de polisbepalingopzicht
    . U leest de tekst van deze polisbepaling in hoofdstuk 5 paragraaf 0 nummer 14 van de Verzekeringsvoorwaarden Interpolis Bedrijven Compact Polis MKB Aansprakelijkheid. Het veroorzakingsmoment van de schade aan de kanaalplaten ligt op het moment dat verzekerde de kanaalplaten gelegd heeft. Verzekerde had toen de zorgplicht over de platen.
(…)”
2.17.
In reactie hierop heeft de toenmalige advocaat van [eiseres] bij brief van 15 oktober 2020 (productie 6 bij dagvaarding) aan Achmea bericht dat [eiseres] zich niet met het standpunt van Achmea kan verenigen. De brief vermeldt verder onder meer het volgende:
“(…)
Voor wat betreft uw afwijzing van de dekking verwijst u naar de uitsluitingsclausules 11 en 14 uit paragraaf 0 van meergenoemde verzekeringsvoorwaarden. Geen van deze beide uitsluitingen gaan echter op:
Clausule 11 niet, omdat het daar alleen gaat om schade aan zaken diedoor verzekerde zijn geleverdof schade en kosten die verband houden met het herstellen van zakendie door verzekerde zijn geleverdof schade en kosten die verband houden met het opnieuw verrichten van werkzaamhedendie door verzekerde zijn verricht. Welnu, deze schade wordt niet geclaimd. Cliënte heeft de staalconstructie geleverd en de schade daaraan heeft zij niet gevorderd maar zelf (voor eigen rekening) hersteld. Ook het opnieuw verrichten van montagewerkzaamheden aan die staalconstructie heeft zij niet geclaimd.
Uitsluitingsclausule 14 beoogt de aansprakelijkheid uit te sluiten voor schade die is veroorzaaktgedurende de tijddat een verzekerde deze zaken kort gezegd onder zich heeft. Welnu, de schade is niet ontstaan tijdens het leggen van de kanaalplaten maar nadien. De werknemers van cliënte hebben de bouwplaats op 27 juli 2020 verlaten en toen waren de bouten niet afgebroken. Anders zouden zij dat op dat moment wel hebben geconstateerd. De constatering vond namelijk plaats direct nadat men op 29 juli 2020 op de bouwplaats verscheen.
De toelichting die u geeft bij uw beroep op uitsluitingsclausule 11 raakt kant noch wal; indien die toelichting zou worden gevolgd is het bijverzekeren van de producten- en dienstenaansprakelijkheid volstrekt zinloos. De ratio van de betreffende clausule is dat het beoogt een bepaald type schade van dekking uit te sluiten, doch niet het schade toebrengende evenement als zodanig. Zojuist heb ik al betoogd dat de schade die in casu wordt geclaimd niet de werkzaamheden en materialen betreffen die cliënte tot herstel heeft verricht respectievelijk heeft geleverd.
Ik sommeer u ombinnen één week na dagtekening van deze briefuw dekkingsstandpunt te herzien en aan mij schriftelijk te bevestigen dat uw maatschappij alsnog in deze kwestie dekking verleent, bij gebreke waarvan cliënte zich vrij acht om die rechtsmaatregelen te treffen die zij geraden acht.
(…)”
2.18.
Bij e-mail van 29 oktober 2020 (productie 7 bij dagvaarding) heeft de toenmalige advocaat van [eiseres] aan Achmea een overzicht gestuurd van de schadeposten die BEE Projecten bij haar heeft geclaimd. Het gaat om een totaalbedrag van € 800.491,82 exclusief btw.
2.19.
Bij e-mail van 2 november 2020 (productie 8 bij dagvaarding) heeft Achmea aan de toenmalige advocaat van [eiseres] onder meer geschreven:
“(…)
Voor de polisdekking is in zijn algemeenheid van belang dat sprake moet zijn van een (materiële) schade aan een zaak van een ander, waarvoor de aansprakelijkheidsverzekering van verzekerde dekking verleent. Als hier sprake van is, valt ook de direct uit deze materiële schade voortvloeiende gevolgschade onder de dekking van de aansprakelijkheidsverzekering van verzekerde.
In de schade van verzekerde is geen sprake van een materiële schade aan een zaak van een ander, waarvoor de aansprakelijkheidsverzekering van verzekerde dekking verleent. De discussie spitst zich toe op de staalconstructie die verzekerde aangenomen had om te ontwerpen en te fabriceren en te plaatsen. Alle verdere kosten die u in het excelbestand specificeert, moeten gemaakt worden om de problemen met de staalconstructie die verzekerde aangenomen had om te ontwerpen en te fabriceren en te plaatsen op te lossen. Zowel de materiële schade die ontstond aan de staalconstructie als ook alle kosten die gemaakt moesten worden om de problemen met de staalconstructie op te lossen vallen onder de polisbepaling(op)geleverde zaak, verrichte dienst
in hoofdstuk 5 paragraaf 0 nummer 11. De aansprakelijkheidsverzekering van verzekerde verleent geen dekking noch voor de directe kosten die gemaakt moeten worden om de staalconstructie zelf te herstellen noch de verdere indirecte kosten die gemaakt moeten worden om de problemen aan en met de staalconstructie op te lossen. Het is niet van belang of verzekerde deze kosten maakt of een derde.
(…)”
2.20.
Nadien hebben partijen nader gecorrespondeerd over hun standpunten. Daarbij hebben zij de discussie over de polisdekking ten aanzien van de schade aan de kanaalplaten “geparkeerd”. Voor het overige hebben partijen in hun standpunten volhard.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert, na ter zitting haar eis te hebben verminderd, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht verklaart dat Achmea dekking moet verlenen ingevolge de door haar met [eiseres] gesloten Bedrijven Compact Polis voor de schade die door BEE Projecten van [eiseres] is gevorderd dan wel waarmee zij de pro resto verschuldigde aanneemsom met [eiseres] heeft verrekend, één en ander voor zover die schade niet ziet op eigen uren en eigen materialen van [eiseres] . Daarnaast vordert [eiseres] de veroordeling van Achmea in de proceskosten.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag, samengevat, dat Achmea op grond van de Bedrijven Compact Polis – in het bijzonder paragraaf 0 en paragraaf 3 van hoofdstuk 5 over producten-/dienstenaansprakelijkheid – is gehouden dekking te verlenen voor de schade die BEE Projecten bij [eiseres] claimt, en dat de uitsluitingsclausules waarop Achmea zich beroept niet aan het verlenen van dekking in de weg staan.
3.3.
Achmea voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , uitvoerbaar bij voorraad, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten en de nakosten.
3.4.
De rechtbank zal hierna nader ingaan op de stellingen van partijen, voor zover van belang voor de beoordeling.

4.De beoordeling

Korte samenvatting

4.1.
Deze zaak gaat kort gezegd over het volgende.
[eiseres] heeft een staalconstructie gefabriceerd en geleverd ten behoeve van de bouw van een bedrijfspand voor BEE Projecten. Door een fout in de berekeningen voor de staalconstructie, die waren gemaakt door VSH United, is de staalconstructie doorgebogen. BEE Projecten heeft [eiseres] aansprakelijk gesteld voor de schade die zij als gevolg daarvan heeft geleden. [eiseres] wil de schade verhalen op Achmea, haar bedrijfsaansprakelijkheidsverzekeraar. De vraag is nu of Achmea op grond van de Bedrijven Compact Polis dekking moet verlenen voor de door [eiseres] geleden schade, of dat zij zich kan beroepen op de uitsluitingsclausules 11 en 14 in de toepasselijke polisvoorwaarden.
De rechtbank komt tot de conclusie dat Achmea geen dekking hoeft te verlenen voor de schade van [eiseres] , omdat haar beroep op de genoemde uitsluitingsclausules slaagt. De rechtbank zal de vordering van [eiseres] daarom afwijzen. Hieronder licht de rechtbank haar beslissing toe.
De uitsluitingsclausules
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat op grond van paragraaf 3 van hoofdstuk 5 van de toepasselijke polisvoorwaarden (zie hierboven 2.2) de zogenoemde producten- en dienstenaansprakelijkheid Europa is verzekerd. Dit houdt in dat de aansprakelijkheid van [eiseres] is verzekerd voor schade die verband houdt met geleverde en/of opgeleverde zaken of de uitvoering van – kort gezegd – aannemingswerkzaamheden. Schade houdt volgens de begrippenlijst in de polisvoorwaarden in: schade aan zaken, oftewel schade door onder meer beschadiging of vernietiging van zaken van anderen dan de verzekeringnemer, met inbegrip van de daaruit voortvloeiende schade. Op zichzelf is niet in geschil dat hier sprake is van schade in de zin van de polisvoorwaarden. Achmea beroept zich echter op de uitsluitingsclausules “opgeleverde zaak/verrichte dienst” (artikel 11 van de polisvoorwaarden) en “opzicht” (artikel 14 van de polisvoorwaarden).
Artikel 11: vervangingskostenclausule
4.3.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag welke uitleg aan de zogenoemde vervangingskostenclausule van artikel 11 van de toepasselijke polisvoorwaarden moet worden gegeven. Met deze clausule heeft Achmea aansprakelijkheid van een verzekerde van dekking uitgesloten voor onder meer de schade aan zaken die door of onder verantwoordelijkheid van een verzekerde zijn (op)geleverd. Nu niet in geschil is dat over (een) dergelijke voorwaarde(n) tussen partijen niet is onderhandeld, is de uitleg daarvan met name afhankelijk van objectieve factoren zoals de bewoordingen waarin de desbetreffende bepaling is gesteld, gelezen in het licht van de polisvoorwaarden als geheel en van de in voorkomend geval bij de polisvoorwaarden behorende toelichting. Uitgangspunt is verder dat het een verzekeraar vrij staat om in de polisvoorwaarden de grenzen te omschrijven waarbinnen hij bereid is dekking te verlenen. Dat brengt ook de vrijheid mee om daarbij – op een wijze die voor de verzekeringnemer op grond van de bovengenoemde objectieve factoren voldoende duidelijk kenbaar is – binnen een samenhangend feitencomplex slechts aan bepaalde feiten en omstandigheden (rechts)gevolgen te verbinden en aan andere niet, dan wel onderscheid te maken tussen gevallen die feitelijk zeer dicht bij elkaar liggen (vgl Hoge Raad 16 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2793, Chubb/Dagenstaed).
4.4.
Aan de vervangingskostenclausule ligt ten grondslag dat degene die zich contractueel verplicht een zaak te leveren of een dienst te verrichten, zelf moet instaan voor een deugdelijke nakoming van die primaire contractuele verplichting. Daarmee in overeenstemming is dat ter zake van de (op)geleverde zaken niets wordt vergoed wanneer deze niet aan de overeenkomst beantwoorden. Dat geldt ook voor schade of kosten in verband met het terugroepen, vervangen, verbeteren of herstellen van die zaken. De strekking van de clausule impliceert dat het moet gaan om financieel nadeel, dat inherent is aan de werkzaamheden tot herstel of vervanging van de in eerste instantie ondeugdelijk verrichte prestatie. Het voorgaande betekent dat, gelet op de ratio van de vervangingskostenclausule, het ondernemersrisico op de ondernemer moet blijven rusten, dus ook alle kosten, verbonden aan de inzet van arbeid en het gebruik van materiaal en transportmiddelen om de wederpartij alsnog de overeengekomen prestatie te verschaffen.
4.5.
In dit geval is voor de bepaling van de vervangingskosten doorslaggevend welke prestatie op grond van de overeenkomst moest worden uitgevoerd. [eiseres] heeft zich ten opzichte van haar opdrachtgever BEE Projecten verbonden tot de levering en montage van een staalconstructie ten behoeve van een bedrijfspand. BEE Projecten hoefde niet te verwachten dat de door [eiseres] aangebrachte boutverbindingen zouden bezwijken, dat daardoor schoren zouden verschuiven en dat dit zou leiden tot het doorbuigen van de staalconstructie. De schade die aan de door [eiseres] (op)geleverde staalconstructie moest worden hersteld, valt samen met de primaire prestatie tot (op)levering van een deugdelijke staalconstructie. Naar het oordeel van de rechtbank is gelet op de bewoordingen van de vervangingskostenclausule, bezien in het licht van de polisvoorwaarden als geheel – waarbij geldt dat [eiseres] de in de polisvoorwaarden eveneens genoemde CAR-dekking en vermogensschade niet bij Achmea heeft verzekerd – de schade die aan de door [eiseres] aan BEE opgeleverde staalconstructie is opgetreden, uitgesloten van dekking onder de polis. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
4.6.
[eiseres] betoogt dat de geclaimde schade enkel de schade betreft die BEE Projecten van haar heeft geclaimd en dus geen verband houdt met de eigen hersteluren en opnieuw geleverde materialen van [eiseres] zelf. Volgens [eiseres] gaat het om indirecte schade en kosten ter voorkoming van verdere schade dan wel beperking van de schade. Het betreft de onderstempeling met vijzels, onderzoekskosten, engineerings- en begeleidingskosten vanuit BEE Projecten dan wel door haar ingeschakelde derden, de gederfde inkomsten in verband met de vertraging van de oplevering en de kosten van de huurder in verband met die vertraging.
4.7.
Achmea voert echter terecht aan dat artikel 11 van de polisvoorwaarden niet beperkt is tot de tijd en materialen die [eiseres] zelf heeft besteed of aangewend voor herstel – van welke kosten [eiseres] dan ook terecht geen vergoeding vordert – maar betrekking heeft op:
 de
aansprakelijkheidvoor schade aan zaken die [eiseres] heeft geleverd;
 de schade en kosten
in verband methet vervangen, verbeteren of herstellen daarvan;
 schade en kosten in verband met het opnieuw verrichten van de door [eiseres] uitgevoerde werkzaamheden;
 dit alles ongeacht door wie die schade is geleden.
Dit betekent dat de kosten die BEE Projecten heeft gemaakt in verband met het herstel van de staalconstructie, en die zij bij [eiseres] claimt, van dekking zijn uitgesloten. Ook de kosten die zijn gemaakt ter voorkoming van (verdere) schade vallen niet onder de dekking, nu deze voortvloeien uit de aansprakelijkheid die – zoals [eiseres] in de dagvaarding onder 35 zelf ook erkent – op grond van artikel 6:74 van het Burgerlijk Wetboek rust op [eiseres] . Voor zover [eiseres] doelt op bereddingsmaatregelen of -kosten, geldt dat uitgangspunt is dat die moeten zijn gemaakt voor een verzekerde schade en dat die kosten moeten zijn gemaakt door de verzekerde zelf. Omdat daarvan geen sprake is, zijn de bereddingsmaatregelen om (verdere) schade aan het werk van [eiseres] te voorkomen eveneens uitgesloten van dekking, zo voert Achmea terecht aan. Naar het oordeel van de rechtbank kan in het midden blijven of het aanpassen van de staalconstructie – in die zin dat op de plaatsen waar eerst één schoor was aangebracht, twee schoren werden toegepast, en dat meer bouten zijn aangebracht dan eerst was voorzien – moet worden aangemerkt als een verbetering van de door [eiseres] geleverde constructie en om die reden niet onder de dekking van de verzekering valt. De daarmee gemoeide kosten betreffen hoe dan ook kosten in verband met het herstel van de constructie en zijn daarom op grond van de polis van dekking uitgesloten, ongeacht wie de kosten heeft gemaakt. Dat geldt ook voor de gestelde schade – gederfde inkomsten en kosten van de huurder – als gevolg van de vertraging in de oplevering.
4.8.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiseres] aan de vervangingskostenclausule ook niet de gerechtvaardigde verwachting kunnen ontlenen dat de schade wél zou zijn gedekt. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat [eiseres] bij het sluiten van de verzekeringsovereenkomst is bijgestaan door een assurantietussenpersoon, wiens kennis aan [eiseres] moet worden toegerekend. In overleg met de tussenpersoon heeft [eiseres] gekozen voor een verzekeringspolis die de genoemde uitsluiting (en ook de uitsluiting “opzicht”, waarover hierna meer) bevat. Daarbij komt dat de redactie van de polisvoorwaarden duidelijk is. Daardoor kan niet het vertrouwen zijn gewekt dat ondanks de uitsluiting de schade toch zou zijn gedekt.
4.9.
Gezien het voorgaande heeft Achmea zich op goede gronden beroepen op de vervangingskostenclausule in artikel 11 van de polisvoorwaarden.
Artikel 14: opzichtclausule
4.10.
Op de staalconstructie van [eiseres] waren door derden vervaardigde, maar door [eiseres] gemonteerde, betonnen kanaalplaatvloeren gelegd. Door het doorbuigen van de liggers van de staalconstructie zijn scheuren in die vloeren ontstaan. Deze zijn hersteld. [eiseres] betoogt dat de schade aan de kanaalplaatvloeren niet onder de uitsluiting “opzicht” valt, omdat de schade is ontstaan buiten haar fysieke aanwezigheid. Achmea brengt hier echter terecht tegenin dat [eiseres] op deze manier het begrip “onder zich hebben” beperkt tot de fysieke aanwezigheid van haar medewerkers op de bouwplaats en dat die beperking evident niet in dat begrip moet worden gelezen. Zoals [eiseres] de staalconstructie “onder zich had” tijdens haar bouwactiviteiten, gold dat ook voor de door haar gemonteerde kanaalplaatvloeren.
4.11.
Voor de opzichtclausule geldt overigens hetzelfde als de rechtbank hiervoor in 4.8 over de vervangingskostenclausule heeft overwogen.
4.12.
Het verweer slaagt. Achmea heeft zich op goede gronden beroepen op de uitsluitingsclausule “opzicht” in artikel 14 van de polisvoorwaarden.
Slotoverwegingen
4.13.
De slotsom is dat Achmea zich met succes beroept op de uitsluitingsclausules 11 en 14 in de polisvoorwaarden. Zij weigert terecht dekking te verlenen voor de door [eiseres] geclaimde schade onder de Bedrijven Compact Polis. De vordering van [eiseres] is daarom niet toewijsbaar.
4.14.
[eiseres] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen. De rechtbank begroot deze kosten aan de zijde van Achmea op:
- griffierecht € 667,00
- salaris advocaat
1.126,00(2,0 punten × tarief € 563,00)
Totaal € 1.793,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Achmea tot op heden begroot op € 1.793,00,
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.T. Boks en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2021.
JE/DB