ECLI:NL:RBGEL:2021:6793

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 december 2021
Publicatiedatum
17 december 2021
Zaaknummer
C/05/395676 KG RK 21-844
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens gebrek aan objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid

Op 9 december 2021 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland in Arnhem een wrakingsverzoek afgewezen. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A.F. Mandos, had de wraking ingediend tegen mr. drs. A.E.H. Bovy, rechter in een andere procedure betreffende een omgangsregeling. Verzoekster stelde dat de schijn van partijdigheid was ontstaan omdat de rechter twee uitstelverzoeken had afgewezen en de inhoudelijke behandeling van de zaak had voortgezet zonder dat verzoekster door haar advocaat werd bijgestaan. Dit zou hebben geleid tot procesongelijkheid.

De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve omstandigheden zijn die de vrees voor partijdigheid rechtvaardigen. De kamer concludeerde dat de afwijzing van de uitstelverzoeken en de beslissing om de mondelinge behandeling voort te zetten niet zo onbegrijpelijk waren dat dit een zwaarwegende aanwijzing voor partijdigheid opleverde. De rechter had toegelicht dat de uitstelverzoeken niet tijdig waren ontvangen en dat de procedure met inachtneming van de verhinderdata was gepland. De wrakingskamer vond dat verzoekster niet voldoende had aangetoond dat de rechter vooringenomen was.

De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd openbaar uitgesproken, waarbij de wrakingskamer benadrukte dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstaat. De zaak illustreert de hoge drempel voor het aannemen van partijdigheid en de noodzaak voor verzoekers om concrete en objectieve gronden aan te voeren voor een wrakingsverzoek.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Arnhem
Wrakingskamer
Zaaknummer: C/05/395676 / KG RK 21-844
Beslissing van 9 december 2021
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker],
wonende op een bij deze rechtbank bekend adres,
hierna te noemen: verzoekster,
advocaat mr. A.F. Mandos te ’s-Gravenhage,
strekkende tot wraking van
mr. drs. A.E.H. BOVY,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van 8 november 2021 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld
  • het e-mailbericht van 10 november 2021 van verzoekster met een reactie op het proces-verbaal van 8 november 2021
  • het e-mailbericht van 15 november 2021 van mr. W.J.L. Zwaan, advocaat van belanghebbende [belanghebbende] , met een reactie op het proces-verbaal van
8 november 2021
  • de schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek van de rechter van 15 november 2021
  • het e-mailbericht van 18 november 2021 van de griffie van de wrakingskamer aan mr. Mandos met daarin de mogelijkheid tot herstel verzuim ex artikel 281 Rv.
  • het e-mailbericht van 25 november 2021 van mr. Mandos met een bekrachtiging van het wrakingsverzoek
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 30 november 2021.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
  • verzoekster, bijgestaan mr. Mandos voornoemd
  • de rechter.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer C/05/391561 / FA RK 21-2601 tussen verzoekster en de heer [belanghebbende] . Deze procedure ziet, kort samengevat, op een omgangsregeling voor de dochter van verzoekster en [belanghebbende] .
2.2.
Verzoekster heeft aan haar wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat de schijn van partijdigheid is ontstaan, doordat de rechter tot tweemaal toe een uitstelverzoek heeft afgewezen en op de zitting van 8 november 2021 toch is begonnen met de inhoudelijke behandeling van de zaak, terwijl verzoekster niet werd bijgestaan door haar advocaat. Daarmee is procesongelijkheid ontstaan, aldus verzoekster. Haar toenmalige advocaat heeft een aanhoudingsverzoek ingediend voor de zitting van 8 november 2021 vanwege een andere zitting op hetzelfde tijdstip, maar dat verzoek is afgewezen. Vervolgens heeft verzoekster zelf op 24 oktober 2021 schriftelijk om aanhouding gevraagd vanwege medische redenen, maar op dat verzoek heeft zij geen antwoord gekregen. Na de onttrekking van haar toenmalige advocaat op 4 november 2021 heeft zij de rechtbank gebeld en gevraagd naar de stand van zaken ten aanzien van de geplande mondelinge behandeling. Zij kreeg toen te horen dat het eerdere uitstelverzoek was afgewezen en de mondelinge behandeling door zou gaan. In het weekend voor de mondelinge behandeling heeft haar nieuwe advocaat,
mr. Mandos, zich gesteld en om uitstel verzocht. Dit uitstelverzoek heeft verzoekster bij aanvang van de mondelinge behandeling aan de rechter toegelicht, maar dat heeft de rechter er niet van weerhouden om de zaak toch inhoudelijk te behandelen. Aangezien verzoekster zich, in tegenstelling tot haar wederpartij, op dat moment niet kon laten bijstaan door een advocaat, levert de daardoor ontstane procesongelijkheid de schijn van partijdigheid op, zodat zij de rechter daarom heeft gewraakt, aldus verzoekster. Op de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft verzoekster hieraan toegevoegd dat zij de vooringenomenheid van de rechter ziet bevestigd in het proces-verbaal, nu daarin ten onrechte niet is opgenomen dat de wederpartij, gezien vanuit de ontstane procesongelijkheid, onevenredig veel ruimte kreeg om onwaarheden over haar naar voren te brengen.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2.
De wraking ziet op het laten plaatsvinden van een mondelinge behandeling in afwezigheid van de advocaat van verzoekster, ondanks diverse uitstelverzoeken.
3.3.
De weigering een vastgestelde zittingsdatum te wijzigen is een procesbeslissing. Een als negatief ervaren procesbeslissing is in het algemeen geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking. De vraag of een procesbeslissing inhoudelijk juist is, leent zich
niet voor een oordeel door de wrakingskamer. Een procesbeslissing kan wel een grond voor wraking opleveren als die beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de vrees dat de rechter partijdig is dan wel jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert – objectief – gerechtvaardigd is. In haar schriftelijke reactie heeft de rechter toegelicht dat het eerste uitstelverzoek van de toenmalige advocaat van verzoekster bij e-mailbericht aan partijen van 2 september 2021 is afgewezen, omdat de mondelinge behandeling van 8 november 2021 was gepland met inachtneming van de door partijen opgegeven verhinderdata en de wederpartij bezwaar maakte tegen het verzochte uitstel. Ten aanzien van de overige uitstelverzoeken stelt de rechter dat deze haar niet, of althans niet tijdig, hebben bereikt. Hoewel het niet reageren op het van verzoekster afkomstige e-mailbericht van 24 oktober 2021 zeker als ongelukkig kan worden bestempeld, kan deze gang van zaken echter niet leiden tot de conclusie dat sprake is van een schijn van partijdigheid. Daarbij zij opgemerkt dat het niet tot de taak van de rechtbank behoorde om verzoekster rechtstreeks op de hoogte te stellen van de afwijzing van 2 september 2021 van het uitstelverzoek, nu de correspondentie via de voor haar gestelde advocaat plaatsvindt. Het door verzoekster zelf op 24 oktober 2021 gemailde uitstelverzoek had ook via haar advocaat moeten worden ingediend.
3.4.
De aangevoerde grond dat de rechter, ondanks dat verzoekster haar aan het begin van de mondelinge behandeling direct heeft medegedeeld dat haar nieuwe advocaat om uitstel heeft verzocht, toch is aangevangen met de inhoudelijke behandeling, kan evenmin tot toewijzing van het wrakingsverzoek leiden. Vast staat dat dit verzoek tot uitstel van de nieuwe advocaat, mr. Mandos, op zondag 7 november 2021 is verstuurd, terwijl de mondelinge behandeling de dag daarna om 9:15 uur stond gepland. Dat het op een dergelijke korte termijn (op een zondag) verzoeken om uitstel de rechter niet bereikt, was op zichzelf voorzienbaar. Het voorstel van de rechter om op de mondelinge behandeling, waar verzoekster zelf wel was verschenen, toch te kijken of iets kon worden besproken, heeft verzoekster, naar nu blijkt, niet zo begrepen dat schorsing en aanhouding toch mogelijk zou zijn indien bijstand van een advocaat noodzakelijk werd geacht. De beslissing van de rechter om toch te beproeven of een inhoudelijke bespreking van de zaak, wellicht op onderdelen, mogelijk was zonder de aanwezigheid van verzoeksters nieuwe advocaat, acht de wrakingskamer niet zozeer onbegrijpelijk dat dit een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter partijdig is. De hoge drempel daarvoor wordt niet gehaald.
3.5.
De tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek opgeworpen wrakingsgrond dat de rechter, ondanks de procesongelijkheid en de opgeworpen wraking, de wederpartij toch ruimte heeft gegeven tot het doen van negatieve uitlatingen over verzoekster, kan hier niet als op zichzelf staande grond voor wraking dienen. De rechter heeft dit betwist en toegelicht dat de advocaat van de wederpartij slechts kort het woord heeft gekregen om te onderbouwen waarom volgens hem een spoedwrakingskamer moest worden samengesteld. Daargelaten of er ruimte is geboden voor opmerkingen die betrekking hadden op het onderwerp van de mondelinge behandeling, namelijk de omgang, heeft te gelden dat vast staat dat de advocaat van de wederpartij pas het woord heeft gekregen nadat verzoekster de rechter had gewraakt, zodat dit niet aan de wraking ten grondslag kan worden gelegd.
3.6.
De slotsom is dat uit hetgeen door verzoekster naar voren is gebracht niet blijkt van vooringenomenheid van de rechter, zodat het verzoek tot wraking wordt afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door de mr. S.J. Peerdeman, mr. M.S.T. Belt en mr. M.J.M. Verhoeven in tegenwoordigheid van de griffier mr. [naam] en in openbaar uitgesproken op 9 december 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.