Op 9 december 2021 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland in Arnhem een wrakingsverzoek afgewezen. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A.F. Mandos, had de wraking ingediend tegen mr. drs. A.E.H. Bovy, rechter in een andere procedure betreffende een omgangsregeling. Verzoekster stelde dat de schijn van partijdigheid was ontstaan omdat de rechter twee uitstelverzoeken had afgewezen en de inhoudelijke behandeling van de zaak had voortgezet zonder dat verzoekster door haar advocaat werd bijgestaan. Dit zou hebben geleid tot procesongelijkheid.
De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve omstandigheden zijn die de vrees voor partijdigheid rechtvaardigen. De kamer concludeerde dat de afwijzing van de uitstelverzoeken en de beslissing om de mondelinge behandeling voort te zetten niet zo onbegrijpelijk waren dat dit een zwaarwegende aanwijzing voor partijdigheid opleverde. De rechter had toegelicht dat de uitstelverzoeken niet tijdig waren ontvangen en dat de procedure met inachtneming van de verhinderdata was gepland. De wrakingskamer vond dat verzoekster niet voldoende had aangetoond dat de rechter vooringenomen was.
De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd openbaar uitgesproken, waarbij de wrakingskamer benadrukte dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstaat. De zaak illustreert de hoge drempel voor het aannemen van partijdigheid en de noodzaak voor verzoekers om concrete en objectieve gronden aan te voeren voor een wrakingsverzoek.