ECLI:NL:RBGEL:2021:6752

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 december 2021
Publicatiedatum
16 december 2021
Zaaknummer
16/045720-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door roekeloos rijgedrag en alcoholgebruik

Op 3 december 2021 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die verantwoordelijk werd gehouden voor een fataal verkeersongeval in Lopik op 10 februari 2021. De verdachte, geboren in 1990, was als bestuurder van een personenauto betrokken bij een aanrijding met een voetganger, die door de aanrijding zwaar letsel opliep en op 11 februari 2021 overleed. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan roekeloos rijgedrag, mede door het vervoeren van houten balken in zijn voertuig die het zicht belemmerden. Daarnaast was de verdachte onder invloed van alcohol, met een gehalte van 1,71 milligram per milliliter bloed, wat aanzienlijk boven de wettelijke limiet ligt. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet voldoende aandacht had voor de weg en de verkeerssituatie, wat leidde tot het ongeval. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 4 jaar. De rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van 24 maanden op, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 3 jaar, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd was. De rechtbank hield rekening met de impact van het ongeval op de nabestaanden en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die een blanco strafblad had en spijt betuigde over zijn daden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 16/045720-21
Datum uitspraak : 3 december 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1990 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. J.C.N.T. van Haren, advocaat in Utrecht.
Bij besluit van de teamvoorzitter van de afdeling strafrecht van de rechtbank Midden-Nederland van 23 februari 2021 is de behandeling van de strafzaak met toepassing van artikel 46 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie overgedragen aan de rechtbank Gelderland.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 6 augustus 2021 en 19 november 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 februari 2021 (omstreeks 19.45 uur) te Lopik, gemeente Lopik
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een personenauto, merk [merk auto] , gekentekend [kenteken] ), daarmede rijdende over de weg, de parallelweg van de M.A. Reinaldaweg (N210), zijnde een weg met een breedte van ongeveer 4,4 meter met sneeuw aan de linkerzijde van de rijbaan op het wegdek (waardoor de breedte van de rijbaan 3,45 meter was) waar ter plaatse geen straatverlichting was aangebracht, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- zes, althans een of meerdere houten balken (met een lengte van ongeveer 5,25 meter) in dat voertuig te vervoeren, welke balken niet aan elkaar vastgemaakt waren en/of tussen de beide voorstoelen door waren geschoven tot aan/tegen de voorruit en/of waarvan één balk zo dichtbij het stuurwiel lag dat vingers niet meer tussen het stuurwiel en die balk pasten en/of
- twee balken die vanaf de stoel op de grond waren gevallen op te pakken en/of
- ( daardoor) gehinderd te worden bij het rijden en/of onvoldoende aandacht te hebben bij het rijden en/of onvoldoende zicht te hebben op de weg voor hem en/of overige weggebruikers
waardoor hij, verdachte tegen een op die weg lopende voetganger (die in dezelfde rijrichting als verdachte liep en/of een retroreflecterend hesje droeg met in werking zijnde verlichting (wit voor en rood achter)) is gereden /gebotst waardoor een ander (te weten die voetganger genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel (te weten: schedelhersenletsel) heeft opgelopen en/of ten gevolge daarvan op 11 februari 2021 is overleden, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
A.
hij op of omstreeks 10 februari 2021 te Lopik, gemeente Lopik als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig, te weten een personenauto (merk [merk auto] , gekentekend [kenteken] ), daarmede rijdende over de weg, de parallelweg van de M.A. Reinaldaweg (N210), zijnde een weg met een breedte van ongeveer 4,4 meter waar ter plaatse geen straatverlichting was aangebracht, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd door
- zes, althans een of meerdere houten balken (met een lengte van ongeveer 5,25 meter) in dat voertuig te vervoeren, welke balken niet aan elkaar vastgemaakt waren en/of tussen de beide voorstoelen door waren geschoven tot aan/tegen de voorruit en/of waarvan één balk zo dichtbij het stuurwiel lag dat vingers niet meer tussen het stuurwiel en die balk pasten en/of
- twee balken die vanaf de stoel op de grond waren gevallen op te pakken en/of
- ( daardoor) gehinderd te worden bij het rijden en/of onvoldoende aandacht te hebben bij het rijden en/of onvoldoende zicht te hebben op de weg voor hem en/of overige weggebruikers waardoor hij, verdachte tegen een op die weg lopende voetganger (die in dezelfde rijrichting als verdachte liep en/of een retroreflecterend hesje droeg met in werking zijnde verlichting (wit voor en rood achter)) is gereden/gebotst waardoor die voetganger genaamd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen en is overleden;
en/of
B.
hij op of omstreeks 10 februari 2021 te Lopik, gemeente Lopik als bestuurder van een motorrijtuig, te weten een personenauto (merk [merk auto] , gekentekend [kenteken] ), dit motorrijtuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,71 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 10 februari 2021 vond een aanrijding plaats waarbij een personenauto, merk [merk auto] , met het kenteken [kenteken] , en twee voetgangers waren betrokken. [2] De aanrijding had zeer waarschijnlijk vlak voor de melding om 19:45 uur plaatsgevonden. [3] Verdachte was de bestuurder van de personenauto. [4] Het slachtoffer was één van de voetgangers. [5]
De aanrijding had plaatsgevonden op de parallelweg van de M.A. Reinaldaweg (N210), in de gemeente Lopik. De rijbaan had een breedte van ongeveer 4,4 meter. Gezien vanuit de rijrichting van de [merk auto] lag aan de linkerzijde van de rijbaan sneeuw op het wegdek. Hierdoor was ten tijde van de aanrijding de breedte van de rijbaan 3,45 meter. Op de plaats van de aanrijding was geen straatverlichting aanwezig. [6] De zonsondergang heeft op 10 februari 2021 omstreeks 17:44 uur plaatsgevonden. [7]
Het slachtoffer liep op de M.A. Reinaldaweg, links naast de andere voetganger. De [merk auto] reed op deze weg in dezelfde richting als dat de voetgangers liepen en naderde de voetgangers van achteren. De bestuurder van de [merk auto] is bij het inhalen van beide voetgangers onvoldoende uitgeweken en botste hierdoor met de rechtervoorzijde van de [merk auto] tegen de linker voetganger, [slachtoffer] . [8]
Het slachtoffer is op 10 februari 2021 overgebracht naar het ziekenhuis waar zij op 11 februari 2021 is komen te overlijden aan de gevolgen van het bij de aanrijding opgelopen schedelhersenletsel. [9]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde met dien verstande dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden. De officier van justitie heeft verzocht om verdachte vrij te spreken van het onderdeel van de tenlastelegging dat één balk zo dichtbij het stuurwiel lag dat vingers niet meer tussen het stuurwiel en die balk pasten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat uit de feiten en omstandigheden niet kan worden afgeleid dat verdachte roekeloos, zeer, of aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gereden. Uit het onderzoek is niet overtuigend gebleken dat het alcoholgebruik het concrete rijgedrag van de verdachte heeft beïnvloed. Het enkele gegeven dat verdachte onder invloed was van alcohol is onvoldoende om schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet (WVW) vast te stellen. Of de oorzaak van de aanrijding is gelegen in het feit dat verdachte met de balken bezig is geweest valt niet met zekerheid te zeggen.
Voor het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voor zover ten laste gelegd dat verdachte niet mee heeft gewerkt aan de alcoholcontrole dient verdachte te worden vrijgesproken, nu hij zijn medewerking heeft verleend.
Beoordeling door de rechtbank
Door het team Verkeers Ongevallen Analyse (VOA) van de politie is een onderzoek ingesteld aan de [merk auto] . In het voertuig werden onder andere 6 balken vervoerd, met een gemeten lengte van ongeveer 5,25 meter. Deze balken staken door de geopende achterklep ongeveer 2,60 meter, uit het voertuig. De balken lagen achter in de auto op de “hoedenplank” en waren over de rugleuning van de achterbank tussen de beide voorstoelen doorgeschoven tot aan de voorruit. De balken waren niet aan elkaar vastgemaakt en lagen los in de auto. [10] Verbalisanten hebben geconstateerd dat de balken in de positie zoals ze zijn aangetroffen, deels het zicht naar voren en met name naar rechts, ernstig belemmerden. [11] Dat beeld wordt bevestigd door de foto’s die zijn gemaakt waarop te zien is dat de balken vanaf het midden van de voorruit tot vlak onder de binnenspiegel onmiddellijk naast of zelfs tegen, het stuur ‘zweven’. [12]
Door de VOA is eveneens onderzoek ingesteld naar de zichtbaarheid van de twee voetgangers door middel van een reconstructie. Tijdens deze reconstructie bleek dat vanaf een afstand van 85 meter de reflecterende kruisen van de veiligheidsvesten die de voetgangers droegen zichtbaar waren. De bestuurder bij die reconstructie kon beide voetgangers op een afstand van 35 meter zeer duidelijk waarnemen. Op deze afstand had verdachte zijn voertuig nog tot stilstand kunnen brengen binnen de afstand waarover de weg vrij was bij de ter plaatse toegestane maximum snelheid van 60 kilometer per uur. [13]
Op 10 februari 2021 om 21:24 uur is bij verdachte bloed afgenomen conform Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer. Uit dit onderzoek is vast komen te staan dat verdachte 1,71 milligram alcohol per milliliter in zijn bloed had. [14]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat zij met [slachtoffer] is gaan wandelen en dat zij liepen aan de rechterkant van het fietspad. [slachtoffer] liep links naast haar. Ze droegen allebei een fluorescerend geel hesje met een lampje. Het lampje aan de voorzijde is wit en het lampje aan de achterzijde is rood. Ze hebben elkaars verlichting gecontroleerd en bij beiden stond het licht aan de achterzijde- en de voorzijde aan. [slachtoffer] vloog midden in een zin opeens in de lucht en kwam een paar meter verder op het fietspad terecht. [slachtoffer] was niet aanspreekbaar en zij bloedde uit haar oor en haar neus. Getuige hoorde de bestuurder van de auto zeggen: "Nee ik zag jullie niet." [15]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een stuk of zes balken in zijn auto had liggen. De balken lagen op de achterklep via de voorstoelen tegen het dashboard, iets vanaf de voorruit. Zijn zicht naar rechts was hierdoor niet honderd procent maar hij kon voldoende zien. Hij wist dat de balken in zijn auto zorgden voor een onveilige situatie. [16] Die twee mensen (
de rechtbank begrijpt het slachtoffer en getuige [getuige]) zag hij voor het eerst op 30 meter afstand.
Omdat de balken los lagen, waren er twee balken naar beneden gevallen. Verdachte heeft naar de balken gekeken, heeft ze opgepakt en goed gelegd. Daarbij keek hij heen en weer tussen de voorruit en de bodem en was afgeleid doordat hij de balken van de grond wilde pakken. Meteen daarna gebeurde het ongeval. Hij heeft geprobeerd uit te wijken door een stuurbeweging en iets te remmen, maar toen was het al te laat. [17]
Schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994
De rechtbank acht bewezen dat verdachte met zijn auto het slachtoffer heeft aangereden ten gevolge waarvan zij is overleden. De vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet is of dit ongeval aan de schuld van verdachte te wijten is. Hiervoor dient te worden beoordeeld of sprake is van ten minste een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid en onoplettendheid. Daarbij komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voorts verdient opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin (vgl. HR 1 juni 2004, LJN AO5822, NJ 2005, 252). De rechtbank overweegt ten aanzien daarvan als volgt.
Op grond van de hiervoor besproken bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte meerdere zeer ernstige verkeersfouten heeft gemaakt. Verdachte heeft in zijn auto gereden met zes houten balken, die zodanig waren gepositioneerd dat ze onmiddellijk rechts naast hem bijna de voorruit raakten, precies in het blikveld van de bestuurder als die naar rechts kijkt. Bovendien lagen de balken los (noch aan elkaar, noch aan de auto bevestigd) zodat ze bij de minste beweging zouden kunnen gaan glijden waardoor de bestuurder zou kunnen worden afgeleid. En dat is precies wat er gebeurd is, getuige de verklaring van verdachte: twee balken waren naar beneden gevallen waarop hij reageerde en waardoor hij niet meer zijn volle aandacht bij de weg had. En die aandacht had hij juist op dat moment zo hard nodig omdat hij vlak daarvoor twee ‘lampjes’ had zien lopen waardoor hij had moeten weten dat zich vlak voor de auto twee voetgangers op de, door de sneeuw toch al versmalde weg liep. Ondanks dat verdachte het slachtoffer en [getuige] heeft zien lopen, heeft hij zich door het verschuiven van de twee balken laten afleiden. Hij heeft de balken opgepakt en heeft hierdoor zijn aandacht niet volledig bij het rijden gehad. Ook heeft hij hierdoor onvoldoende zicht gehad op de weg voor hem, althans onvoldoende zicht op het rechter weggedeelte van de weg waarop op dat moment het slachtoffer liep. Verdachte heeft niet meer op tijd kunnen uitwijken en is met de rechtervoorzijde van zijn auto tegen het slachtoffer gebotst.
Verdachte zegt in de loop van die dag vier flesjes bier te hebben gedronken. Dat hij had gedronken wordt bevestigd door het alcohol-bloedonderzoek. Zijn alcoholgehalte betrof aanzienlijk meer dan de wettelijk bepaalde 0,5 milligram alcohol per milliliter bloed. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij met zo’n hoog alcoholgehalte in de auto is gaan rijden. Naar mag worden aangenomen, heeft dit alcoholgebruik er waarschijnlijk toe geleid dat verdachte meerdere onverantwoorde risico’s heeft genomen.
Hij wist, zo blijkt uit zijn verklaring, dat de balken in zijn auto voor een onveilige situatie zorgden. Bovendien was het donker, was er geen straatverlichting aangebracht en lag er op een deel van de weg sneeuw, waardoor de weg smaller was dan normaal. Deze omstandigheden maken naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte des te meer zijn volledige aandacht en het volledige zicht op de voor hem gelegen weg had moeten richten, zodat hij de weg volledig kon overzien en, indien nodig, op tijd had kunnen remmen. Dit had, zo blijkt uit het proces-verbaal van de VOA, op een afstand van 35 meter, het moment dat hij het slachtoffer zag, nog gekund.
De aard en de ernst van de alle voornoemde gedragingen van verdachte, onder deze omstandigheden, maken dat de rechtbank concludeert dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend is geweest en dat het daarom aan zijn schuld te wijten is dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor het slachtoffer, [slachtoffer] , is overleden. Gelet op voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
De rechtbank acht niet bewezen dat één van de balken zo dichtbij het stuurwiel lag dat zijn vingers niet meer tussen het stuurwiel en die balk pasten. Door de politie kon namelijk niet worden vastgesteld dat de balken ook in de aangetroffen positie lagen kort voor het ongeval of dat deze, als gevolg van het rijden door de bocht kort voor het ongeval of als gevolg van een remming na het ongeval, zijn verschoven. Eveneens acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte niet mee heeft gewerkt aan de alcoholcontrole, nu dit niet uit het dossier blijkt. De rechtbank zal verdachte van deze onderdelen van de tenlastelegging vrijspreken. Dat doet verder evenwel niet af aan het verwijt dat verdachte moet worden gemaakt.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks10 februari 2021 (omstreeks 19.45 uur) te Lopik, gemeente Lopik
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een personenauto, merk [merk auto] , gekentekend [kenteken] ), daarmede rijdende over de weg, de parallelweg van de M.A. Reinaldaweg (N210), zijnde een weg met een breedte van ongeveer 4,4 meter met sneeuw aan de linkerzijde van de rijbaan op het wegdek (waardoor de breedte van de rijbaan 3,45 meter was) waar ter plaatse geen straatverlichting was aangebracht, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door
roekeloos, in elk gevalzeer,
althans aanmerkelijk,onvoorzichtig en
/ofonoplettend,
- zes
, althans een of meerderehouten balken (met een lengte van ongeveer 5,25 meter) in dat voertuig te vervoeren, welke balken niet aan elkaar vastgemaakt waren en
/oftussen de beide voorstoelen door waren geschoven tot aan
/tegende voorruit
en/of waarvan één balk zo dichtbij het stuurwiel lag dat vingers niet meer tussen het stuurwiel en die balk pastenen
/of
- twee balken die vanaf de stoel op de grond waren gevallen op te pakken en
/of
- ( daardoor)
gehinderd te worden bij het rijden en/ofonvoldoende aandacht te hebben bij het rijden en
/ofonvoldoende zicht te hebben op de weg voor hem en/of overige weggebruikers
waardoor hij, verdachte tegen een op die weg lopende voetganger (die in dezelfde rijrichting als verdachte liep en
/ofeen retroreflecterend hesje droeg met in werking zijnde verlichting (wit voor en rood achter)) is
gereden /gebotst waardoor een ander (te weten die voetganger genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel (te weten: schedelhersenletsel) heeft opgelopen en
/often gevolge daarvan op 11 februari 2021 is overleden, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994,
danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder b van deze wet.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot
een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 4 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening ermee te houden dat verdachte een first offender is, ook voor het rijden onder invloed. Verder heeft hij een dag in voorlopige hechtenis gezeten, veel spijt en geprobeerd om herstelbemiddeling te bewerkstelligen. Daarnaast heeft hij de cursus bij het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) afgerond en heeft hier van geleerd. Zowel de algemene als geweldsrecidive wordt door de reclassering ingeschat als laag. Bovendien heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor verdachte en zijn gezin negatieve consequenties. Uit het reclasseringsrapport blijkt ook dat detentie niet helpt bij het inperken van de risico’s. De raadsman heeft verzocht een taakstraf voor de maximale duur op te leggen, eventueel in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf. De raadsman heeft verder verzocht de ontzegging van de rijbevoegdheid gelijk te stellen met de tijd dat deze reeds is ontzegd, eventueel gecombineerd met een voorwaardelijke ontzegging en proeftijd, nu verdachte zonder rijbewijs zijn baan zal verliezen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan en mede gelet op de persoon en de omstandigheden van verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie van 4 oktober 2021;
- de voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland van 28 juli 2021.
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto een verkeersongeval veroorzaakt als gevolg waarvan een ander is komen te overlijden. Dat is aan zijn schuld te wijten. Zijn grote onoplettendheid en onvoorzichtigheid neemt de rechtbank hem kwalijk. Het slachtoffer is een vrouw, die ten tijde van haar overlijden 39 jaar oud was. Zij was met haar buurvrouw aan het wandelen en is zeer plots uit het leven gerukt. De aanrijding en haar overlijden hebben een grote schok en veel verdriet teweeg gebracht bij de nabestaanden, in het bijzonder bij haar man, vader en moeder. Zij laat twee jonge kinderen achter. Het leven is voor hen ingrijpend veranderd, zij worden dagelijks met het verlies geconfronteerd. Dit bleek onder meer uit de slachtofferverklaringen van de man en de moeder ter terechtzitting, die het verlies en gemis op treffende wijze hebben verwoord.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte een blanco strafblad heeft en dus niet eerder is veroordeeld voor een verkeersfeit.
De rechtbank neemt verder in aanmerking het reclasseringsrapport van 28 juli 2021 waaruit
blijkt dat de zaak ook voor verdachte veel teweeg heeft gebracht. Het gaat verdachte moeilijk af
om te praten over gevoelens. Het dichtslaan is zijn manier om met de emoties om te gaan n niet
zozeer een uiting van weinig empathie of een gebrek aan emoties. Er is een laag recidiverisico
en interventies zijn volgens de reclassering niet noodzakelijk nu er geen structurele problemen
zijn geconstateerd.
Ook de rechtbank wil aannemen dat het ongeval op verdachte een grote impact heeft gehad. Ter
terechtzitting heeft verdachte kenbaar gemaakt dat hij in zijn hoofd dagelijks bezig is met het
ongeval. Hij heeft hulp gezocht en staat open voor mediation.
De rechtbank acht gezien de ernst van het feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Hoewel de nodige omstandigheden in het voordeel van verdachte pleiten, kan de rechtbank niet de ogen sluiten voor de zeer ernstige fouten die hij heeft gemaakt, te beginnen met alcoholgebruik en vervolgens achter het stuur gaan zitten en zichzelf door die balken zo ongelukkig in de auto te plaatsen dat hij nauwelijks enig zicht op de weg rechts en rechtsvoor hem had, in een situatie dat hij dat zicht juist goed nodig had omdat het donker was en geen verlichting aan de parallelweg met sneeuw aan weeszijden waardoor hij er rekening mee had moeten houden dat eventuele voetgangers meer op de rijbaan zouden lopen dan normaliter het geval zou zijn.
De rechtbank kan welhaast niet anders dan aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarbij zal de rechtbank aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen voor de duur van 3 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd is geweest en met een proeftijd van 2 jaren.
Het grote nadeel dat verdachte heeft bij het opleggen van een rijontzegging, zoals door de raadsman is aangedragen, is mede gelet op de ernst van het feit en de impact en het leed die door dit rijgedrag zijn veroorzaakt, onvoldoende om af te zien van een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 8, 175, 176 en 178 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
 bepaalt dat deze een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
12 (twaalf) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het
bewezenverklaardede
bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de duur van
3 (drie) jaren,met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd is geweest;
 bepaalt, dat een gedeelte van deze bijkomende straf groot
1 (één) jaren,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.H. Steenweg (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en mr. G.W.B. Heijmans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Veenker, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 december 2021.
Mr. Steenweg is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, Dienst Regionale Operationele Samenwerking, opsporingsteam Verkeer, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0900-2021044997, gesloten op 21 april 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p.14.
3.Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p. 20.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 82.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 84.
6.Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p. 19.
7.Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p. 20.
8.Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p. 57.
9.Schouwverslag, [naam] (forensisch arts), d.d. 12 februari 2021, p. 107-108.
10.Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p. 42.
11.Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p. 57.
12.Foto’s, p 21, 40, 41, 43, 46 en 47.
13.Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p. 57.
14.Proces-verbaal rijden onder invloed, p. 64-65.
15.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p.94-95.
16.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 november 2019
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 123-125.