ECLI:NL:RBGEL:2021:672

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 januari 2021
Publicatiedatum
11 februari 2021
Zaaknummer
05.191871.19, 05.087400.20, 05.241438.19, 05.139648.20 en 05.156291.20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van tbs-maatregel met dwangverpleging na bedreiging en mishandeling van politieagenten en familieleden

Op 28 januari 2021 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 26-jarige man uit Lochem. De rechtbank legde de man de tbs-maatregel met dwangverpleging op vanwege meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging en mishandeling van politieagenten en familieleden. De verdachte werd beschuldigd van het mishandelen van een brigadier van de politie en het beledigen van een andere agent tijdens de rechtmatige uitoefening van hun functie. Daarnaast was hij betrokken bij verschillende incidenten waarbij hij zijn broer en andere slachtoffers bedreigde en mishandelde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte lijdt aan een psychische stoornis, wat zijn gedrag beïnvloedde. De officier van justitie had tbs met dwangverpleging geëist, en de rechtbank volgde dit advies, gezien de ernst van de feiten en de kans op recidive. De rechtbank verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging voor een van de feiten, maar legde de tbs-maatregel op voor de bewezen verklaarde feiten. De totale duur van de tbs-maatregel werd beperkt tot vier jaar, met het oog op de mogelijkheid van succesvolle behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05.191871.19, 05.087400.20, 05.241438.19, 05.139648.20 en 05.156291.20 (ttz. gevoegd)
Datum uitspraak : 28 januari 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [1994] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Vught, PPC.
Raadsman: mr. C.E. Boeve, advocaat in Putten.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlasteleggingen

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 05.191871.19
1.
hij op of omstreeks 9 augustus 2019
te Lochem,
een ambtenaar, [slachtoffer 1] , brigadier van politie Eenheid Oost-
Nederland
gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening
heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] (met kracht) in het gezicht, althans
tegen het hoofd, te stompen/slaan;
2.
hij op of omstreeks 9 augustus 2019
te Lochem
opzettelijk
een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2] , brigadier van politie Eenheid Oost-
Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van
haar bediening,
in haar tegenwoordigheid,
mondeling
heeft beledigd,
door haar de woorden toe te voegen: "Kankerhoer, jij gaat naar de hel,
jij gaat daar heel veel pijn hebben en voor altijd branden. Ik kom naar je
kijken en ga daar bij lachen. Jij bent een kankerhoer en verdient het niet
om te leven. Ik praat niet met je", althans woorden van gelijke
beledigende aard en/of strekking
en/of door die [slachtoffer 2] opzettelijk in het gezicht te spugen, althans
naar/in de richting van die [slachtoffer 2] te spugen;
Parketnummer 05.087400.20
hij op of omstreeks 1 september 2019 te Lochem,
[slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] één en/of meerdere
malen op/tegen zijn kaak althans op/tegen zijn hoofd/gezicht te
stompen;
Parketnummer 05.241438.19
1.
hij op of omstreeks 6 oktober 2019 te Lochem
[slachtoffer 4] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 4] dreigend de woorden toe te voegen "Als ik straks vrij
kom vermoord ik jullie" en/of "Ik ga je doodmaken", althans woorden
van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 6 oktober 2019 te Lochem
opzettelijk en wederrechtelijk
een en/of meerdere goederen, te weten een personenauto, een en/of
meerdere laptop(s), een bed en/of een rolgordijn, in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5]
, [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij op of omstreeks 6 oktober 2019 te Lochem
[slachtoffer 8] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 8] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak jou
kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Parketnummer 05.139648.20
hij op of omstreeks 26 mei 2020 te Lochem
[slachtoffer 4] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 4] tegen de
kaak, althans in/tegen het gezicht/hoofd, te slaan en/of te stompen;
Parketnummer 05.156291.20
1.
hij op of omstreeks 14 juni 2020 te Apeldoorn
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 9]
(GGZ verpleegkundige bij GGNet High Intensive Care) opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, hete koffie in haar gezicht heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 juni 2020 te Apeldoorn
[slachtoffer 9] (GGZ verpleegkundige bij GGNet High Intensive Care) heeft
mishandeld door hete koffie in haar gezicht te gooien;
2.
hij op of omstreeks 14 juni 2020 te Apeldoorn
[slachtoffer 10] (medebewoner HIC GGNet) heeft mishandeld door hem met beide
handen met kracht tegen diens gezicht te duwen, waardoor die [slachtoffer 10] met zijn
(achter-)hoofd op de grond is gevallen.

2. De ontvankelijkheid van de officier van justitie ten aanzien van parketnummer 05.241438.19

Door de officier van justitie is gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van verdachte voor wat betreft de onder feit 2 van parketnummer 05.241438.19 ten laste gelegde vernieling, omdat de voor dit feit benodigde klacht tot vervolging ontbreekt.
De rechtbank overweegt dat vernieling een klachtdelict is indien het is gepleegd met betrekking tot een goed van de in artikel 316 van het Wetboek van Strafrecht omschreven personen, mede gelet op artikel 353 van het Wetboek van Strafrecht. Dit houdt in dat naast een aangifte ook een klacht met het verzoek tot vervolging van verdachte moet worden ingediend voordat tot vervolging wordt overgegaan. Nu [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] geen klacht tot vervolging hebben ingediend tegen verdachte, hun broer respectievelijk haar zoon, is het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte voor de onder feit 2 ten laste gelegde vernieling. De rechtbank zal de officier van justitie dan ook niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging voor feit 2 onder parketnummer 05.241438.19.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Parketnummer 05.191871.19 [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van beide ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 1;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 januari 2021.
Op basis van de opgesomde bewijsmiddelen acht de rechtbank de onder feit 1 ten laste gelegde mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Verbalisant [slachtoffer 1] en verbalisant [slachtoffer 2] hebben verklaard dat zij op 9 augustus 2019 in Lochem hoorden dat verdachte tegen verbalisant [slachtoffer 2] riep: “kankerhoer, jij gaat naar de hel, jij gaat daar heel veel pijn hebben en voor altijd branden. Ik kom naar je kijken en ga daar bij lachen. Je bent een kankerhoer en verdient het niet om te leven. Ik praat niet met je”. Ook hebben verbalisanten verklaard dat verdachte die dag in Lochem spuugde in de richting van verbalisant [slachtoffer 2] , waarbij enkele druppels spuug haar gezicht raakten. Verbalisant [slachtoffer 2] voelde zich beledigd door het spugen in haar gezicht en doordat verdachte haar uitmaakte voor kankerhoer. [2]
Verdachte heeft verklaard dat hij naar de politie agenten heeft gespuugd. Hij weet niet wie hij heeft geraakt. Hij heeft niet gezegd dat de agent het niet verdient om te leven, maar de rest heeft hij inderdaad gezegd. [3]
De rechtbank is op basis van het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte verbalisant [slachtoffer 2] heeft beledigd door in haar richting te spugen en door tegen haar te roepen: “kankerhoer, jij gaat naar de hel, jij gaat daar heel veel pijn hebben en voor altijd branden. Ik kom naar je kijken en ga daar bij lachen. Je bent een kankerhoer en verdient het niet om te leven. Ik praat niet met je”.
Parketnummer 05.087400.20 [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer. Over en weer is het nodige gebeurd en verdachte werd langere tijd bedreigd en achtervolgd.
De beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer 3] heeft verklaard dat verdachte op 1 september 2019 in Lochem plots met een gebalde vuist met kracht in de richting van aangever sloeg, waarbij aangever zag en voelde dat hij vol op zijn kaak werd geslagen en met kracht werd geraakt. Door de klap voelde aangever pijn aan zijn kaak. [5] Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij zag dat verdachte plotseling met kracht uithaalde naar aangever, hem met gebalde vuist sloeg en aangever daarbij raakte op zijn gezicht. [6] Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat één van de Marokkaans uitziende jongens (
de rechtbank begrijpt: verdachte)zo ineens uithaalde naar aangever. [7] Verdachte heeft verklaard dat hij aangever een stoot heeft gegeven. [8]
Verdachte heeft een beroep gedaan op noodweer. De rechtbank moet beoordelen of de feitelijke toedracht, zoals door verdachte aan het verweer ten grondslag is gelegd, aannemelijk is geworden. Volgens verdachtes verklaring ter terechtzitting keek aangever heel boos naar hem en kwam aangever op hem af gerend. Aangever was met vijf andere jongens en verdachte voelde zich bedreigd. Ook kwam aangever dreigend over op de broer van verdachte.
Uit de verklaringen van aangever en de twee getuigen leidt de rechtbank af dat verdachte plotseling heeft uitgehaald naar aangever. De verklaring van verdachte dat aangever hem en/of zijn broer bedreigde, vindt geen steun in de verklaringen van aangever en de twee getuigen. De rechtbank acht dan ook niet aannemelijk geworden dat sprake is geweest van bedreiging door aangever, zoals door verdachte ter terechtzitting is beschreven, waartegen verdachte zich moest verdedigen. Het beroep op noodweer wordt daarom verworpen.
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de ten laste gelegde mishandeling wettig en overtuigend is bewezen.
Parketnummer 05.241438.19 [9]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van het tenlastegelegde onder feit 1. Ten aanzien van het tenlastegelegde onder feit 3 heeft de verdediging vrijspraak bepleit. Verdachte heeft misschien iets geroepen, maar dat was een reactie op het feit dat de verbalisant pepperspray spoot. Het gaat om een algemene term, dus dat levert geen bedreiging op.
De beoordeling door de rechtbank
Feiten 1 en 3
Verbalisant [slachtoffer 8] heeft verklaard dat hij op 6 oktober 2019 het verzoek kreeg om naar een conflict te gaan waarbij verdachte was betrokken. Ter plaatse in Lochem zag verbalisant de hem ambtshalve bekende verdachte aan komen lopen. Verbalisant sommeerde verdachte om te stoppen en op zijn knieën te gaan zitten. Verdachte stopte niet met lopen. Verbalisant spoot pepperspray in het gezicht van verdachte, waarop verdachte op zijn knieën ging zitten. Verbalisant heeft verdachte vervolgens op zijn buik op de grond gelegd en handboeien aangelegd. Hij hoorde verdachte zeggen: “lekker voor jullie die kutauto, als ik straks vrij kom dan vermoord ik jullie”. Verbalisant zag dat verdachte daarbij naar zijn broer Kamal en zijn vader keek. Verdachte draaide vervolgens zijn hoofd in de richting van verbalisant en schreeuwde: “(…) ik maak jou ook kapot”. Verdachte zei nog meerdere malen tegen verbalisant: “ik maak je kapot”. Verbalisant voelde zich bedreigd door de uitlatingen van verdachte, voornamelijk doordat het om een ernstig verward persoon gaat die geen geweld tegen politiemensen schroomt. [10]
Aangever [slachtoffer 4] heeft verklaard dat verdachte op 6 oktober 2019 in Lochem meerdere malen schreeuwde: “als ik terug kom maak ik je dood”. Aangever zag dat verdachte hem aankeek toen hij dat zei. Aangever is echt bang dat het uit de hand gaat lopen als verdachte weer vrij komt. [11]
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte met de hierboven beschreven uitlatingen zowel zijn broer [slachtoffer 4] als verbalisant [slachtoffer 8] heeft bedreigd, zoals ten laste is gelegd onder respectievelijk feit 1 en feit 3. Dat de uitlating van verdachte richting verbalisant [slachtoffer 8] een reactie was op het feit dat deze pepperspray in het gezicht van verdachte spoot, maakt niet dat de uitlating geen bedreiging meer oplevert.
Parketnummer 05.139648.20 [12]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en de verdediging heeft geen bewijsverweer gevoerd.
De beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , p. 3;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 januari 2021.
Op basis van de opgesomde bewijsmiddelen acht de rechtbank de ten laste gelegde mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
Parketnummer 05.156291.20 [13]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit en aan het onder 2 ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit, omdat bij verdachte geen sprake was van opzet. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair tenlastegelegde, omdat niet kan worden bewezen dat het handelen van verdachte bij aangeefster zwaar lichamelijk letsel had kunnen veroorzaken. Ten aanzien van het tenlastegelegde onder feit 2 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Aangeefster [slachtoffer 9] heeft verklaard dat zij op 14 juni 2020 als GGZ verpleegkundige aan het werk was bij GGNet in Apeldoorn. Zij draaide die dag een late dienst op de High Intensive Care en was belast met de verzorging van verdachte. Op een gegeven moment was de afstand tussen aangeefster en verdachte ongeveer een meter en aangeefster zag dat verdachte een plastic beker met koffie in zijn hand had. Zij zag dat verdachte de koffie met een armbeweging gericht in haar gezicht gooide. Zij voelde de koffie in haar gezicht en nek komen en zij voelde direct een brandend gevoel in haar gezicht, linkeroor en nek. Zij gilde van de pijn. [14] Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij zag dat aangeefster met verdachte aan het praten was en dat verdachte de koffie in zijn hand gericht in het gezicht van aangeefster gooide. [15]
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat verdachte opzettelijk koffie in het gezicht van aangeefster heeft gegooid. De verklaring van verdachte dat hij struikelde doordat de vloer net was gedweild en dat daardoor de koffie in het gezicht van aangeefster terecht is gekomen, is niet aannemelijk gelet op de beschreven aangifte en getuigenverklaring.
De vraag is vervolgens of de handeling van verdachte een poging tot zware mishandeling oplevert. De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld of het gooien van de koffie in het gezicht van aangeefster de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich bracht. Het dossier bevat namelijk geen informatie over hoe heet de koffie was en geen medische stukken. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van het onder 1 primair ten laste gelegde feit.
Naar het oordeel van de rechtbank is het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit wel wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft zich dan ook schuldig gemaakt aan mishandeling van aangeefster.
Feit 2
Aangever [slachtoffer 10] heeft verklaard dat hij in Apeldoorn op de High Intensive Care verblijft. Ook verdachte is daar cliënt. Op 14 juni 2020 kwam verdachte naar aangever toe en plaatste uit het niets zijn beide handen op het gezicht van aangever en duwde met kracht zijn hoofd naar achteren, waardoor aangever ten val kwam en nog een stukje doorschoof. Hij klapte met zijn achterhoofd op de grond en heeft daardoor nog steeds last van de botten onder zijn ogen. [16] Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij zag dat aangever achter verdachte aan liep en dat verdachte zich omdraaide en tegen aangever zei: “wat volg je me nou?” en meteen aangever met veel kracht een duw gaf met beide handen, waardoor aangever door de lucht vloog. [17]
De rechtbank is op basis van het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte aangever heeft mishandeld door hem met beide handen krachtig te duwen, waardoor aangever met zijn achterhoofd op de grond is gevallen.

4.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 05.191871.19 feit 1 en 2, parketnummer 05.087400.20, parketnummer 05.241438.19 feit 1 en 3, parketnummer 05.139648.20 en parketnummer 05.156291.20 feit 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 05.191871.19
1.
hij op
of omstreeks9 augustus 2019 te Lochem, een ambtenaar, [slachtoffer 1] , brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die [slachtoffer 1]
(met kracht)in het gezicht
, althans tegen het hoofd,te stompen
/slaan;
2.
hij op
of omstreeks9 augustus 2019 te Lochem opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2] , brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen: "Kankerhoer, jij gaat naar de hel, jij gaat daar heel veel pijn hebben en voor altijd branden. Ik kom naar je kijken en ga daar bij lachen. Jij bent een kankerhoer en verdient het niet om te leven. Ik praat niet met je"
, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekkingen
/ofdoor die [slachtoffer 2] opzettelijk in het gezicht te spugen
, althans naar/in de richting van die [slachtoffer 2] te spugen;
Parketnummer 05.087400.20
hij op
of omstreeks1 september 2019 te Lochem, [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] één
en/of meerderemaal
op/tegen zijn kaak
althans op/tegen zijn hoofd/gezichtte
stompen;
Parketnummer 05.241438.19
1.
hij op
of omstreeks6 oktober 2019 te Lochem [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 4] dreigend de woorden toe te voegen "Als ik straks vrij kom vermoord ik jullie" en
/of"Ik ga je doodmaken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op
of omstreeks6 oktober 2019 te Lochem [slachtoffer 8] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 8] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak jou kapot"
, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Parketnummer 05.139648.20
hij op
of omstreeks26 mei 2020 te Lochem [slachtoffer 4] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 4] tegen de kaak
, althans in/tegen het gezicht/hoofd,te slaan
en/of te stompen;
Parketnummer 05.156291.20
1.
hij op
of omstreeks14 juni 2020 te Apeldoorn [slachtoffer 9] (GGZ verpleegkundige bij GGNet High Intensive Care) heeft mishandeld door hete koffie in haar gezicht te gooien;
2.
hij op
of omstreeks14 juni 2020 te Apeldoorn [slachtoffer 10] (medebewoner HIC GGNet) heeft mishandeld door hem met beide handen met kracht
tegen diens gezichtte duwen, waardoor die [slachtoffer 10] met zijn
(achter
-)hoofd op de grond is gevallen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 05.191871.19
feit 1:
mishandeling, terwijl het feit wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
feit 2:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
parketnummer 05.087400.20
mishandeling;
parketnummer 05.241438.19
feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling;
parketnummer 05.139648.20
mishandeling;
parketnummer 05.156291.20
feit 1, subsidiair:
mishandeling;
feit 2:
mishandeling.

6.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft oplegging van de maatregel terbeschikkingstelling (hierna: tbs-maatregel) met dwangverpleging gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat oplegging van de tbs-maatregel met dwangverpleging niet proportioneel is, gelet op de aard van de strafbare feiten en het beperkte strafblad van verdachte. De Wet verplichte ggz biedt alternatieven om verdachte te kunnen behandelen buiten het strafrecht om. Bij de strafoplegging dient de rechtbank rekening te houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan acht strafbare feiten, waaronder mishandelingen en bedreigingen. Meerdere strafbare feiten waren gericht tegen politieagenten terwijl zij hun functie uitoefenden, namelijk een mishandeling, een bedreiging en een belediging. Daarnaast heeft verdachte zijn broer mishandeld en met de dood bedreigd en heeft hij een verpleegkundige en een medebewoner van een GGZ-instelling waar hij verbleef mishandeld. Uit de verschillende aangiftes komt een beeld naar voren van een verwarde en onvoorspelbare man. De rechtbank vindt dat het gaat om ernstige feiten, met name ook doordat verdachte zich heeft afgereageerd op hulpverleners en zijn familie. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk, ook al volgt uit de hierna beschreven persoonlijkheidsproblematiek dat verdachte in beperkte mate in strafrechtelijke zin verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn daden. De vraag is vervolgens welke straf en/of maatregel aan verdachte dient te worden opgelegd.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank allereerst gelet op een uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 15 december 2020. Daaruit volgt dat verdachte zich eerder schuldig heeft gemaakt aan bedreiging. Verdachte is toen ontslagen van alle rechtsvervolging. Daarnaast heeft de rechtbank gelet op het reclasseringsadvies van 5 januari 2021 en op de Pro Justitia-rapportages (psychologisch en psychiatrisch onderzoek) van 18 december 2020.
Uit de Pro Justitia-rapportages komt naar voren dat verdachte lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis en aan een stoornis in cannabisgebruik, nu in gedwongen remissie. De stoornissen waren bij verdachte aanwezig ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten en hebben de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte beïnvloed, wel had hij voldoende inzicht in de wederrechtelijkheid van de feiten. De deskundigen adviseren dan ook om de bewezen verklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank neemt deze conclusies over en maakt deze tot de hare.
De psycholoog heeft gesteld dat de kans op recidive op zowel fysiek als verbaal gewelddadig gedrag hoog is. Ook de psychiater heeft de kans op herhaling van plegen van agressie en het dreigen hiermee als groot ingeschat. Om de kans op recidive te verminderen, adviseren de deskundigen een klinische behandeling. Deze klinische behandeling zou moeten plaatsvinden in het kader van de tbs-maatregel met dwangverpleging. De psycholoog heeft beschreven dat verdachte vanwege zijn dreigende gedrag niet meer hanteerbaar is binnen de reguliere geestelijke gezondheidszorg. Volgens de psychiater is een voorwaardelijke straf eventueel met een zorgmachtiging onvoldoende beveiligend en onvoldoende van duur gezien de beperkte behandeleffecten van eerdere klinische behandelingen ook met een rechterlijke machtiging. De tbs-maatregel met voorwaarden is ook overwogen, maar geeft beduidend minder zekerheid wat betreft de continuïteit in behandeling. Ook is het een groot probleem dat de kans dat verdachte zich aan voorwaarden gaat houden erg laag is. De tbs-maatregel met dwangverpleging is de best beveiligende maatregel, waarin verdachte een traject kan worden geboden dat hem de meeste continuïteit in behandeling biedt en de beste mogelijkheden tot resocialisatie. Deze maatregel wordt nodig geacht gezien de stoornis, de ernst van het tenlastegelegde en het recidiverende geweld met grote kans op herhaling.
De reclassering heeft gesteld dat het risico op recidive en letselschade hoog wordt ingeschat. Ook het risico op onttrekken aan voorwaarden schat de reclassering hoog in, gezien de weigerachtige houding van verdachte om mee te werken aan de rapportages ten behoeve van de terechtzitting. De reclassering ziet geen mogelijkheden tot het onderzoeken van een voorwaardelijk strafkader op basis van de hoog ingeschatte recidivekans bij een man met ernstige (chronische) psychiatrische problematiek en de hoge onttrekkingskans.
Met de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat een klinische behandeling noodzakelijk is om herhaling te voorkomen. De ernst van de stoornissen en de inmiddels herhaalde noodzaak tot justitieoptreden jegens verdachte vanwege zijn grensoverschrijdende gedrag rechtvaardigen een dergelijk ingrijpende aanpak. Gelet op wat hiervoor is beschreven, is de rechtbank van oordeel dat de geadviseerde noodzakelijke behandeling de meeste kans van slagen heeft in het kader van de tbs-maatregel met dwangverpleging. Er is bij verdachte sprake van een toename van gewelddadige incidenten, die zowel verbale elementen als fysieke elementen bevatten. Aan de voorwaarden voor oplegging van deze maatregel is voldaan en vanwege de reële kans op herhaling en de ernst van de bewezen verklaarde bedreigingen vereist de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, de verpleging. Naar het oordeel van de rechtbank kan, hoe ingrijpend de tbs-maatregel ook is, in deze zaak en bij deze verdachte niet met een lichter middel worden volstaan. De rechtbank zal de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging dan ook opleggen voor de onder parketnummer 05.191871.19 bewezen verklaarde mishandeling van brigadier [slachtoffer 1] en de onder parketnummer 05.241438.19 bewezen verklaarde bedreigingen van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 8] . Voor de overige bewezen verklaarde feiten zal de rechtbank geen straf opleggen, omdat de rechtbank dat gelet op de tbs-maatregel niet proportioneel acht.
Met het oog op het bepaalde in artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht, oordeelt de rechtbank dat de totale duur van de terbeschikkingstelling is beperkt tot de maximale duur van vier jaren, ondanks dat de bewezen verklaarde feiten ook misdrijven betreffen die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en ondanks dat de officier van justitie zich hier niet over heeft uitgelaten. Gelet op de aard van de bewezen verklaarde feiten en de persoon van verdachte is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte enig perspectief moet worden geboden om tot een succesvolle behandeling te komen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de maatregel is gegrond op de artikelen 37a, 37b, 57, 266, 267, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de strafvervolging voor feit 2 onder parketnummer 05.241438.19;
 spreekt verdachte vrij van het onder parketnummer 05.156291.20 onder 1 primair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 gelast dat verdachte ten aanzien van feit 1 onder parketnummer 05.191871.19 en de feiten 1 en 2 onder parketnummer 05.241438.19 ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd;
 bepaalt dat voor de overige bewezen verklaarde feiten geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.S.M. Bak (voorzitter), mr. Y.M.J.I. Baauw en mr. E.H.T. Rademaker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.R. van Damme, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 januari 2021.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019354556, gesloten op 10 augustus 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 3-4.
3.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 16-17.
4.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019406764, gesloten op 25 februari 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
5.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 4-5.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 11-12.
7.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 13.
8.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 januari 2021.
9.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 3] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019446123, gesloten op 9 oktober 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 33-34.
11.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , p. 5-6.
12.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 4] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020236679, gesloten op 26 mei 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
13.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 5] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020273188, gesloten op 16 juni 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
14.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 9] , p. 10-11.
15.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 20.
16.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 10] , p. 8.
17.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 20A.