Uitspraak
1.De inhoud van de vordering
2.De procedure
3.De beoordeling van de vordering
- het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
- het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod en
- het medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Voor de te verrichten werkzaamheden zou hij € 500,- per week gaan verdienen. [2] [verdachte] werd op 10 april 2020 aangehouden in de woning aan de [adres 2] in Didam. [3]
4.De toegepaste wettelijke bepalingen
5.De beslissing
€ 6.000,- (zesduizend euro);
65 dagen.
mr. M.J. Wasmann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Veenker, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 januari 2021.