ECLI:NL:RBGEL:2021:670

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 januari 2021
Publicatiedatum
10 februari 2021
Zaaknummer
05/098991-20 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in drugslabzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 januari 2021 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een verdachte die betrokken was bij een drugslab. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel van de verdachte zou vaststellen op € 125.545,-, maar dit bedrag werd later bijgesteld naar € 24.800,-. De verdediging stelde dat de verdachte geen wederrechtelijk voordeel had behaald en dat het bedrag over meer dan vier personen verdeeld moest worden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk wederrechtelijk voordeel had genoten uit zijn betrokkenheid bij de productie van amfetamine in het drugslab, dat van 2 tot en met 10 april 2020 in Didam was gevestigd. De verdachte had een faciliterende rol en ontving een vergoeding van € 500,- per week voor zijn werkzaamheden. De rechtbank schatte het wederrechtelijk verkregen voordeel van de verdachte op € 6.000,- en legde hem de verplichting op dit bedrag aan de Staat te betalen. Indien de verdachte zijn betalingsverplichting niet nakomt, kan hij maximaal 65 dagen worden gegijzeld. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Tegenspraak
Parketnummer: 05/098991-20
Datum uitspraak : 28 januari 2021 (ontneming)
uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Arnhem.
Raadsman: mr. J.A. Schadd, advocaat in Arnhem.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en [verdachte] de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel door de officier van justitie is gesteld op € 125.545,-.

2.De procedure

Ter terechtzitting van 14 januari 2021 heeft de officier van justitie de ontnemingsvordering aanhangig gemaakt.
De zaak is op de openbare terechtzitting van 14 januari 2021 onderzocht.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de vordering bijgesteld tot een bedrag van € 24.800,-. De officier van justitie heeft gesteld dat het totale wederrechtelijk verkregen voordeel, zoals berekend in het Proces-verbaal berekening wederechtelijk verkregen voordeel, dient te worden verdeeld tussen [verdachte] en zijn drie medeveroordeelden [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Het dossier en het verhandelde ter terechtzitting geeft geen aanleiding rekening te houden met een andere verdeelsleutel, aldus de officier van justitie.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat [verdachte] geen wederrechtelijk verkregen voordeel heeft behaald. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat uit het dossier blijkt dat er meer dan vier personen betrokken zijn geweest bij het drugslab, waardoor het te ontnemen bedrag over meer dan vier personen verdeeld zou moeten worden.

3.De beoordeling van de vordering

De rechtbank heeft heden tegen [verdachte] een vonnis gewezen waarbij [verdachte] is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 maanden ter zake van:
  • het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
  • het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod en
  • het medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is dat [verdachte] wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit de bewezenverklaarde feiten en andere feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door [verdachte] zijn begaan, namelijk zijn werkzaamheden ten behoeve van het drugslab in de periode voor de bewezenverklaarde periode, en baseert daarbij zich op de volgende bewijsmiddelen. [1]
De rechtbank heeft bij voornoemd vonnis het volgende vastgesteld. In de periode van 2 april 2020 tot en met 10 april 2020 is in het drugslab aan de [adres 2] in Didam amfetamine(olie) geproduceerd. Tijdens de doorzoeking van het drugslab op 10 april 2020 werd ongeveer 40,7 liter amfetamineolie aangetroffen.
Uit de bewijsmiddelen, meer in het bijzonder de verklaring van [verdachte] en de camerabeelden, blijkt dat [verdachte] woonachtig was in de woning aan de [adres 2] in Didam ten behoeve van het drugslab en daar (ook) de rol van beheerder had. Zijn taak was om de woning bewoond te doen lijken, kennelijk om te verhullen dat er een drugslab gevestigd was in de bijbehorende loods. Ook heeft [verdachte] voor de in het lab aanwezige personen werkzaamheden verricht door voor boodschappen te zorgen. Voorts is geoordeeld dat [verdachte] direct betrokken is geweest bij de productie van de aangetroffen amfetamine(olie). Naar het oordeel van de rechtbank is sprake geweest van een gezamenlijke uitvoering, waarbij [verdachte] nauw en bewust heeft samengewerkt met de medeverdachten, en waarbij voor hem een significante rol was weggelegd, te weten een faciliterende en uitvoerende rol, met financieel gewin. Hij heeft immers voor de woning geen huur hoeven te betalen. Uit zijn verklaringen volgt verder dat hij betaald heeft gekregen.
Voor de te verrichten werkzaamheden zou hij € 500,- per week gaan verdienen. [2] [verdachte] werd op 10 april 2020 aangehouden in de woning aan de [adres 2] in Didam. [3]
De rechtbank overweegt dat het verblijf van [verdachte] in de woning en de klusjes die hij tijdens dat verblijf heeft verricht samenhangen met de opzet en de aanwezigheid van het drugslab dat is aangetroffen. De rechtbank zal voor het berekenen van het wederrechtelijk verkregen voordeel van [verdachte] uitgaan van zijn verklaring en dus van een verblijf in de woning van twaalf weken. De totale vergoeding die [verdachte] heeft ontvangen komt daarmee op een bedrag van € 6.000 (€ 500 x 12 weken).
De rechtbank ziet, mede gelet op de rol van [verdachte] , geen aanknopingspunten om aan te nemen dat [verdachte] , anders dan [medeverdachte 1] , direct in de opbrengst van de amfetamineolie heeft gedeeld.
Op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen schat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel van [verdachte] op een bedrag van € 6.000,-. De rechtbank zal aan hem de verplichting opleggen tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
De rechtbank zal bepalen dat [verdachte] kan worden gegijzeld gedurende een periode van maximaal 65 dagen indien hij zijn betalingsverplichting niet nakomt.

4.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

5.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
€ 6.000,- (zesduizend euro);
- legt aan [verdachte] de verplichting op tot betaling van dit bedrag aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste door de officier van justitie kan worden gevorderd met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering op
65 dagen.
Deze uitspraak is gewezen door mr. L.M. Vogel, voorzitter, mr. K.A.M. van Hoof en
mr. M.J. Wasmann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Veenker, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 januari 2021.
Mr. Wasmann is buiten staat deze uitspraak te tekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020157860, onderzoek ON3R020032 [naam] , gesloten op 28 augustus 2020, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld. Het Proces-verbaal wederrechtelijk verkregen voordeel per delict is zelfstandig genummerd.
2.Verklaring van [verdachte] ter terechtzitting van 14 januari 2021.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 47.