Uitspraak
1.De inhoud van de vordering
2.De procedure
3.De beoordeling van de vordering
- het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
- het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod en
- het medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
de rechtbank begrijpt: 2020), aan het einde van de middag, voor het eerst in het drugslab aanwezig was. Hij zou in het drugslab komen helpen en heeft in het lab werkzaamheden verricht. Op een zeker moment is hij gaan slapen in de woning. Toen de politie in de middag van 10 april 2020 arriveerde is hij door het raam in het drugslab gevlucht. [verdachte] is vervolgens in de omgeving van het drugslab aangetroffen achter een heg, liggend op zijn buik.
In het dossier is niet vermeld dat er geld is aangetroffen bij [verdachte] .
4.De toegepaste wettelijke bepalingen
5.De beslissing
wijst afde vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
mr. M.J. Wasmann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Veenker, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 januari 2021.