ECLI:NL:RBGEL:2021:6641

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 november 2021
Publicatiedatum
10 december 2021
Zaaknummer
C/05/377451 / HA ZA 20-566
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.P.E.E. van Groeningen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek naar oorzaak gasexplosie in restaurant na werkzaamheden aan gasleidingen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een geschil tussen een vennootschap onder firma, eiseres, en Achmea Schadeverzekeringen N.V., gedaagde. De zaak draait om een brandverzekering en de oorzaak van een brand die is ontstaan door een gasexplosie in een restaurant. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 14 juli 2021 overwogen dat het noodzakelijk is om een deskundigenbericht in te winnen. De deskundige moet zich uitlaten over de mogelijkheid dat de wartel, die door monteurs was aangesloten, niet deugdelijk was vastgedraaid, en of dit heeft geleid tot de explosie op 22 juli 2014. De rechtbank heeft de partijen in de gelegenheid gesteld om hun wensen met betrekking tot de deskundige en de vragen die aan deze deskundige moeten worden voorgelegd, kenbaar te maken. De verzekeraar heeft bezwaar gemaakt tegen een van de vragen die aan de deskundige gesteld zou worden, maar de rechtbank heeft dit bezwaar afgewezen. De deskundige, verbonden aan TNO, is benoemd en de kosten van het onderzoek zijn vastgesteld op € 18.873,58 inclusief btw. De rechtbank heeft bepaald dat de verzekeraar dit bedrag als voorschot moet deponeren. De deskundige moet binnen twee weken na de betaling van het voorschot een afspraak maken voor het onderzoek. De rechtbank heeft verder aangegeven dat partijen verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek en dat zij opmerkingen en verzoeken aan de deskundige moeten doorgeven. De zaak is aangehouden voor verdere beoordeling na het deskundigenbericht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/377451 / HA ZA 20-566 / 103 / 650
Vonnis van 17 november 2021
in de zaak van
de vennootschap onder firma
[eisende partij] .,
gevestigd te [plaats] ,
eiseres,
advocaat mr. E.A. Echter te Rotterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde,
advocaat mr. B.M. Stroetinga te Eindhoven.
Partijen zullen hierna [eisende partij] en de verzekeraar worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 14 juli 2021 (hierna: het tussenvonnis),
  • de akte van de verzekeraar, ingekomen op 28 juli 2021,
  • de rolbeslissing van 28 juli 2021 waarmee aan [eisende partij] akte niet dienen is verleend.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis is overwogen dat de rechtbank het voorshands nodig achtte een deskundigenbericht in te winnen, dat zij voorlopig van oordeel was dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige op het gebied van gasexplosies, gasleidingen waaronder verbindingen tussen gasleidingen en/of installaties en dat de in het tussenvonnis (in rov. 4.10.) genoemde vragen dienen te worden voorgelegd. Partijen zijn vervolgens in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de wenselijkheid van een deskundigenbericht, het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundigen(n), de persoon van de te benoemen deskundigen(n) alsmede de aan de deskundigen(n) te stellen vragen.
2.2.
Partijen hebben geen bezwaren geuit tegen de door de rechtbank voorgestelde deskundigenbenoeming, diens expertise en hebben zich niet uitgelaten over de persoon van de te benoemen deskundige en daarvoor ook geen voorstellen gedaan. Zij hebben evenmin bezwaren geuit tegen de voor te leggen vragen, behoudens, door de verzekeraar, op het volgende punt: De verzekeraar stelt zich op het standpunt dat vraag 4 van de voorgestelde vraagstelling moet worden aangepast. Volgens de verzekeraar moet de deskundige niet worden gevraagd of er nog andere mogelijke oorzaken (dan het losdraaien van de wartel door iemand nadat de monteurs weg waren) denkbaar zijn waardoor de wartel voorafgaand aan de explosie niet meer op de hoofdkraan was aangesloten. Omdat partijen geen andere oorzaken hebben gesteld, zou een vraag naar alternatieve oorzaken aan de deskundige een ontoelaatbare uitbreiding van het processuele debat betekenen, aldus de verzekeraar.
2.3.
Zoals overwogen in het tussenvonnis (rov. 4.4.) baseert de verzekeraar haar stelling dat de heer [betrokkene 1] de wartel heeft losgedraaid, kort weergegeven, enkel op enerzijds de verder onweersproken stelling dat [betrokkene 1] die avond na het vertrek van de beide monteurs van Joulz en [betrokkene 2] alleen in het restaurant was en dus in de gelegenheid was de wartel los te draaien en anderzijds op de wél door [eisende partij] betwiste stelling dat er voor de niet (deugdelijk) verbonden wartel in redelijkheid geen alternatieve oorzaak denkbaar is. Beoordeeld moet dus worden of kan worden vastgesteld dat alternatieve oorzaken voor de explosie door het gaslek bij de wartel in redelijkheid kunnen worden uitgesloten, althans dat deze zoveel onwaarschijnlijker zijn dan de mogelijkheid dat [betrokkene 1] de wartel heeft losgedraaid (en daarmee uiteindelijk de ontploffing heeft veroorzaakt) dat dit laatste als bewezen kan worden aangenomen (zoals eveneens overwogen in rov. 4.4. van het tussenvonnis). De vraag of er andere oorzaken zijn aan te wijzen waardoor de wartel en de hoofdleiding los waren, maakt daarom onderdeel uit van het partijdebat en is een punt waarover een deskundigenoordeel van belang is. De suggestie van de verzekeraar om vraag 4 te wijzigen, zal dan ook niet worden overgenomen en de vragen, waarover door partijen verder geen opmerkingen zijn gemaakt, zullen zoals hierna in het dictum weergegeven aan de deskundige worden voorgelegd.
2.4.
Zoals overwogen hebben partijen zich niet uitgelaten over de persoon van de te benoemen deskundige en daartoe ook geen voorstellen gedaan. De heer [deskundige] (hierna: [deskundige] ), expert explosieveiligheid verbonden aan de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (hierna: TNO), heeft zich desgevraagd bereid en in staat verklaard om het onderzoek te verrichten en daartoe vrij te staan. [deskundige] heeft het voorschot op zijn loon en kosten begroot op maximaal (80 uur x € 185,00 =) € 14.800,- exclusief btw aan loon en (5% van € 14.800,00 = ) € 798,00 exclusief btw aan (bedrijfsvoering-)kosten, derhalve op totaal € 15.598,00 exclusief btw, dus (+ 21% btw =) € 18.873,58 inclusief btw.
2.5.
De rechtbank zal [deskundige] als deskundige benoemen, het voorschot op het loon en de kosten van de deskundige overeenkomstig zijn begroting - behoudens bericht van een van de partijen zoals in het dictum vermeld - vaststellen op € 18.873,58 en [deskundige] de vragen stellen als in de beslissing vermeld. Zoals overwogen in het tussenvonnis zal het voorschot door de verzekeraar moeten worden gedeponeerd.
2.6.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.7.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
Wilt u op basis van het dossier en, voor zover u dat nodig acht, eigen onderzoek en, op uw verzoek, nader door partijen aan te leveren informatie, de volgende vragen beantwoorden en daarbij de bevingen van eerdere onderzoeken door technische recherche, het NFI en partijdeskundigen betrekken:
1. Is het
in de hypothetische situatie dat de wartel door de monteur(s) van [betrokken bedrijf 1] niet deugdelijk is vastgedraaid nadat deze op 22 juli 2014 was losgedraaid en weer bevestigdmogelijk dat de wartel (pas) door gasexplosie en/of de daarop volgende brand is losgeschoten en zo ja kunt u een oordeel geven over de waarschijnlijkheid van die mogelijkheid?
Kunt u bij de beantwoording van deze vraag meewegen:
a. de bevindingen van de opsporingsambtenaren van de afdeling Forensische Opsporing van de Dienst Regionale Recherche van de Politie, eenheid Rotterdam zoals verwoord in het proces-verbaal van 28 augustus 2014 (aangehaald in rov. 2.8. van het tussenvonnis) dat duidelijk is te zien dat de draad waarop de wartel van de flexibele slang gedraaid dient te worden niet beschadigd is en dat ook aan de binnenzijde van de wartel geen beschadigen waargenomen zijn aan de schroefdraad, alsmede de foto’s waarop die bevindingen (mede) zijn gebaseerd;
b. dat de wartel wel dusdanig verbonden was dat er in de binnen-gasleiding van het restaurant genoeg gastoevoer en gasdruk ontstond om de branders in de keuken te kunnen doen branden.
c. de stelling van [betrokken bedrijf 1] zoals verwoord in het rapport van Cunningham Lindsey (zie rov. 2.7. van het tussenvonnis) dat er alleen restanten van gesmolten plastic aan de binnenzijde van het schroefdraad van de gasaansluiting kunnen worden aangetroffen als die verbinding los is geweest voorafgaande aan de explosie en de daarop volgende brand.
2. Indien vraag 1 positief is beantwoord, is het mogelijk
- in dezelfde (hypothetische) omstandigheden dat de wartel door de monteur(s) van Joulz niet deugdelijk is vastgedraaid nadat deze op 22 juli 2014 was losgedraaid en weer bevestigd -dat bij de verbinding bij de wartel een dusdanige hoeveelheid gas kon ontsnappen dat daardoor een explosief mengsel ontstond dat tot de gasexplosie op 22 juli 2014 kan hebben geleid en zo ja kunt u een oordeel geven over de waarschijnlijkheid van die mogelijkheid, rekening houdend met - voor zover bekend - de inhoud van en de ventilatie in het restaurant?
Wilt u bij de beantwoording van de vraag tevens ingaan op het standpunt in het rapport van Rijpkema/Kiwa van 7 januari 2016 (aangehaald in rov 2.12 van het tussenvonnis) onder 3.1.:
“Een kleine lekkage, bijvoorbeeld door het niet goed aandraaien van een wartelmoer, kan nooit tot uitstomen van grote hoeveelheden gas leiden. Daarnaast wordt deze kleine lekkage weg geventileerd door aanwezige ventilatie mogelijkheden in de meterkast”en onder 3.3.:
“bij een klein lek is het vrijwel onmogelijk dat er een groot explosief mengsel kan ontstaan”.
3. Indien vragen 1 en 2 positief zijn beantwoord, kunt u dan een oordeel geven over de vraag of er in dat geval door [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en/of de monteurs ( [betrokkene 3] en [betrokkene 4] ) voor hun vertrek om respectievelijk (ongeveer) 20:15, 19:30 en 19:15 uur in het restaurant en/of de meterkas een gaslucht waargenomen zou moeten zijn en over de kans dat dit dan door hen onopgemerkt zou kunnen zijn gebleven?
4.
Indien er, anders dan bij vragen 1-3, van wordt uitgegaan dat de situatie waarbij de wartel niet meer op de hoofdkraan was aangesloten al is ontstaan vóór de explosie:is daarvoor een andere oorzaak denkbaar dan dat deze door iemand (na het vertrek van de monteurs) is losgedraaid?
a) Wilt u bij de beantwoording van de vraag specifiek in gaan op het door [betrokkene 5] in rapport van 11 augustus 2014 (genummerd:14-240 aco) (aangehaald in rov 2.9. van het tussenvonnis) genoemde scenario dat de aansluiting door de monteurs ( [betrokkene 3] en [betrokkene 4] ) slechts ‘provisorisch’ althans niet deugdelijk is aangesloten en op enig moment is ‘los gesprongen’, als gevolg van de spanning vanwege het buigbare roestvrijstalen deel van de leiding en de daarin aanwezige bochten?
b) Zijn daarvoor nog andere mogelijkheden denkbaar?
5. Kunt u indien u vraag 4 positief beantwoord van een oordeel geven over de waarschijnlijkheid van de/het door u daarvoor genoemde scenario(s)?
6. Kunt u daarbij tevens een oordeel geven over de vraag of in dat/die scenario(s) door [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en of de monteurs ( [betrokkene 3] en [betrokkene 4] ) voor hun vertrek om respectievelijk (ongeveer) 20:15, 19:30 en 19:15 uur in het restaurant en/of de meterkas een gaslucht waargenomen zou moeten zijn en over de kans dat dit dan door hen onopgemerkt zou kunnen zijn gebleven?
7. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
3.2.
benoemt tot deskundige om dit onderzoek te verrichten:
[naw-gegevens deskundige]
,
3.3.
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan de deskundige zal toezenden,
3.4.
bepaalt dat de verzekeraar binnen twee weken na datum van dit vonnis (kopieën van) de overige processtukken aan de rechtbank Gelderland, Team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Arnhem, civiele roladministratie, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem zal doen toekomen,
3.5.
bepaalt dat de verzekeraar binnen twee weken na datum van dit vonnis als voorschot op de kosten inclusief omzetbelasting van de deskundige € 18.873,58 ter griffie van deze rechtbank dient te deponeren door voldoening van de nota die het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal toesturen, tenzij een van partijen binnen twee weken na heden, in een brief aan de griffie te kennen geeft niet met dit voorschot te kunnen instemmen, in welk geval nader zal worden beslist,
3.6.
bepaalt dat de griffier onmiddellijk na betaling van dit voorschot de deskundige hiervan in kennis zal stellen en dat de deskundige pas dan met het onderzoek behoeft te beginnen,
3.7.
bepaalt dat de deskundige binnen twee weken nadat hij bericht heeft gekregen dat het voorschot is gedeponeerd met de partijen een afspraak moet hebben gemaakt voor een datum en tijdstip waarop het onderzoek zal plaatsvinden en die datum aan de rechtbank moet hebben doorgegeven, tenzij een dergelijke afspraak vanwege de aard van het onderzoek naar het oordeel van de deskundige niet nodig is,
3.8.
bepaalt dat indien een partij of de deskundige de aldus afgesproken datum voor het onderzoek wil wijzigen, die partij of de deskundige daartoe een schriftelijk gemotiveerd verzoek moet doen aan de griffie van de rechtbank, met afschrift aan de andere betrokkenen,
3.9.
bepaalt dat de deskundige zich met vragen over het onderzoek kan wenden tot de rechter mr. T.P.E.E. van Groeningen,
3.10.
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het schriftelijk bericht moet doen blijken of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding in dat bericht van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,
3.11.
bepaalt dat de deskundige een schriftelijk en ondertekend conceptrapport zal inleveren ter griffie van deze rechtbank voor 16 februari 2022, waarna schriftelijk nadere instructies van de rechtbank zullen volgen over de indiening van het definitieve rapport en de declaratie van de deskundige,
3.12.
verwijst de zaak naar de rolzitting van vier weken na de datum waarop het definitieve rapport ter griffie is ingeleverd voor het nemen van een conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van [eisende partij] ,
3.13.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.P.E.E. van Groeningen en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2021.