ECLI:NL:RBGEL:2021:6637

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 december 2021
Publicatiedatum
10 december 2021
Zaaknummer
05/026108-19 + 05/008356-19 + 05/316604-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 23-jarige man voor schuldheling, woninginbraak en winkeldiefstal met vrijspraak voor marktplaatsoplichting en identiteitsfraude

Op 10 december 2021 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 23-jarige man, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder schuldheling, woninginbraak en winkeldiefstal. De man werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 dagen, die hij al in voorarrest had uitgezeten, en een taakstraf van 120 uren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen van marktplaatsoplichting en identiteitsfraude, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij de oplichter was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte weliswaar geldbedragen op zijn rekening had ontvangen van slachtoffers van oplichting, maar dat dit niet voldoende was om hem te veroordelen voor de genoemde feiten.

De zaak omvatte verschillende tenlasteleggingen, waaronder het witwassen van geld dat afkomstig was van misdrijven en het gebruik van valse identiteiten bij online transacties. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan schuldheling, omdat hij wist of had moeten vermoeden dat de bedragen op zijn rekening van misdrijf afkomstig waren. Daarnaast werd hij veroordeeld voor diefstal in vereniging, omdat hij samen met anderen had ingebroken in een woning en goederen had weggenomen. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de strafprocedure, wat leidde tot een lagere straf dan door de officier van justitie was geëist.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/026108-19 + 05/008356-19 + 05/316604-20 (gevoegd ter zitting)
Datum uitspraak : 10 december 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1998 in [geboortedag] ,
wonende aan de [adres verdachte] .
Raadsman: mr. M.W.J. Rosendaal, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 november 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging onder feit 1 subsidiair, onder parketnummer 05/026108-19 ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 6 augustus 2017 tot
en met 12 oktober 2017 te Velp (GE) en/of te Veenendaal en/of te Nijmegen en/of te
Zevenaar en/of te Hattem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, altahsn alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een of meer anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels,
de navolgende personen heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten de
navolgende geldbedragen:
- ( op of omstreeks 6 augustus 2017 te Velp (GE) en/of Veenendaal en/of Nijmegen)
[slachtoffer 1] tot de afgifte van 280 euro en/of
- ( op of omstreeks 12 september 2017 te Velp (GE) en/of Veenendaal en/of
Zevenaar) [slachtoffer 2] tot de afgifte van 342,71 euro en/of
- ( op of omstreeks 26 september 2017 te Velp (GE) en/of Veenendaal en/of Hattem)
[slachtoffer 3] tot de afgifte van 215 euro en/of
- ( op of omstreeks 5 oktober 2017 te Velp (GE) en/of Veenendaal en/of Nijmegen)
[slachtoffer 4] tot de afgifte van 650,01 euro en/of
- ( op of omstreeks 12 oktober 2017 te Velp (GE) en/of Veenendaal en/of Nijmegen)
[slachtoffer 5] tot de afgifte van 200 euro,
door
- een of meer advertenties te plaatsen op de website www.marktplaats.nl waarin hij,
verdachte, en/of zijn medeaders een of meer goederen te koop aanboden en/of
- ( vervolgens) met voornoemde personen (per mail en/of per messenger en/of per
telefoon(bericht)) contact te hebben over de aangeboden goederen en/of
(vervolgens) (naar aanleiding van dit contact) een koopovereenkomst te sluiten
en/of
- ( hierbij) telkens een valse naam te gebruiken, te weten: [naam 6] en/of [naam 7] en/of
[naam 8] en/of [slachtoffer 3] en/of [naam 1] en/of
- aan die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 5] een foto van een identiteitskaart op naam van
[slachtoffer 2] te sturen / te tonen en/of
- aan die [slachtoffer 4] een foto van een identiteitskaart op naam van [slachtoffer 3] te sturen
/ te tonen en/of
- aan die [slachtoffer 2] een foto van een identiteitskaart op naam van [naam 1]
te sturen / te tonen en/of
- aan voornoemde personen een bankrekening op te geven, waarop de te betalen
aankoopbedragen (inclusief verzendkosten) konden worden overgeboekt en/of
gestort (en over welke rekening hij, verdachte, en/of zijn mededaders de
beschikking had(den)) en/of
- daarbij zich aldus voor te doen als eigenaar/bezitter en/of als
bonafide/betrouwbare verkoper van die aangeboden goederen en/of
- ( vervolgens) de indruk / het vertrouwen te wekken dat hij, verdachte, de te koop
aangeboden goederen na betaling daadwerkelijk zou toezenden/leveren;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 6 augustus 2017 tot
en met 12 oktober 2017, te Velp, gemeente Rheden,
althans in Nederland,
van een voorwerp, te weten een geldbedrag van (in totaal) 1345,01 de werkelijke
aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft
verborgen en/of verhuld en/of
heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp, te weten
voornoemd geldbedrag van (in totaal) 1345,01 was, en/of
heeft verborgen en/of verhuld wie een voorwerp, te weten voornoemd geldbedrag
van (in totaal) 1345,01 voorhanden heeft gehad, en/of
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen, omgezet en /of heeft gebruikt,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dat geldbedrag
geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 6 augustus 2017 tot
en met 12 oktober 2017 te Velp, gemeente Rheden, en/of te Veenendaal tezamen en
in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en
wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische
persoonsgegevens, van een ander, te weten:
- ( een foto van) het legitimatiebewijs op naam van [slachtoffer 3] en/of
- ( een foto van) het legitimatiebewijs op naam van [slachtoffer 2] ,
heeft gebruikt door voornoemde documenten te gebruiken bij een of meer
(fraudeleuze) verkopen/transacties via de website www.marktplaats.nl (door een
foto van deze documenten door te sturen aan (potentiële) kopers, teneinde
vertrouwen te wekken bij deze (potentiële kopers),
met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en/of de identiteit van de ander te
verhelen en/of te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;
aan verdachte is onder parketnummer 05/008356-19 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 december 2018 te Scherpenzeel, althans in Nederland,
in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten
Doornboomspark 2, alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de
rechthebbende bevond,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een of meer goed(eren) en/of geldbedrag(en), te weten een geldbedrag van in totaal
(ongeveer) 666 euro en/of een geldkist en/of fles [merk 1] en/of een of meer
kledingstukken (onder andere van het merk [merk 2] en/of [merk 3] ) en/of een [merk 3]
tas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 6] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen en/of
geldbedragen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak
en/of verbreking en/of inklimming;
aan verdachte is onder parketnummer 05/316604-20 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 april 2020 te Velp, althans in de gemeente Rheden
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
één of meer levensmiddelen en/of één of meer andere goederen, in elk geval enig
goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan Coop (gelegen aan het Churchillplein 42),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 april 2020 te Velp, althans in de gemeente Rheden
opzettelijk één of meer levensmiddelen en/of één of meer andere goederen, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan Coop (gelegen aan het Churchullplein
42), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en welk goed verdachte uit de winkelvoorraad van voornoemde rechthebbende had
genomen onder gehoudenheid om, alvorens die winkel te verlaten voornoemd goed
te betalen, in elk geval ter betaling aan te bieden, en aldus dat goed anders dan door
misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van parketnummer 05/026108-19 [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld. Vier personen hebben aangifte gedaan van oplichting via Marktplaats. Zij hebben op Marktplaats een product gekocht, (deels) betaald maar nooit ontvangen. [2] Verdachte heeft de vier geldbedragen van deze aangiften op zijn bankrekening ontvangen, te weten:
  • € 280,- van dhr. [slachtoffer 1] , op 7 augustus 2017;
  • € 215,- van mevr. [slachtoffer 3] , op 27 september 2017;
  • € 650,01 van dhr. [slachtoffer 4] , op 5 oktober 2017;
  • € 200,- van dhr. [slachtoffer 5] , op 12 oktober 2017.
Beoordeling door de rechtbank ten aanzien van feit 1 primair en feit 2
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten niet bewezen kunnen worden. Op grond van de bewijsmiddelen kan enkel vastgesteld worden dat verdachte de desbetreffende bedragen op zijn bankrekening heeft ontvangen. Dat hij ook de oplichter is geweest en gebruikt heeft gemaakt van de identiteit van anderen volgt niet uit de bewijsmiddelen.
Het enkel ter beschikking stellen van zijn bankrekening door verdachte aan een derde, is onvoldoende voor het bewijs van oplichting en identiteitsfraude. Verdachte zal van deze feiten dan ook worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het feit 1 subsidiair
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat bij verdachte opzet op witwassen ontbreekt. Verdachte heeft zich als geldezel laten gebruiken, maar wist niet dat deze bedragen van misdrijf afkomstig waren. De raadsman merkt op dat de rechtbank zou kunnen komen tot de conclusie dat verdachte het redelijkerwijs had kunnen vermoeden.
Beoordeling door de rechtbank
Vast staat dat verdachte een viertal bedragen op zijn rekening gestort heeft gekregen waarvan hij wist dat deze niet voor hem bedoeld waren. Zijn verklaring daarvoor is dat een niet nader genoemd familielid van zijn rekening gebruik wilde maken omdat dit familielid zelf onder bewind stond. Verdachte heeft naar eigen zeggen niet verder gevraagd naar de herkomst van dit geld en het geld steeds aan het familielid afgegeven. [4] Gelet op de frequentie van deze betalingen, de hoogte van de bedragen en het vage verhaal van dit familielid over de noodzaak van het gebruik van verdachtes rekening, had verdachte er serieus rekening mee moeten houden dat de herkomst van dit geld niet pluis was. Van verdachte mocht onder deze omstandigheden meer worden verwacht dan een blind vertrouwen in zijn familielid. Op hem rustte een onderzoeksplicht naar de herkomst van die bedragen. Aan die onderzoeksplicht heeft hij niet voldaan. Volgens de rechtbank leidt dat, gelet op wat uit de bewijsmiddelen naar voren komt, niet tot de conclusie dat verdachte opzet had op het witwassen van de bedragen maar wel dat hij redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geld van misdrijf afkomstig was.
Gelet hierop acht de rechtbank de onder 1 subsidiair ten laste gelegde schuldheling wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van parketnummer 05/008356-19 [5]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat de inbraak het idee was van één van de andere drie mannen met wie hij die avond in Scherpenzeel was. Verdachte wilde niets te maken hebben met de inbraak en is buiten blijven staan bij de auto’s. Hij is de hele tijd buiten blijven staan en er is niet gewisseld van positie. De anderen wilden hem een soort van kistje geven. Dat heeft hij niet aangenomen. Toen verdachte samen met de andere drie mannen terug liep naar de auto, kwam de politie en heeft hij geprobeerd zich te verstoppen. Verdachte zegt altijd een zaklamp bij zich te dragen, zo ook die avond.
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken nu van medeplegen niet is gebleken. De getuige [getuige] maakt in zijn verklaring weinig onderscheid tussen de vier verdachten waardoor niet duidelijk wordt wie wat zou hebben gedaan. Niet is vast te stellen dat verdachte in de woning is geweest en hij had geen goederen uit de woning bij zich op het moment van aanhouding. Ook was hij niet degene die met het laken en de gestolen goederen op straat liep. Verdachte heeft zich wellicht niet (voldoende) gedistantieerd van de anderen, maar dat zou medeplichtigheid opleveren, wat niet ten laste is gelegd.
Beoordeling door de rechtbank
Op 24 december 2018 rond middernacht in Scherpenzeel zag getuige [getuige] vier jongens staan met gedeeltelijk gezichtsbedekkende kleding op. Op een gegeven moment ging één jongen tussen de auto’s staan op het Doornboomspark en gingen de andere drie jongens rechtsaf verder het Doornboomspark op, waardoor getuige hen uit het zicht verloor. Na ongeveer een half uur kwamen de drie jongens terug en liepen naar de ene jongen tussen de auto’s toe. Vervolgens liepen de jongens in de richting van de Dorpsstraat uit het zicht van getuige. Na een half uur kwamen de jongens weer terug en ging één van hen tussen de auto’s staan op de plek waar de andere jongen had gestaan. De andere drie jongens liepen weer rechtsaf over het Doornboomspark uit het zicht van getuige. Na ongeveer een half uur kwamen zij terug. Tussentijds waren ze even naar de jongen tussen de auto’s gelopen en hebben ze hem iets gegeven. Hierna liepen ze alle vier in de richting van de Dorpsstraat. Getuige belde de politie en gaf de positie van de vier jongens door. Toen getuige naar buiten ging, zag hij dat de politie de vier jongens te pakken had. [6]
Op 25 december 2018 in Scherpenzeel zagen verbalisanten naar aanleiding van een melding rond 01.27 uur vier mannen lopen. Eén van hen liep met een groot roze kleurig dekbedovertrek over zijn schouder. De verbalisant zag dat hier voornamelijk kleding in zat en daarnaast een metalen grijskleurig geldkistje. Kort hierna bleek dat er was ingebroken bij snackbar Big Bread ’t Hoekje, aan het Doornboomspark in Scherpenzeel. Deze locatie ligt op ongeveer 100 meter afstand van de locatie waar de vier mannen werden aangetroffen. Bij de snackbar zag de verbalisant dat de achterdeur was opengebroken met behulp van een breekvoorwerp en dat er meerdere moeten in het kozijn van de achterdeur zaten. In het pand achter een deur bevond zich een woonkamer met daarin een trap naar de bovenverdieping. Op de bovenverdieping bleken zich meerdere slaapkamers te bevinden. Verbalisant zag dat de gehele woning overhoop was gehaald en dat er overal spullen op de grond lagen. Meerdere kasten en lades waren geopend en doorzocht. Vervolgens zijn de vier mannen aangehouden. Eén van hen bleek verdachte te zijn. Bij medeverdachte [medeverdachte 1] werd een plastic bak vol met muntgeld ter waarde van € 666,-- aangetroffen. Bij medeverdachte [medeverdachte 2] werden een witte envelop met daarin twintig stickers met de opdruk “Cafetaria Big Bread” en een roodkleurige envelop met daarop Chinese tekens aangetroffen. Op het politiebureau werden bij verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] kleine zwartkleurige zaklampen aangetroffen. [7] Verder werd in het dekbedovertrek nog een fles [merk 1] [de rechtbank begrijpt: [merk 1] ] en 16 kledingstukken aangetroffen. [8]
[naam 2] heeft namens zijn broer [slachtoffer 6] aangifte gedaan. [slachtoffer 6] is de eigenaar van de woning aan het Doornboomspark 2 in Scherpenzeel en van cafetaria Big Bread ’t Hoekje. [9] Op 30 december 2018 heeft [slachtoffer 6] verklaard een rode envelop bedrukt met Chinese tekens, 20 stickers bedrukt met “cafetaria big bread”, € 666,-- aan muntgeld, een fles [merk 1] [de rechtbank begrijpt: [merk 1] ], 16 stuks kleding en een grijze geldkist uit handen van de politie te hebben ontvangen. [10]
Op basis van de hiervoor beschreven bewijsmiddelen – in onderlinge samenhang bezien – is de rechtbank van oordeel dat verdachte tezamen en in vereniging met drie anderen heeft ingebroken in de woning aan het Doornboomspark 2 in Scherpenzeel en daarbij diverse goederen heeft weggenomen. Dat wat de getuige [getuige] verklaart en wat de verbalisanten na aankomst ter plaatse aantreffen is volgens de rechtbank naar zijn uiterlijke verschijningsvorm onmiskenbaar een inbraak in vereniging gepleegd. Dat verdachte niets te maken wilde hebben met de inbraak en buiten tussen de auto’s heeft staan wachten op de anderen, vindt de rechtbank niet aannemelijk gelet op de verklaring van getuige [getuige] over de positie van de vier mannen, het tijdsverloop, het afwisselen van de mannen die tussen de auto’s stonden te wachten, het feit dat ze alle vier gezamenlijk weg liepen met de buit en kort daarna door de politie zijn gepakt waarbij verdachte een zaklamp bij zich bleek te hebben. Dat niet direct kan worden vastgesteld wie precies welke wegnemingshandeling heeft verricht, maakt het oordeel dat sprake is van medeplegen niet anders. Uit de bewijsmiddelen blijkt voldoende dat er sprake was van een rolverdeling en een gezamenlijke buit. Verdachte is kort na de inbraak aangetroffen in omstandigheden die op betrokkenheid bij die inbraak duiden en de verklaring van verdachte daarvoor acht de rechtbank niet aannemelijk. Als verdachte zich daadwerkelijk had willen distantiëren had hij bijvoorbeeld in de auto kunnen wachten of met de bus naar huis kunnen gaan.
Het ten laste gelegde medeplegen van de woninginbraak is naar het oordeel van de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van parketnummer 05/316604-20 [11]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever] namens Coop, p. 5-6;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 8-13;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 november 2021.
Verdachte heeft verklaard dat hij de diefstal alleen heeft gepleegd en dat de andere persoon die bij hem was, zijn broertje, hier niets mee te maken had. Gelet op deze verklaring en de aanwezige bewijsmiddelen in het dossier, is het ten laste gelegde medeplegen van de diefstal naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder de volgende parketnummers tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
parketnummer 05/026108-19
hij op
een of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 6 augustus 2017 tot
en met 12 oktober 2017, te Velp, gemeente Rheden, althans in Nederland,
vaneen voorwerp, te weten een geldbedrag van (in totaal) 1345,01
de werkelijke
aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft
verborgen en/of verhuld en/of
heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp, te weten
voornoemd geldbedrag van (in totaal) 1345,01 was, en/of
heeft verborgen en/of verhuld wie een voorwerp, te weten voornoemd geldbedrag
van (in totaal) 1345,01 voorhanden heeft gehad, en/of
heeft
verworven envoorhanden gehad
, overgedragen, omgezet en/of heeft gebruikt,
terwijl hij
wist, althansredelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dat geldbedrag
geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk -afkomstig was uit enig misdrijf;
parketnummer 05/008356-19
hij op
of omstreeks25 december 2018 te Scherpenzeel,
althans in Nederland,
in een woning
en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten
Doornboomspark 2
, alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de
rechthebbende bevond, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen,
een of meergoed
(eren
)en
/of een geldbedrag(en), te weteneen geldbedrag van in totaal
(ongeveer)666 euro en
/ofeen geldkist en
/ofeen fles [merk 1]
Duen
/of een of meerkledingstukken
(onder andere van het merk [merk 2] en/of [merk 3] ) en/of een [merk 3]
tas, in elk geval enig goed,die/dat
geheel of ten deleaan een ander dan aan verdachte
en
/ofzijn mededader
(s
)toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader
(s
)zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft
en/of dat/die weg te nemen goederen en/of geldbedragen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebrachtdoor middel van braak
en/of verbreking en/of inklimming;
parketnummer 05/316604-20
hij op
of omstreeks30 april 2020 te Velp,
althans in de gemeente Rheden
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
één of meerlevensmiddelen
en/of één of meer andere goederen, in elk geval enig
goed,die
dat geheel of ten deleaan een ander dan aan verdachte
en/of zijn
mededader(s)toebehoorden, te weten aan Coop (gelegen aan het Churchillplein 42),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 05/026108-19, feit 1 subsidiair:
schuldheling;
parketnummer 05/008356-19:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
parketnummer 05/316604-20 primair:
diefstal.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen waarvan 146 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met aftrek van het voorarrest en voorts tot een taakstraf van 160 uren, te vervangen door 80 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte geen gevangenisstraf moet worden opgelegd gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich van 2017 tot 2020 schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Verdachte heeft zijn bankrekening laten gebruiken voor het storten van geldbedragen afkomstig uit marktplaatsoplichtingen. Op kerstnacht in 2018 heeft hij samen met drie anderen ingebroken in een woning en spullen meegenomen uit die woning. In 2020 heeft verdachte bij het boodschappen doen in de Coop niet genoeg geld bij zich om alle boodschappen te betalen en kiest hij ervoor een groot deel mee te nemen zonder te betalen. Dit zijn feiten die voor veel overlast, materiële schade en belangrijker nog gevoelens van onveiligheid hebben gezorgd bij de aangevers. Verdachte heeft meermaals een verkeerde keuze gemaakt en lijkt hier niet van te leren. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is vooral nu uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten.
De rechtbank is van oordeel dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM aanzienlijk met respectievelijk 17 en 11 maanden is overschreden, nu het eerste verhoor van verdachte in de zaak met parketnummer 05/026108-19 heeft plaatsgevonden op 11 juni 2018, in de zaak met parketnummer 05/008356-19 de aanhouding en het eerste verhoor op 25 december 2018 hebben plaatsgevonden en de rechtbank op 10 december 2021 deze uitspraak doet. De rechtbank weegt dit tijdsverloop in sterkere mate mee in de strafoplegging, dan de officier van justitie dit blijkens zijn strafeis heeft gedaan. Daarnaast veroordeelt de rechtbank verdachte voor schuldheling in plaats van voor witwassen, zoals door de officier van justitie was gevorderd. Voor een voorwaardelijke gevangenisstraf ziet de rechtbank geen aanleiding gelet op het feit dat er sinds het plegen van de feiten al zeer veel tijd is verstreken.
Gelet op het voorgaande en alles afwegende, waaronder het bepaalde in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht, komt de rechtbank tot oplegging van een straf lager dan de eis van de officier van justitie: een gevangenisstraf van 4 dagen met aftrek van de inverzekeringstelling en een taakstraf van 120 uren, te vervangen door 60 uren hechtenis.

8. De beoordeling van de civiele vorderingen

De volgende benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding in de zaak met parketnummer
05/026108-19 onder feit 1:
  • [slachtoffer 2] vordert een bedrag van € 342,71,- aan materiële schade;
  • [slachtoffer 3] vordert een bedrag van € 215,- aan materiële schade;
  • [slachtoffer 4] vordert een bedrag van € 650,- aan materiële schade;
  • [slachtoffer 5] vordert een bedrag van € 200,- aan materiële schade.
De benadeelde partijen verzoeken de rechtbank de gevorderde schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente en over te gaan tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] kunnen worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] heeft de officier van justitie verzocht deze af te wijzen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 2] dient te worden afgewezen. Ten aanzien van de andere vorderingen heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Overwegingen van de rechtbank
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
Benadeelde [slachtoffer 2] heeft het bedrag van € 342,71,-, waar zijn vordering tot schadevergoeding op ziet, overgemaakt naar een ander rekeningnummer dan waar de bewezenverklaring op ziet. Dat rekeningnummer staat op naam van iemand anders dan verdachte. Onvoldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder feit 1 van parketnummer 05/026108-19 bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering dan ook afwijzen.
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] als gevolg van het onder feit 1 van parketnummer 05/026108-19 bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank overweegt dat de schadepost voldoende onderbouwd is en redelijk voorkomt. Hiertegen is geen verweer gevoerd. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering van € 215,- kan worden toegewezen.
Wettelijke rente
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 27 september 2017.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 4] als gevolg van het onder feit 1 van parketnummer 05/026108-19 bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank overweegt dat de schadepost voldoende onderbouwd is en redelijk voorkomt. Hiertegen is geen verweer gevoerd. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering van € 650,- kan worden toegewezen.
Wettelijke rente
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 5 oktober 2017.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
Benadeelde partij [slachtoffer 5]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 5] als gevolg van het onder feit 1 van parketnummer 05/026108-19 bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank overweegt dat de schadepost voldoende onderbouwd is en redelijk voorkomt. Hiertegen is geen verweer gevoerd. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering van € 200,- kan worden toegewezen.
Wettelijke rente
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 12 oktober 2017.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.

9.De beoordeling van het beslag

De rechtbank zal de in beslag genomen zaklamp die aan verdachte toebehoort,
met behulp waarvan het onder parketnummer 05/008356-19 bewezenverklaarde is begaan, verbeurd verklaren.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 57, 63, 310, 311 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten onder 1 primair en onder 2 van parketnummer 05/026108-19;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
vierdagen;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt op een
taakstrafvan
120uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen;
De beslissing op het beslag
 verklaart in de zaak met parketnummer 05/008356-19 verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: de lamp;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partijen in de zaak met parketnummer05/026108-19 feit 1:
 wijst de vordering tot materiële schade van de
benadeelde partij [slachtoffer 2]af;
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de
benadeelde partij [slachtoffer 3], van een bedrag van € 215,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 september 2017 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de
benadeelde partij [slachtoffer 4], van een bedrag van € 650,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2017 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de
benadeelde partij [slachtoffer 5], van een bedrag van € 200,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 oktober 2017 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Verkroost (voorzitter), mr. M.E. Snijders en mr. W. Bruins, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A. Clevers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 december 2021.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam 3] van de politie Eenheid Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018142896, gesloten op 7 februari 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte met bijlagen [slachtoffer 1] , p. 72-82; proces-verbaal van aangifte met bijlagen [slachtoffer 3] , p. 47-55; proces-verbaal van aangifte met bijlagen [slachtoffer 4] , p. 85-104; proces-verbaal van aangifte met bijlagen [slachtoffer 5] , p. 57-68.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 123-126; de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 november 2021.
4.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 november 2021.
5.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam 4] van de politie Eenheid Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018578539, gesloten op 10 januari 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 110-111.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 23-24.
8.De kennisgeving van inbeslagneming, p. 163-164.
9.Het proces-verbaal van aangifte door [naam 2] namens [slachtoffer 6] , p. 76-78.
10.Het bewijs van ontvangst, p. 173-174.
11.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam 5] van de politie Eenheid Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020200405, gesloten op 29 juli 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.