ECLI:NL:RBGEL:2021:6574

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 september 2021
Publicatiedatum
9 december 2021
Zaaknummer
C/05/386736 / HA RK 21-65 / MvL / mk
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot opheffing testamentair bewind wegens samenloop met beschermingsbewind

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 6 september 2021 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure betreffende erfrecht. Het verzoek werd ingediend door de testamentair bewindvoerder over het vermogen dat is nagelaten aan de rechthebbende. De verzoeker vroeg de rechtbank om het testamentair bewind op te heffen op grond van artikel 4:178 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek, omdat het vermogen van de rechthebbende al onder beschermingsbewind stond. De rechtbank heeft vastgesteld dat het testament van de erflaatster, die op [datum] 2020 is overleden, een bewind instelde over het erfdeel van de rechthebbende. Dit testamentaire bewind was bedoeld ter bescherming van het vermogen van de rechthebbende, maar de rechtbank oordeelde dat het erfdeel niet onder het beschermingsbewind viel. De rechtbank concludeerde dat het verzoek van de bewindvoerder niet kon worden toegewezen, omdat het testamentaire bewind nog steeds van toepassing was, ongeacht de omstandigheden rondom het beschermingsbewind. De rechtbank wees het verzoek af, waarbij zij opmerkte dat de testamentair bewindvoerder geen band had met de rechthebbende, in tegenstelling tot de beschermingsbewindvoerder, die wel betrokken was. De beslissing werd openbaar uitgesproken door mr. M.J. van Lee.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team bewind en erfrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rekestnummer: C/05/386736 / HA RK 21-65
Beschikking van 6 september 2021
in de zaak van
[bewindvoerder], in zijn hoedanigheid van testamentair bewindvoerder over het vermogen dat is nagelaten aan [rechthebbende] ,
wonende te [woonplaats]
verzoeker
advocaat mr. D. van Haaften te Ermelo

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 12 april 2021 met producties;
  • de aantekeningen van de mondelinge behandeling van 11 augustus 2021.

2.De feiten

2.1.
Op [datum] 2020 is te [plaats] overleden [erflaatster] , geboren te [plaats] op [datum] 1954 (hierna: erflaatster). De laatste woonplaats van erflaatster was [plaats] .
2.2.
Bij testament van 18 juni 1996 heeft erflaatster over haar nalatenschap beschikt. Blijkens gemeld testament heeft erflaatster een bewind ingesteld over al hetgeen haar dochter [rechthebbende] (hierna: de rechthebbende) uit haar nalatenschap verkrijgt. Erflaatster heeft daarbij verzoeker tot testamentair bewindvoerder benoemd.
2.3.
Bij beschikking van 15 december 2016 van de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland zijn de goederen die aan de rechthebbende (zullen) toebehoren onder beschermingsbewind gesteld. De Stichting Bewindvoerder ’s-Heeren Loo is met ingang van 1 januari 2017 tot opvolgend bewindvoerder benoemd.

3.Het verzoek

3.1.
Verzoeker verzoekt de rechtbank op grond van artikel 4:178 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) het testamentair bewind over het vermogen van de rechthebbende op te heffen c.q. vervallen te verklaren.
3.2.
Aan het verzoek legt verzoeker het volgende ten grondslag. Het vermogen van de rechthebbende staat al onder beschermingsbewind, dus heeft een tweede (testamentair bewind) geen nut meer. Het testamentaire bewind is immers ingesteld ter bescherming van het vermogen van de rechthebbende en dat vermogen wordt al door een bewind beschermd. Daarbij komt dat ten tijde van het opstellen van het testament niet was voorzien dat de rechthebbende tijdens het overlijden van erflaatster al onder beschermingsbewind zou staan.

4.De beoordeling

4.1.
Artikel 4:178 lid 2 BW regelt dat de rechtbank een testamentair bewind kan opheffen op verzoek van de bewindvoerder op grond van onvoorziene omstandigheden en voorts indien aannemelijk is dat de rechthebbende de onder bewind staande goederen zelf op verantwoorde wijze zal kunnen besturen.
4.2.
Bij testament van erflaatster is het gedeelte dat rechthebbende zal verkrijgen uit de nalatenschap van erflaatster (hierna: het erfdeel) vanaf haar overlijden onder bewind gesteld. Het gaat dan om een bewind in de zin van Boek 4, Titel 5, Afdeling 7 BW. Dat erfdeel betreft een afgescheiden vermogen van het eigen vermogen van de rechthebbende. Het eigen vermogen van de rechthebbende staat onder beschermingsbewind, zoals geregeld in Boek 1, Titel 19 BW. Het standpunt van verzoeker dat het erfdeel reeds onder het beschermingsbewind valt, is naar het oordeel van de rechtbank dus onjuist.
4.3.
De rechtbank is voorts van oordeel dat het beroep van verzoeker op de aanwezigheid van onvoorziene omstandigheden niet kan leiden tot het opheffen van het testamentaire bewind. Ongeacht of erflaatster heeft voorzien dat het eigen vermogen van de rechthebbende ten tijde van het overlijden van erflaatster onder beschermingsbewind zou staan, is daarmee niet gezegd dat erflaatster geen testamentair bewind over het erfdeel zou hebben willen instellen. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek afwijzen.
4.4.
Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat erflaatster in artikel G.9 van haar testament heeft geregeld dat de testamentair bewindvoerder de bevoegdheid heeft om bij notariële akte een opvolger met geheel gelijke bevoegdheden te benoemen. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat verzoeker geen band heeft met de rechthebbende en zich niet betrokken voelt bij haar, terwijl daarentegen de beschermingsbewindvoerder deze band en betrokkenheid wel heeft. Voor zover verzoeker en de beschermingsbewindvoerder van mening zijn dat de beschermingsbewindvoerder ook als testamentair bewindvoerder zou kunnen fungeren, kunnen zij dit ingevolge het testament bij notariële akte regelen.

5.De beslissing

De rechtbank,
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J. van Lee en in het openbaar uitgesproken op
6 september 2021.