Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het verzoekschrift van 12 april 2021 met producties;
- de aantekeningen van de mondelinge behandeling van 11 augustus 2021.
2.De feiten
3.Het verzoek
4.De beoordeling
5.De beslissing
6 september 2021.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 6 september 2021 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure betreffende erfrecht. Het verzoek werd ingediend door de testamentair bewindvoerder over het vermogen dat is nagelaten aan de rechthebbende. De verzoeker vroeg de rechtbank om het testamentair bewind op te heffen op grond van artikel 4:178 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek, omdat het vermogen van de rechthebbende al onder beschermingsbewind stond. De rechtbank heeft vastgesteld dat het testament van de erflaatster, die op [datum] 2020 is overleden, een bewind instelde over het erfdeel van de rechthebbende. Dit testamentaire bewind was bedoeld ter bescherming van het vermogen van de rechthebbende, maar de rechtbank oordeelde dat het erfdeel niet onder het beschermingsbewind viel. De rechtbank concludeerde dat het verzoek van de bewindvoerder niet kon worden toegewezen, omdat het testamentaire bewind nog steeds van toepassing was, ongeacht de omstandigheden rondom het beschermingsbewind. De rechtbank wees het verzoek af, waarbij zij opmerkte dat de testamentair bewindvoerder geen band had met de rechthebbende, in tegenstelling tot de beschermingsbewindvoerder, die wel betrokken was. De beslissing werd openbaar uitgesproken door mr. M.J. van Lee.