ECLI:NL:RBGEL:2021:6569

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 december 2021
Publicatiedatum
8 december 2021
Zaaknummer
05.216369.21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging ISD-maatregel na bewezenverklaring van twee winkeldiefstallen, bedreiging en mishandeling bedrijfsleider

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 8 december 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan twee winkeldiefstallen, bedreiging en mishandeling van de bedrijfsleider van een supermarkt. De verdachte, geboren in 1969 en op dat moment gedetineerd in de P.I. Arnhem, werd beschuldigd van het stelen van een blikje alcoholhoudende drank en voedingssupplementen uit de supermarkt in Groesbeek. Daarnaast werd hij beschuldigd van het bedreigen en mishandelen van de bedrijfsleider tijdens een confrontatie in de winkel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 10 augustus 2021 de bedrijfsleider heeft bedreigd met de woorden: 'Je weet niet wie ik ben, ik kom je opzoeken' en hem heeft gebeten en geknepen. De rechtbank heeft het beroep op noodweer van de verdachte verworpen, omdat de bedrijfsleider niet onrechtmatig handelde door de verdachte aan te houden. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft een ISD-maatregel van twee jaar opgelegd, waarbij het belang van de maatschappij om gevrijwaard te blijven van de delicten van de verdachte zwaar heeft gewogen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het strafblad van de verdachte en eerdere interventies die niet hebben geleid tot gedragsverandering.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/216369-21
Datum uitspraak : 8 december 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1969 in [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Arnhem in Arnhem.
Raadsvrouw: mr. B. Willemsen, advocaat in Lent.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 november 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 augustus 2021 te Groesbeek, gemeente Berg en Dal, in/uit de
[supermarkt] (vestiging gelegen aan de [adres] ) een blikje (alcoholhoudende/mix)
drank (Sonnema Cola), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan genoemde
[supermarkt] , in elk geval aan een ander toebehoorde heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 8 augustus 2021 te Groesbeek, gemeente Berg en Dal, in/uit de
[supermarkt] (vestiging gelegen aan de [adres] ) één of meerdere
voedingssupplement(en) (merk Davitamon), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die
geheel of ten dele aan genoemde [supermarkt] , in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen;
3.
hij op of omstreeks 10 augustus 2021 te Groesbeek, gemeente Berg en Dal,
[naam] (bedrijfsleider [supermarkt] , vestiging gelegen aan de [adres] ) heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [naam] dreigend de woorden toe te voegen "Je weet niet wie ik ben, ik
kom je opzoeken" en/of "Ik weet waar je woont en ik sla je kop kapot", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op of omstreeks 10 augustus 2021 te Groesbeek, gemeente Berg en Dal,
[naam] (bedrijfsleider [supermarkt] , vestiging gelegen aan de [adres] ) heeft
mishandeld door genoemde [naam] meerdere malen, althans eenmaal in zijn
(linker)(onder)arm te bijten en/of in zijn (linker)(boven) been te knijpen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1, 2, 3 en 4.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de beide diefstallen en de bedreiging wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Voor zover de ten laste gelegde mishandeling al bewezen kan worden, heeft de raadsvrouw bepleit dat aan verdachte een geslaagd beroep op noodweer toekomt. Bij het verlaten van de winkel sprak bedrijfsleider [naam] verdachte aan in verband met het uitreiken van een winkelverbod. Er was op dat moment nog geen sprake van een situatie waarin verdachte op heterdaad werd betrapt en dus mocht bedrijfsleider [naam] verdachte op dat moment niet aanhouden. [naam] heeft verdachte echter – toen deze niet met [naam] in gesprek wilde en weg probeerde te lopen – tegengehouden, vastgepakt en door middel van een heupworp op de grond gegooid. Deze handelingen van [naam] kunnen worden aangemerkt als een onmiddellijke, wederrechtelijke aanranding, waartegen verdachte zich mocht verdedigen, aldus de raadsvrouw.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1, 3 en 4 – diefstal, bedreiging en mishandeling op 10 augustus 2021
Op 10 augustus 2021 heeft [naam] , bedrijfsleider van de [supermarkt] -vestiging in [plaats] , aangifte gedaan. In het proces-verbaal van aangifte staat onder meer het volgende:
“Op dinsdag 10 augustus 2021 was ik werkzaam bij de [supermarkt] , gelegen aan de [adres] . (…) Omstreeks 19.45 uur werd ik door een baliemedewerker aangesproken dat er mogelijk een man binnen was die afgelopen zondag medicatie had weggenomen uit onze winkel ter waarde van 301,60 euro. (...) Ik weet dat deze verdachte [verdachte] heet. (…)
Ik heb gezien dat de verdachte de kassa passeerde en niets afrekende. Hier sprak ik de verdachte aan. Ik zei het volgende: "zou je even met mij mee willen lopen"?. Ik hoorde hem direct schreeuwen, hij schreeuwde: "Dat ben ik niet van plan". Toen zei ik dat ik toch verwachtte dat hij even met mij mee liep in verband met zijn gedrag van twee dagen geleden. (…) Ik wilde dat hij met mij meeliep in verband met de winkelontzegging die ik hem wilde overhandigen. (...)
Vervolgens duwt hij de winkelwagen tegen mij aan en liep hij om mij heen. Ik hield hem hierop tegen omdat ik hem de winkelontzegging wilde geven. Hij begon mij vervolgens stevig te duwen. Ik voelde dat hij met twee handen krachtig duwde tegen mijn bovenlichaam. Ik zag aan zijn reactie en beweging dat hij de winkel snel wilde verlaten. Uit reactie op die duw gooide ik hem middels een heupworp op de grond. Hierdoor ontstond er op de grond een schermutseling tussen ons twee. (…)
Tijdens de schermutseling had ik de verdachte vast. Ik lag schuin op zijn rug. Ik hield met mijn benen zijn heupen vast en met mijn armen zijn bovenlichaam. Ik voelde plots een flinke pijn in mijn linker onderarm. Ik voelde dat hij mij hier flink beet. Dit herhaalde hij nog een keer. (…) Ook voelde ik dat hij mij in mijn linker bovenbeen kneep. Dit deed erg veel pijn. Ik merkte dat ik hier naderhand ook nog last van had. Het voelt als een zere plek. (...)
Ik hoorde hem vervolgens zeggen: "je weet niet wie ik ben, ik kom je opzoeken, ik weet waar je woont en ik sla je kop kapot". Op dat moment was ik de enige die met hem in schermutseling was en ik zag dat hij in mijn richting keek. Ik weet dus zeker dat hij het tegen mij had. Doordat hij zo agressief was had ik het idee dat hij dit daadwerkelijk van plan was. Ik vond dit een erg vervelend idee.(...)
Tijdens de fouillering van de politie kwam er een blikje alcohol uit zijn jaszak. Dit was een blikje "Sonnema Cola” ter waarde van 1.59 euro. (...) Ik heb toen de beelden bekeken en zag op de beelden dat hij de hele winkel doorliep en vervolgens bij de schappen waar dit blikje staat stopt. Ik kan hem op de beelden niet heel duidelijk zien, ik zie zijn onderlichaam voor de schappen alcohol staan. (…) Ik ben vervolgens de voorraad gaan controleren. Toen ik aankwam lopen zag ik direct dat er een (1) blikje ontbrak. Dit weet ik omdat deze schappen een uur daarvoor naar voren gespiegeld waren. Daarna heb ik bij de voorraadcontrole gekeken. Daar bleek dat er vandaag geen enkel blikje "Sonnema Cola" verkocht was maar er wel een (1) uit de schappen ontbrak. (…)
Ik hoorde de verdachte toen zeggen dat hij dat blikje van de Kruidvat had. (...)” [2]
In het proces-verbaal van aanhouding van verdachte hebben verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] verklaard dat zij toen zij ter plaatse in de [supermarkt] kwamen een medewerker op verdachte zagen liggen. Verbalisant [verbalisant 2] zei tegen de medewerker dat ze het van hem zouden overnemen en vroeg verdachte vervolgens meerdere keren naar zijn identiteitsbewijs. Verdachte wilde dat niet geven. Hierna is een identiteitsfouillering toegepast. Uit deze fouillering bleek dat verdachte in zijn rechterjaszak een blikje Sonnema cola had. Terwijl de [supermarkt] medewerkers uitzochten of het blikje was weggenomen of niet liepen de gemoederen bij de verdachte flink op. De verbalisanten hoorden verdachte meerdere keren tegen de bedrijfsleider van de [supermarkt] zeggen dat verdachte wist waar hij woonde. [3]
Ter zitting heeft verdachte desgevraagd verklaard dat hij vier ondertanden heeft. [4] De rechtbank heeft ter zitting waargenomen dat verdachte vier ondertanden heeft en dat op de foto bij de aangifte van [naam] (pagina 7 van het dossier) vier tandafdrukken op de onderarm van [naam] zijn te zien.
Diefstal
Uit de aangifte van [naam] en het proces-verbaal van aanhouding leidt de rechtbank af dat verdachte op 10 augustus 2021 in de [supermarkt] in [plaats] bij het schap is geweest waar de blikjes (alcoholhoudende) Sonnema cola stonden, dat er één blikje Sonnema cola in de voorraad van de AH-vestiging ontbrak zonder dat daarvoor was betaald en dat er een blikje Sonnema cola is aangetroffen in de jaszak van verdachte.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij het blikje bij de Plus in Malden had gekocht. Die verklaring acht de rechtbank niet geloofwaardig tegenover wat hiervoor, in onderling verband en samenhang bezien, over het bewijs is overwogen, ook omdat hij hierover uiteenlopende verklaringen heeft afgelegd. Uit de aangifte blijkt dat hij op 10 augustus 2021 bij het aantreffen van het blikje in zijn jaszak, anders dan tijdens de terechtzitting, heeft gezegd dat hij het blikje bij het Kruidvat had gekocht.
Op grond van de hierboven genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 10 augustus 2021 een blikje Sonnema cola uit de [supermarkt] heeft weggenomen zonder daarvoor te betalen en dat hij dus het tenlastegelegde feit onder 2 heeft begaan.
Bedreiging
Uit de aangifte van [naam] leidt de rechtbank af dat verdachte op 10 augustus 2021 in de richting van [naam] op een agressieve manier heeft geroepen: ‘je weet niet wie ik ben, ik kom je opzoeken, ik weet waar je woont en ik sla je kop kapot’. De verklaring van [naam] wordt voldoende ondersteund door wat de verbalisanten verdachte hebben horen roepen tijdens de aanhouding, zoals is vastgelegd in het proces-verbaal van aanhouding. [naam] heeft verklaard dat hij zich door de woorden van verdachte bedreigd voelde. De rechtbank is van oordeel dat gezien de aard van de gebruikte woorden en de context waarin deze zijn geuit, bewezen kan worden dat verdachte daarmee [naam] opzettelijk heeft bedreigd met zware mishandeling.
Mishandeling
Verdachte voert aan dat hij geen tanden heeft en dat daarom alleen al moet worden uitgesloten dat hij heeft gebeten. Uit de aangifte van [naam] en de waarneming van de rechtbank ter zitting dat verdachte vier tanden heeft en dat er op een foto is te zien dat sprake is van tandafdrukken op de linker onderarm van [naam] , leidt de rechtbank af dat verdachte [naam] op 10 augustus 2021 twee maal in zijn linker onderarm heeft gebeten. Verder is uit de aangifte af te leiden dat verdachte [naam] in zijn linker bovenbeen heeft geknepen. Uit de aangifte blijkt dat zowel het bijten als het knijpen pijn hebben veroorzaakt bij [naam] .
Wat betreft het beroep op noodweer overweegt de rechtbank als volgt. Bedrijfsleider [naam] heeft verklaard dat hij verdachte bij het verlaten van de winkel aansprak om hem een winkelontzegging te overhandigen. In zijn aanvullende aangifte heeft hij verklaard dat hij ook wilde controleren of verdachte geen artikelen uit de winkel had weggenomen, omdat hij zag dat verdachte de kassa passeerde zonder iets af te rekenen en hij wist dat verdachte vaker in zijn filiaal winkeldiefstallen had gepleegd (zie proces-verbaal van bevindingen, p. 14). Vervolgens heeft hij – nadat verdachte weg wilde lopen toen hij werd aangesproken en verdachte hem een duw gaf – verdachte vastgepakt. Toen verdachte alsnog probeerde weg te komen en daarbij [naam] met twee handen stevig tegen zijn bovenlijf duwde, heeft [naam] daarop gereageerd door verdachte met een heupworp op de grond te brengen.
De rechtbank leidt uit dit laatste af dat verdachte de fysieke confrontatie is begonnen door geweld te gebruiken en dat de aangever daarop heeft gereageerd door hem onder controle te brengen. Gelet op die omstandigheid komt verdachte geen beroep op noodweer toe. Dat verweer wordt dan ook verworpen.
Feit 2 – diefstal op 8 augustus 2021
In een proces-verbaal van aangifte heeft [naam] , bedrijfsleider, namens [supermarkt] verklaard dat hij op maandag 9 augustus 2021 in het [supermarkt] -filiaal gelegen aan [adres] , heeft geconstateerd dat er veel voedingssupplementen van het merk Davitamon uit de schappen waren verdwenen. [naam] heeft daarover verklaard:
Zaterdag heb ik deze voorraadstanden nog gecontroleerd en er blijkt bij controle veel verdwenen. Bij het terugkijken van de beelden zie ik al snel de mij bekende (van eerdere
diefstallen) heer [verdachte] voor de schappen staan. Hierop is te zien dat hij een grote hoeveelheid in zijn jaszekken steekt en zonder dit nog te koop aan te bieden door de kassa loopt en de winkel verlaat. Meneer rekent geen enkel product af.
Dit alles vond plaats tussen 19:14 en 19:25 op zondag 08/08/2021. (…)
In de schappen bij de drogmetica.
In de aangifte staat dat het gaat om 18 stuks voedingssupplementen Davitamon. [5]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft de camerabeelden van supermarkt [supermarkt] in [plaats] uitgelezen. Hij heeft hierover onder meer het volgende geverbaliseerd:
"Ik zag dat de datum in de beelden vermeld stond te weten 20210808.
De verdachte [verdachte] is mij ambtshalve bekend. Ik weet precies hoe hij eruit ziet en herkende hem direct voor honderd procent op de beelden. Ik zag dat de verdachte [verdachte] de winkel binnen kwam lopen. Ik zag dat hij een winkelwagen pakte en de winkel binnen liep. (…) Ik zag dat hij met zijn winkelwagen de drogmetica afdeling opliep. (…)
Ik zag dat hij even naar een medewerker van de [supermarkt] keek, welke verder in de gang stond. Ik zag dat hij hierop richting de kassa's keek. Ik zag dat hij meerdere verpakkingen uit de stelling pakte en deze in zijn linkerjas stopte en ik zag dat hij op dat moment richting de kassa's keek. (…)
Ik zag dat hij nog een verpakking pakte en richting de medewerker keek en richting de kassa's keek. Ik zag dat hij deze verpakking in zijn rechterjaszak stopte. (…)
Ik zag dat hij hierop een tweetal verpakking uit de stelling pakte en een daarvan terug plaatste en een daarvan stopte hij in zijn linker broekzak. (…)
Ik zag dat hij hierop meerdere verpakkingen uit de stelling pakte en deze in zijn winkelwagen plaatste. Ik zag dat hij nog een aantal verpakkingen uit de stelling pakte en deze ook in zijn winkelwagen plaatste. Ik zag dat de verdachte [verdachte] hierop de afdeling afliep en na enige tijd terug kwam op de afdeling. Ik zag dat er geen goederen meer in zijn winkelwagen lag op dat moment. Ik zag dat hij 1 verpakking zijn hand vasthield en deze terug plaatste in de stelling. (…)
Ik zag dat (…) de kassa passeerde zonder enig goed ter betaling aan te bieden aan de kassa. Ik zag dat hij richting de uitgang liep en zijn winkelwagen terugplaatste en hierop de winkel
verliet. [6]
De rechtbank leidt uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen af dat verdachte op 8 augustus 2021 bij de vestiging van [supermarkt] in [adres] was, dat hij daar meerdere doosjes voedingssupplementen van het merk Davitamon heeft weggenomen door deze in zijn jas- en broekzakken te stoppen en dat hij vervolgens zonder deze af te rekenen de winkel heeft verlaten. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onder 2 heeft begaan.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks10 augustus 2021 te Groesbeek, gemeente Berg en Dal, in/uit de
[supermarkt] (vestiging gelegen aan de [adres] ) een blikje (alcoholhoudende/mix)
drank (Sonnema Cola),
in elk geval enig goed,dat
geheel of ten deleaan genoemde
[supermarkt] ,
in elk geval aan een andertoebehoorde heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op
of omstreeks8 augustus 2021 te Groesbeek, gemeente Berg en Dal, in/uit de
[supermarkt] (vestiging gelegen aan de [adres] )
één ofmeerdere
voedingssupplement
(en
)(merk Davitamon),
in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die
geheel of ten deleaan genoemde [supermarkt] ,
in elk geval aan een ander
toebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk
toe te eigenen;
3.
hij op
of omstreeks10 augustus 2021 te Groesbeek, gemeente Berg en Dal,
[naam] (bedrijfsleider [supermarkt] , vestiging gelegen aan de [adres] ) heeft
bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/ofmet zware mishandeling,
door die [naam] dreigend de woorden toe te voegen "Je weet niet wie ik ben, ik
kom je opzoeken" en
/of"Ik weet waar je woont en ik sla je kop kapot"
, althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op
of omstreeks10 augustus 2021 te Groesbeek, gemeente Berg en Dal,
[naam] (bedrijfsleider [supermarkt] , vestiging gelegen aan de [adres] ) heeft
mishandeld door genoemde [naam] meerdere malen
, althans eenmaalin zijn
(linker
)(onder
)arm te bijten en
/ofin zijn
(linker
)(boven
)been te knijpen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
diefstal
feit 2:
diefstal
feit 3:
bedreiging met zware mishandeling
feit 4:
mishandeling.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezenverklaarde feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat bij een bewezenverklaring een gevangenisstraf aangewezen is. Verdachte zal niet gaan meewerken aan een ISD-maatregel. Omdat verdachte inmiddels lang genoeg heeft vastgezeten, is een gevangenisstraf die in ieder geval de duur van het voorarrest niet overschrijdt passend en dient de voorlopige hechtenis te worden opgeheven.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft binnen drie dagen twee keer een winkeldiefstal gepleegd bij dezelfde supermarkt. Deze feiten hebben financiële schade en overlast bij de betreffende supermarkt veroorzaakt. Verder heeft verdachte de bedrijfsleider van de supermarktvestiging in zijn onderarm gebeten, hem in zijn been geknepen en hem bedreigd met zware mishandeling. Hij heeft de bedrijfsleider hiermee in zijn persoonlijke en lichamelijke integriteit aangetast.
Persoon verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte, weergegeven in het uittreksel justitiële documentatie van 4 november 2021, dat ruim 30 pagina’s telt.
Het NIFP heeft in een advies van 23 augustus 2021 geconcludeerd dat gezien de aard van het tenlastegelegde, de status van veelpleger en de bevinding dat verdachte besproken wordt in het Veiligheidshuis Nijmegen waar als enig optie nog een nieuwe ISD-maatregel wordt gezien, er geen contra-indicaties zijn voor het opleggen van een ISD-maatregel.
In het reclasseringsadvies van 8 november 2021 heeft de reclassering geconstateerd dat bij verdachte sprake is van een langdurig delictpatroon van het plegen van vermogensdelicten, al dan niet met een geweldsaspect. Eerdere interventies en maatregelen (waaronder in 2008 en in 2016 het opleggen van een ISD-maatregel) hebben niet kunnen beperken en voorkomen dat verdachte door blijft gaan met het plegen van strafbare feiten. De reclassering schat het risico op recidive, op letselschade en op onttrekking aan voorwaarden in als hoog. De conclusie luidt dat de reclassering geen andere mogelijkheid ziet voor vermindering van het risico op recidive dan in het kader van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Daarbij wordt opgemerkt dat eerdere ISD-maatregelen niet tot het beperken van het risico op recidive hebben geleid en dat verdachte niet open staat voor verplicht toezicht, maar dat het recidiverisico met een ISD-maatregel zo voor in ieder geval twee jaar wordt beperkt.
Verdachte heeft ter zitting te kennen gegeven dat hij niets ziet in een ISD-maatregel en dat hij in staat is om, zodra hij vrij komt, alles zelf te regelen. Hij heeft verklaard dat hij van de heroïne af is, maar dat hij nog wel alcohol drinkt en dat ook zal blijven doen.
ISD-maatregel
De ISD-maatregel kan worden opgelegd als aan een aantal voorwaarden is voldaan.
De rechtbank stelt vast dat de door verdachte begane feiten misdrijven zijn waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Verder is verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het plegen van deze feiten ten minste drie keer wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of een taakstraf veroordeeld of is aan hem bij onherroepelijke strafbeschikking een taakstraf opgelegd.
De bewezenverklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en/of maatregelen.
Er moet naar het oordeel van de rechtbank ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte weer een misdrijf zal plegen. Hierbij is van belang hetgeen in de hierboven aangehaalde adviezen van het NIFP van 23 augustus 2021 en van de reclassering van 8 november 2021 is beschreven.
Dat verdachte zelf heeft aangegeven dat hij niet zal meewerken aan begeleiding en toezicht in het kader van een ISD-maatregel staat aan oplegging van de maatregel niet in de weg, evenmin als de constatering van de reclassering dat verdachte in het verleden ook nauwelijks begeleidingstrajecten succesvol heeft afgerond. In dit geval weegt met name het belang van de maatschappij zwaar om gedurende langere tijd gevrijwaard te blijven van de delicten die verdachte blijft plegen. De verklaring van verdachte ter zitting dat hij geen strafbare feiten meer zal plegen als hij vrijkomt en zijn zaken min of meer op orde heeft, strookt niet met de constateringen van zowel het NIFP als van de reclassering. Daarom kent de rechtbank aan die verklaring van verdachte weinig waarde toe.
De veiligheid van personen of goederen eist dan ook het opleggen van de ISD-maatregel, die strekt tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van recidive.
De rechtbank is gezien het voorgaande van oordeel dat wordt voldaan aan de wettelijke eisen voor oplegging van de ISD-maatregel in artikel 38, eerste lid, onder 1° en 2°, van het Wetboek van Strafrecht. Er wordt ook voldaan aan de voorwaarden zoals die zijn opgenomen in de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige zeer actieve veelplegers.
De rechtbank zal de ISD-maatregel opleggen voor de duur van twee jaar. De rechtbank ziet geen aanleiding om de duur van het voorarrest hierop in mindering te brengen.
Gezien het voorgaande, wijst de rechtbank het ter zitting gedane verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis af.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 57, 285, 300 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaar;
 wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Breimer (voorzitter), mr. A. Tegelaar en mr. M.P. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. Vogelpoel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 december 2021.
Mr. A. Tegelaar en Mr. M.P. Bos
zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 3] , verbalisant van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021373358, gesloten op 12 augustus 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [naam] , p. 4-5.
3.Proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 25.
4.Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
5.Proces-verbaal van aangifte door [naam] , p. 10-11.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 20.