ECLI:NL:RBGEL:2021:6546
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in zaak van medeplichtigheid aan zware mishandeling met dodelijke afloop
In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 6 december 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan zware mishandeling, waarbij het slachtoffer is overleden. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Uit het procesdossier bleek niet dat de verdachte opzet had op enig geweldsdelict. De verdachte had wel een voorgevoel dat de medeverdachte het slachtoffer zou bang maken, maar dit was onvoldoende om te concluderen dat hij opzettelijk heeft bijgedragen aan de mishandeling.
De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, maar de rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat de verdachte wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat de medeverdachte het slachtoffer met een mes zou aanvallen. De rechtbank benadrukte dat voor medeplichtigheid aan een misdrijf niet alleen het opzet op de handelingen van de medeplichtige moet worden bewezen, maar ook dat het opzet gericht moet zijn op het gronddelict. In dit geval was er geen bewijs dat de verdachte opzet had op de zware mishandeling.
De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan het ten laste gelegde feit. De benadeelde partijen werden niet ontvankelijk verklaard in hun vorderingen. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer van de rechtbank en is openbaar uitgesproken.