In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 7 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (MRB) en een verzuimboete van € 1.102 aan eiseres opgelegd door de Belastingdienst. Eiseres had haar kenteken geschorst van 6 april 2020 tot en met 9 december 2020, maar er werd geconstateerd dat zij op 3 november 2020 gebruik had gemaakt van de openbare weg met haar auto, die op dat moment geschorst was. De rechtbank oordeelde dat het gebruik van de auto op de openbare weg tijdens de schorsing in strijd was met de voorwaarden van de schorsing, wat leidde tot de naheffingsaanslag en de verzuimboete. Eiseres voerde aan dat zij door de coronamaatregelen minder gebruik maakte van de auto, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet relevant was voor de opgelegde boete. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven tot matiging van de boete, en verklaarde het beroep van eiseres ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. F.M. Smit, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. Pronk, griffier.