ECLI:NL:RBGEL:2021:6406

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 december 2021
Publicatiedatum
1 december 2021
Zaaknummer
C/05/394764 / KG ZA 21-373
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot staken van onrechtmatige correspondentie en Wob-verzoeken in kort geding

In deze zaak heeft de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) een kort geding aangespannen tegen een gedaagde, die eerder als gemachtigde van Camelopardus B.V. en de heer [directeur Camelopardus] optrad. KNB vorderde een verbod op onrechtmatig handelen door de gedaagde, die KNB herhaaldelijk had benaderd met dreigende correspondentie en Wob-verzoeken. KNB stelde dat de gedaagde misbruik maakte van recht door stelselmatig juridische acties te ondernemen zonder redelijk doel, wat leidde tot oplopende kosten voor KNB. De gedaagde voerde verweer en betwistte het spoedeisend belang van KNB, stellende dat hij niet meer zou optreden namens de directeur of Camelopardus na de intrekking van zijn volmacht. De voorzieningenrechter oordeelde dat KNB onvoldoende spoedeisend belang had bij haar vorderingen, vooral omdat de gedaagde had verklaard niet meer namens de directeur of Camelopardus te zullen optreden. De vorderingen van KNB werden afgewezen en KNB werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/394764 / KG ZA 21-373
Vonnis in kort geding van 1 december 2021
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
KONINKLIJKE NOTARIËLE BEROEPSORGANISATIE,
zetelend te Den Haag,
eiseres,
advocaten mrs. W.E. Pors, S.A. Lodder en E.M. Stok te Den Haag,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. J. Zandberg te Nijmegen.
Partijen zullen hierna KNB en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 59 en aanvullende productie 60
  • de brief van 8 november 2021 van de zijde van KNB inhoudende de intrekking van de vorderingen tegen de oorspronkelijk medegedaagden Camelopardus B.V. en de heer [directeur Camelopardus] met bijgevoegd producties 61 tot en met 63
  • de brief van 15 november 2021 van de zijde van KNB met bijgevoegd productie 64
  • de brief van 16 november 2021 en de correctie daarop van 18 november 2021 van de zijde van [gedaagde]
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 19 november 2021
  • de pleitnota van KNB
  • de (op voorhand toegezonden) pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De KNB behartigt de belangen van alle (kandidaat-)notarissen die bij haar zijn aangesloten en zet zich in voor het bevorderen van de kwaliteit van het notariaat.
2.2.
KNB is in 2013 begonnen met de ontwikkeling van NotarisID, een privaat elektronisch authenticatiemiddel. Voor de ontwikkeling daarvan heeft KNB in 2017 (onder meer) samengewerkt met Camelopardus B.V. (hierna: Camelopardus), die zich toelegt op zakelijke ICT-diensten, en Phillips N.V. De heer [directeur Camelopardus] (hierna: [directeur Camelopardus] ) is directeur en enig aandeelhouder van Camelopardus.
2.3.
Tussen (onder andere) KNB enerzijds en [directeur Camelopardus] en zijn bedrijf Camelopardus anderzijds is vervolgens op enig moment een geschil ontstaan over de intellectuele eigendomsrechten van [directeur Camelopardus] dan wel Camelopardus met betrekking tot (de technologie die gebruikt zou worden voor) NotarisID.
2.4.
Camelopardus, vertegenwoordigd door [directeur Camelopardus] , heeft [gedaagde] op 29 januari 2020 gemachtigd om alle rechtshandelingen te verrichten die [gedaagde] voor het ‘effectueren van claims van Camelopardus inzake NotarisID’ noodzakelijk of wenselijk acht, daaronder begrepen daden van beheer en beschikking.
2.5.
[gedaagde] heeft KNB bij brief van 10 juli 2020 medegedeeld dat KNB gebruik maakt van technologie voor NotarisID waarop intellectuele eigendomsrechten van [directeur Camelopardus] dan wel Camelopardus rusten. KNB heeft in reactie hierop bij brief van 22 juli 2020 aan [gedaagde] (onder meer) laten weten dat zij geen gebruik maakt van enige technologie waarop intellectuele eigendomsrechten (van [directeur Camelopardus] dan wel Camelopardus) rusten. Partijen hebben vervolgens uitvoerig met elkaar gecorrespondeerd.
2.6.
[gedaagde] heeft in de genoemde correspondentie steeds gewezen op de volgens hem bestaande intellectuele eigendomsrechten van [directeur Camelopardus] en/of Camelopardus, aanspraak gemaakt op betaling met betrekking tot deze intellectuele eigendomsrechten en gesteld dat KNB de door [directeur Camelopardus] /Camelopardus (in samenwerking met Phillips) ontwikkelde technologie op een onrechtmatige wijze in bezit zou hebben.
2.7.
Bij brief van 7 oktober 2020 heeft [gedaagde] onder meer het volgende aan KNB medegedeeld:
‘(…)
Een onaangenaam vervolgtraject is voor beide partijen niet wenselijk. Bij geen (tijdige)overeenkomst resten nog vele mogelijkheden:
- civielrechtelijk
- strafrechtelijk
- publiekrechtelijk
- tuchtrechtelijk
- publicitair
of een combinatie hiervan.
(…)’
2.8.
Bij brief van 19 april 2021 heeft [gedaagde] onder meer het volgende aan KNB medegedeeld:
‘(…)
Ik heb ervaring met het in stilte oplossen van problemen met zeer grote bedrijven.
(…)
Mijn verhaal en documenten richting Kamer van Toezicht zijn geschreven en liggen klaar. (…) Daarmee geef ik regie en de bedoeling om dit in stilte op te kunnen lossen uit handen. Vervolgens zullen veel meer bestuurders, notarissen en anderen binnen en buiten de KNB schade oplopen.
(…)’
Het begeleidende e-mailbericht bij voornoemd schrijven luidt als volgt:
‘(…)
Hierbij die ik u een schrijven toekomen, waarbij u een laatste kans krijgt, deze kwestie mogelijk nog buiten erg schadelijke publiciteit voor de KNB, bestuursleden KNB, het notariaat in het algemeen, en een aantal derden, op te lossen.
Dan zal er deze week gesproken dienen te worden, en een begin van een oplossing in zicht moeten komen.
(…)’
2.9.
In reactie op de brieven van [gedaagde] heeft KNB haar standpunt, dat zij op geen enkele wijze gebruikt maakt van door [directeur Camelopardus] dan wel Camelopardus ontwikkelde technologie waarop rechten van intellectuele eigendom rusten, herhaald, en steeds erop gewezen dat de dreiging met allerlei (tucht)procedures door [gedaagde] onrechtmatig is en dat [gedaagde] de door hem gestelde aanspraken juridisch dient te onderbouwen, bij gebreke waarvan hij zijn handelwijze jegens KNB dient te staken.
2.10.
[gedaagde] heeft in de periode van eind 2020 tot medio 2021 een aantal Wob-verzoeken gedaan bij KNB, te weten op 4 november 2020 (welk verzoek vervolgens meermaals is aangevuld), op 11 april 2021, op 26 mei 2021 en op 3 juli 2021. In reactie op verschillende door KNB genomen besluiten op de genoemde Wob-verzoeken heeft [gedaagde] bezwaar gemaakt en in enkele gevallen na de beslissing op bezwaar ook beroep ingesteld.
2.11.
[gedaagde] heeft op 8 december 2020 een tuchtklacht ingediend tegen de heer [naam 1] en tegen de heer [naam 2] , beiden voormalig voorzitter van KNB.
2.12.
[gedaagde] heeft op 24 december 2020 bij KNB verzocht om kopieën van de brieven aan derden die op grond van artikel 4:8 Awb in de gelegenheid moesten worden gesteld om een zienswijze in te dienen op het Wob-verzoek van 4 november 2020. [gedaagde] heeft eerst bezwaar gemaakt en vervolgens beroep ingesteld tegen de afwijzende beslissingen van de KNB.
2.13.
[gedaagde] heeft KNB op 16 april 2021 om inzage verzocht in de door KNB verwerkte persoonsgegevens van [directeur Camelopardus] . [gedaagde] heeft vervolgens beroep ingesteld wegens niet tijdig beslissen zijdens KNB.
2.14.
[gedaagde] heeft op 25 juni 2021 een klacht ingediend bij de Nationale Ombudsman over (de handelwijze van) KNB.
2.15.
[directeur Camelopardus] heeft bij brief van 5 november 2021 de onder 2.4. genoemde volmacht van [gedaagde] per direct ingetrokken en aan [gedaagde] laten weten dat [gedaagde] niet langer als gevolmachtigde namens Camelopardus en [directeur Camelopardus] mag optreden.
2.16.
[directeur Camelopardus] en Camelopardus hebben vervolgens een advocaat in de arm genomen. Deze advocaat heeft bij e-mailbericht van 8 november 2021 aan de advocaat van KNB laten weten dat [directeur Camelopardus] en Camelopardus zullen voldoen aan hetgeen KNB in de dagvaarding vordert. KNB heeft daarop bij brief van diezelfde datum aan de voorzieningenrechter laten weten de vorderingen jegens [directeur Camelopardus] en Camelopardus in te trekken.

3.Het geschil

3.1.
KNB vordert, na intrekking van de vorderingen jegens [directeur Camelopardus] en Camelopardus, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] te verbieden om in de toekomst enig onrechtmatig handelen jegens KNB en haar (voormalig) bestuurders voort te zetten, waaronder begrepen:
a. het schriftelijk, per fax of per e-mail, althans op enige wijze KNB te benaderen,
b. het doen van uitlatingen van bedreigende aard,
c. het indienen van nadere Wob-verzoeken, dan wel andere oneigenlijke aanvragen,
d. het betrekken van KNB, dan wel organen van en andere betrokkenen bij KNB in tuchtrechtelijke procedures, dan wel klachten tegen bedoelde partijen in te dienen,
e. het instellen van andere acties, van welke aard dan ook, waaronder verzoeken om beslissingen,
een en ander met uitzondering van het starten van een civielrechtelijke procedure tot het verkrijgen van een vergoeding voor [directeur Camelopardus] en/of Camelopardus, eventueel voorafgegaan door een zakelijke en relevante onderbouwing van de vordering middels één enkele brief aan de advocaat van KNB en het instellen van beroep bij de bestuursrechter tegen besluiten in de zin van de Awb,
II. [gedaagde] te bevelen een dwangsom te betalen van € 10.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dan wel iedere keer dat hij het onder I. bedoelde verbod geheel of gedeeltelijk niet nakomt,
III. een zodanige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter gepast acht,
IV. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van KNB in haar vorderingen dan wel tot afwijzing van de vorderingen van KNB, met veroordeling van KNB in de proceskosten en de nakosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Voorop moet worden gesteld dat KNB haar vorderingen in eerste instantie niet alleen heeft ingesteld tegen [gedaagde] maar ook tegen [directeur Camelopardus] en diens vennootschap Camelopardus. Nadat de advocaat van [directeur Camelopardus] en Camelopardus bij e-mailbericht van 8 november 2021 aan de advocaat van KNB liet weten dat [directeur Camelopardus] en Camelopardus vrijwillig aan de door KNB bij dagvaarding ingestelde vorderingen zullen voldoen, heeft KNB bij brief van diezelfde datum aan de voorzieningenrechter laten weten dat zij de vorderingen tegen [directeur Camelopardus] en Camelopardus intrekt en de vorderingen jegens [gedaagde] handhaaft.
4.2.
KNB legt ten eerste aan haar vorderingen ten grondslag dat de wijze waarop [gedaagde] KNB vanaf medio 2020 stelselmatig blijft benaderen, gelet op de frequentie, intensiteit en dreigende en intimiderende aard van de gedane uitlatingen, als onrechtmatig moet worden aangemerkt. Zo bestookt [gedaagde] de KNB met brieven, verzoeken, ingebrekestellingen, bezwaarschriften, beroepen en klachten, een en ander zonder redelijk doel, terwijl de door KNB in dit verband te maken kosten en behandeluren oplopen. [gedaagde] maakt volgens KNB verder misbruik van recht door de wijze waarop hij keer op keer nieuwe, vaag en onbepaald geformuleerde Wob-verzoeken indient, en vervolgens alle openstaande rechtsmiddelen om het besluit op het Wob-verzoek aan te vechten inzet, terwijl hij gelijktijdig verschillende tuchtklachten indient tegen (voormalig) voorzitters van KNB. Volgens de KNB is het, gelet op de intrekking van de volmacht op 5 november 2021, duidelijk dat [directeur Camelopardus] de acties van [gedaagde] niet onderschrijft en dat [gedaagde] kennelijk tegen de wil van zijn ‘beweerdelijke’ cliënten heeft gehandeld. Dit doet volgens KNB vermoeden dat [gedaagde] in ieder geval grotendeels uit eigen beweging heeft gehandeld en dat deze handelwijze enkel aan [gedaagde] kan worden toegerekend. Uit het gegeven dat [directeur Camelopardus] de volmacht inmiddels heeft ingetrokken, maar [gedaagde] niet vrijwillig gehoor heeft willen geven aan de vorderingen in dit kort geding althans daar niet eens contact over heeft opgenomen met KNB valt volgens KNB bovendien af te leiden dat [gedaagde] niet uit eigen beweging zal stoppen met het instellen van juridische acties tegen en benaderen van KNB.
4.3.
[gedaagde] betwist dat KNB spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. Zo heeft [gedaagde] naar eigen zeggen KNB voor het laatst op eigen initiatief (namens [directeur Camelopardus] en Camelopardus) benaderd op 22 april 2021 en waren alle latere berichten aan KNB antwoorden op de door KNB gestelde vragen dan wel reacties op berichten van KNB. Bovendien is het onderhavige geschil volgens [gedaagde] niet geschikt voor behandeling in kort geding omdat KNB in feite een verklaring voor recht vordert dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens KNB. Inhoudelijk miskent KNB met haar vorderingen de openbaarheid van bestuur, is de vordering van KNB te vaag geformuleerd en gaat deze veel te ver, aldus [gedaagde] . Ook trad [gedaagde] slechts op als gemachtigde van [directeur Camelopardus] en Camelopardus, zodat niet in te zien valt waarom hem een verbod zou moeten worden opgelegd.
4.4.
KNB heeft tegenover de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] onvoldoende onderbouwd dat zij wel degelijk voldoende spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen in dit kort geding. In dit verband wordt als volgt overwogen. Tijdens de zitting heeft KNB desgevraagd toegelicht dat de spoedeisendheid van haar vorderingen, in aanmerking genomen dat [directeur Camelopardus] (mede namens Camelopardus) heeft laten weten vrijwillig aan het gevorderde te zullen voldoen, er met name in gelegen is dat [gedaagde] weigert toe te zeggen dat hij geen nadere (tuchtrechtelijke) procedures tegen KNB zal starten en of nadere (Wob-) verzoeken zal doen, terwijl enige actie door [gedaagde] tegen KNB geen redelijk doel meer dient gelet op de genoemde intrekking van de volmacht.
4.5.
Voorop moet worden gesteld dat Camelopardus [gedaagde] blijkens de volmacht van 29 januari 2020 heeft gemachtigd om vanaf deze datum namens haar alle rechtshandelingen te verrichten die [gedaagde] met betrekking tot het effectueren van claims van Camelopardus inzake NotarisID noodzakelijk of wenselijk acht, een en ander in overleg met Camelopardus. [gedaagde] heeft tijdens de zitting toegelicht dat hij ook steeds namens, in opdracht van, en in overleg met, [directeur Camelopardus] communiceerde met KNB en steeds in overleg met [directeur Camelopardus] (Wob-)verzoeken deed en (tuchtrechtelijke) procedures startte. KNB stelt weliswaar dat, nu [directeur Camelopardus] de volmacht heeft ingetrokken, het maar de vraag is in hoeverre [directeur Camelopardus] op de hoogte was van de acties van [gedaagde] en [gedaagde] kennelijk (steeds) tegen de wil van zijn ‘beweerdelijke’ cliënten heeft gehandeld, zodat te verwachten valt dat hij dit ook in de toekomst zal doen, maar KNB kan hierin niet worden gevolgd. [directeur Camelopardus] heeft de volmacht (pas) op 5 november 2021 ingetrokken en uit de intrekkingsbrief van [directeur Camelopardus] kan niet, zoals KNB lijkt te veronderstellen, (zonder meer) worden afgeleid dat [gedaagde] op enig moment voordien zonder medeweten en instemming van [directeur Camelopardus] handelde en in die zin de grenzen van zijn volmacht overschreed. Uit de in het geding gebrachte correspondentie, de door [gedaagde] gedane (Wob-)verzoeken en opgestarte tuchtprocedures tegen voormalig voorzitters van de KNB volgt verder genoegzaam dat [gedaagde] voor het intrekken van de volmacht steeds optrad namens [directeur Camelopardus] en Camelopardus. De door [gedaagde] gevoerde correspondentie, gedane verzoeken en opgestarte procedures houden verder ook inhoudelijk steeds verband met het geschil tussen KNB en [directeur Camelopardus] en Camelopardus ter zake NotarisID.
4.6.
Gesteld noch gebleken is verder dat [gedaagde] , nadat de volmacht door [directeur Camelopardus] was ingetrokken, op enige wijze contact heeft opgenomen met KNB dan wel enige procedure tegen haar is gestart. [gedaagde] heeft tijdens de zitting bovendien verklaard dat hij niet meer namens [directeur Camelopardus] dan wel Camelopardus zal optreden en in die zin ook niets meer met KNB van doen heeft of zal hebben. KNB heeft hiertegenover weliswaar de vrees geuit dat [gedaagde] haar in de toekomst (verder) zal bestoken met brieven, (Wob-)verzoeken en andere juridische (tucht)procedures maar dit heeft zij, ook tijdens de zitting, niet nader kunnen concretiseren terwijl dit, mede gelet op hetgeen [gedaagde] hierover heeft verklaard, wel op haar weg had gelegen. Het enkele gegeven dat [gedaagde] niet heeft willen toezeggen geen contact meer te zullen opnemen met KNB dan wel (tuchtrechtelijke) procedures te starten of (Wob-)verzoeken te doen, maakt niet, zoals KNB lijkt te veronderstellen, dat [gedaagde] zich ook na het intrekken van de volmacht met het geschil tussen KNB en [directeur Camelopardus] /Camelopardus zal bezighouden en KNB om die reden zal (blijven) benaderen. De voorzieningenrechter ziet gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dan ook onvoldoende aanleiding om aan te nemen dat [gedaagde] ondanks hetgeen hij ter zitting heeft verklaard, contact zal opnemen met KNB en/of KNB in enige procedure zal betrekken.
4.7.
Nu binnen het bestek van dit kort geding niet aannemelijk is geworden dat i. [gedaagde] op enig moment de grenzen van de aan hem verleende volmacht te buiten is gegaan en hij in die zin niet namens [directeur Camelopardus] en Camelopardus heeft gehandeld en ii. [gedaagde] , ondanks het intrekken van de volmacht door [directeur Camelopardus] , contact zal opnemen met KNB dan wel (juridische) actie(s) jegens haar zal ondernemen, bestaat thans onvoldoende spoedeisend belang bij de vorderingen van KNB. De vorderingen zullen reeds daarom worden afgewezen.
4.8.
KNB zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden tot op heden begroot op:
- griffierecht € 309,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.325,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt KNB in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.325,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Meijer en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2021.