ECLI:NL:RBGEL:2021:6360

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 november 2021
Publicatiedatum
30 november 2021
Zaaknummer
05/123789-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een achttienjarige verdachte voor ontuchtige handelingen en kinderporno met een minderjarige

Op 23 november 2021 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een achttienjarige verdachte, die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen en het vervaardigen en bezitten van kinderporno met een veertienjarig slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met twee andere jongens, op 26 april 2021 in Arnhem seksuele handelingen heeft verricht met het slachtoffer, dat op dat moment net veertien jaar oud was. De rechtbank overwoog dat het leeftijdsverschil tussen de verdachte en het slachtoffer, alsook de omstandigheden waaronder de handelingen plaatsvonden, wezenlijk waren voor de beoordeling van de ontuchtigheid. Ondanks de verdediging die stelde dat de handelingen vrijwillig waren, concludeerde de rechtbank dat er sprake was van een ongelijke machtsverhouding en dat de handelingen niet als experimenteel of normaal konden worden beschouwd. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van zes maanden en een werkstraf van 150 uren. De rechtbank paste het adolescentenstrafrecht toe, rekening houdend met de kwetsbaarheid van de verdachte en zijn achtergrond als vluchteling uit Syrië. Daarnaast werd de verdachte verplicht om mee te werken aan toezicht door de jeugdreclassering. De benadeelde partij, vertegenwoordigd door haar ouders, vorderde schadevergoeding, waarvan een deel werd toegewezen, maar andere delen werden niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan bewijs van causaal verband.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/123789-21
Datum uitspraak : 23 november 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
raadsman: mr. B.J. Schadd, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting
van 9 november 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 april 2021 te Arnhem, althans in Nederland, met [benadeelde] , geboren op [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] ,
te weten het brengen van zijn penis in haar mond en/of vagina en/of anus;
2
hij in of omstreeks de periode van 26 april 2021 tot en met 30 april 2021 te Arnhem, althans in Nederland, afbeeldingen – en/of een gegevensdrager, bevattende afbeeldingen – van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [benadeelde] , geboren op [geboortedatum] , is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft vervaardigd en/of in bezit heeft gehad welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de/een penis oraal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, te weten voornoemde [benadeelde] .
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast. In de week voorafgaand aan 26 april 2021 vindt er via social media contact plaats tussen [medeverdachte 1] en [benadeelde] (aangeefster). In de gesprekken wordt een afspraak gemaakt om seksuele handelingen te verrichten. Ook wordt benoemd dat meerdere jongens aanwezig zullen zijn en dat de seksuele handelingen ook met meerdere jongens zullen worden verricht. [2] Verdachte probeert een kamer te regelen voor de afspraak van [medeverdachte 1] en aangeefster. Hij krijgt echter geen sleutel van de kamer. [3] Op 26 april 2021 ontmoeten verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de dan net veertienjarige aangeefster, geboren op [geboortedatum] , elkaar in Arnhem. Er vinden seksuele handelingen plaats tussen aangeefster en de drie jongens in een bosje in een park. [medeverdachte 1] heeft eerst orale, vaginale en anale gemeenschap met aangeefster. [4] [medeverdachte 1] zijn penis wordt door aangeefster betast met haar handen en afgetrokken. Daarna wordt de penis van [medeverdachte 1] in de vagina en de anus van aangeefster gedaan. [medeverdachte 1] filmt de seksuele handelingen. [5] Als [medeverdachte 1] het bosje verlaat, wordt [medeverdachte 2] naar het bosje geroepen. [medeverdachte 2] zijn penis wordt door aangeefster met haar handen betast en afgetrokken.
Ook wordt de penis van [medeverdachte 2] in aangeefster haar mond gebracht en likt verdachte de borst van aangeefster. [6] Als [medeverdachte 2] het bosje verlaat, heeft verdachte anale, vaginale en orale gemeenschap met aangeefster. Verdachte heeft zijn piemel in aangeefster haar mond, in haar vagina en in haar anus gebracht. Ook heeft verdachte aangeefster tijdens het verrichten van de seksuele handelingen gefilmd. [7] Aangeefster wordt daarna door twee begeleiders opgehaald. [8]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten 1 en 2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen opmerkingen over de seksuele handelingen die ten laste zijn gelegd. De situatie zoals door de officier van justitie is benoemd, dat aangeefster door de jongens om beurten is afgewerkt en dat de gemeenschap onvrijwillig zou zijn, is onjuist. Kijkend naar de berichten in het dossier en de verklaringen van verdachte kan worden vastgesteld dat de seksuele handelingen vrijwillig waren en dat geen sprake was van een ontuchtig karakter. De verdediging verwijst naar jurisprudentie van het hof waarin geconcludeerd werd dat de seksuele handelingen na een schoolfeest in een schuurtje niet ontuchtig waren. In deze casus hebben de handelingen plaatsgevonden in een bosje in het park. Dat komt enigszins overeen. Ook waren de handelingen in het arrest vrijwillig en werden deze door de andere aanwezigen als normaal beschouwd. In deze casus kan dit ook zo worden aangenomen. Dat geen sprake was van een affectieve relatie, is niet van dusdanig gewicht dat de handelingen in kwestie toch ontuchtig zijn. In dit geval kan dus niet zomaar gezegd worden dat de handelingen ontuchtig zijn vanwege de locatie. De handelingen waren niet abnormaal. In dit geval waren het puberende jongens op ontdekking die last hadden van hun hormonen. Verdachte is in kalenderleeftijd vier jaar ouder dan aangeefster, maar gelet op de omstandigheden is het leeftijdsverschil feitelijk minder groot. Ook lijkt het erop dat aangeefster hier de initiatiefneemster is geweest. Zij heeft zich kennelijk voorgedaan als een zestienjarige en heeft gemeenschap gehad met een puber die achttien jaar oud was. Verdachte heeft driemaal aan aangeefster gevraagd of zij het wel wilde. Gegeven al deze feiten en omstandigheden stelt de verdediging dat geen sprake is van ontucht en dat verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 1.
Ten aanzien van feit 2 bepleit de verdediging dat ook hier geen sprake is van ontucht en dat verdachte daarom moet worden vrijgesproken van het vervaardigen en in bezit hebben van kinderporno.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1 en feit 2
De vraag die de rechtbank in dit geval moet beoordelen, is of de geslachtsgemeenschap tussen aangeefster en verdachte kan worden aangemerkt als ontuchtige handelingen in de zin van artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Uit de wetsgeschiedenis en de jurisprudentie blijkt dat van ontuchtige handelingen sprake is wanneer seksuele handelingen in strijd zijn met de sociaal-ethische norm.
De ontuchtigheid van het handelen kan ontbreken als sprake is van vrijwillig seksueel contact tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen en eventueel een affectieve relatie hebben. De vraag of de handelingen ontuchtig zijn, dient steeds te worden beantwoord aan de hand van de omstandigheden van het concrete geval. Hoewel daarover in het algemeen geen scherpe afgrenzing kan worden gegeven dient wel sprake te zijn van een zekere gelijkwaardigheid.
De rechtbank overweegt dat verdachte ten tijde van het seksuele contact de leeftijd van 17 jaar en vier maanden had, terwijl aangeefster op dat moment net enkele dagen 14 jaar oud was. Er bestond dus een leeftijdsverschil van ruim 3 jaar tussen verdachte en aangeefster. Anders dan de verdediging heeft bepleit, acht de rechtbank het leeftijdsverschil tussen verdachte en aangeefster wel aanzienlijk en bepalend. De seksuele, fysieke en emotionele ontwikkeling van minderjarigen in de puberteit maakt in enkele jaren een forse ontwikkeling door. Daarom kan het verschil tussen een veertienjarige en een zeventienjarige als aanzienlijk worden beschouwd.
Naast het aanzienlijke leeftijdsverschil weegt de rechtbank de omstandigheden mee waarin de gebeurtenissen van 26 april 2021 hebben plaatsgevonden. Er waren in dit geval drie jongens die besluiten één meisje van net veertien jaar in de avond mee te nemen naar een donker bosje in een park. Daar worden vervolgens door de jongens één voor één verregaande seksuele handelingen met haar verricht. Geen van de verdachten had eerder een seksuele of affectieve relatie met aangeefster. Zij hebben elkaar enkele momenten voor de seksuele handelingen ontmoet. Aangeefster is door de jongens als voorwerp gebruikt. Verdachte heeft haar achtergelaten in het bosje toen de seksuele handelingen niet het resultaat had wat verdachte voor ogen had waarna een medeverdachte met aangeefster is verdergegaan. Van enige gelijkwaardigheid is in de gegeven omstandigheden zeker geen sprake. De rechtbank merkt hierbij nog op dat het om vergaande seksuele handelingen gaat, waaronder het stoppen van de penis van verdachte in de mond en anus van aangeefster. Dit past, gelet op de omstandigheden, op geen enkele wijze bij experimenteel seksueel gedrag tussen jongeren.
Dat aangeefster in dit geval zelf wervend gedrag heeft vertoond en mogelijk al seksuele ervaring had, doet hier niet aan af. De wetgever heeft seksuele handelingen met minderjarigen onder de zestien jaar strafbaar gesteld, omdat deze (jong) minderjarigen ook beschermd moeten worden tegen hun eigen handelen. De (emotioneel) schadelijke gevolgen van verregaande seksuele handelingen onder deze omstandigheden is voor een jongminderjarige niet altijd te overzien. Daardoor kan ook niet gesproken worden van vrijwilligheid. Van werkelijke vrijwilligheid of gelijkwaardigheid kan ook niet worden gesproken, gelet op het overwicht dat de drie onbekende, oudere jongens op haar hadden op een voor haar onbekende plek. Er was sprake van een wezenlijke ondergeschiktheid van aangeefster. Zelfs indien aangeefster heeft gezegd volmondig in te stemmen met de seksuele handelingen, valt zij volledig onder de reikwijdte van artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit 1, het plegen van ontucht met een minderjarige, heeft begaan. Nu de rechtbank constateert dat sprake is van ontuchtige handelingen, is ook feit 2, het vervaardigen en in bezit hebben van kinderporno, wettig en overtuigend bewezen.

3.Bewezenverklaring

De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. Bewezen kan worden dat:
1.
hij op
of omstreeks26 april 2021 te Arnhem,
althans in Nederland,met [benadeelde] , geboren op [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een of meerontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden
uit of mede bestondenuit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] ,
te weten het brengen van zijn penis in haar mond en
/ofvagina en
/ofanus;
2
hij in
of omstreeksde periode van 26 april 2021 tot en met 30 april 2021 te Arnhem,
althans in Nederland,afbeeldingen
en
/ofeen gegevensdrager, bevattende afbeeldingen – van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [benadeelde] , geboren op [geboortedatum] , is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft vervaardigd en/of in bezit heeft gehad welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de
/eenpenis oraal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, te weten voornoemde [benadeelde] .
De rechtbank heeft eventuele taal- of schrijffouten in de tenlastelegging verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn belang geschaad.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van die onderdelen van de tenlastelegging die niet zijn bewezen.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
Ten aanzien van feit 2:Afbeeldingen en een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen en in bezit hebben

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld volgens het adolescentenstrafrecht tot een werkstraf voor de duur van 170 uren. Daarnaast eist de officier van justitie oplegging van een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van zes maanden. De officier van justitie eist daarbij een proeftijd van twee jaar met daarbij de volgende bijzondere voorwaarde:
- dat verdachte meewerkt aan het toezicht door de jeugdreclassering en zich meldt op afspraken met de jeugdreclassering, waaronder begeleiding door een cultuur sensitieve jongerencoach voor zover en zolang de jeugdreclassering dit nodig acht.
De tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, moet van de werkstraf worden afgetrokken.
Er is onder verdachte een goed in beslag genomen, te weten een mobiele telefoon. De officier van justitie heeft geëist dat de mobiele telefoon moet worden onttrokken aan het verkeer.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om bij een veroordeling bij de strafmaat rekening te houden met het feit dat verdachte een first-offender is en dat de handelingen op basis van vrijwilligheid hebben plaatsgevonden. Ook verzoekt de verdediging om het adolescentenstrafrecht toe te passen. Het is voor verdachte een lastige ervaring geweest. Zijn vertrouwen in vrouwen is geschaad. Verdachte functioneert verder prima en volgt een opleiding. Hij is vanuit Syrië naar Nederland gevlucht. Hij praat Nederlands en houdt zich keurig aan de schorsingsvoorwaarden. Zijn verblijfvergunning zal onzeker zijn als hij wordt veroordeeld. Ook zal een strafblad voor complicaties zorgen bij het aanvragen van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG). Verdachte heeft niemand kwaad willen doen, maar heeft een verkeerde inschatting van de situatie gemaakt. De verdediging verzoekt de geëiste werkstraf van 170 uren te matigen, gelet op de forse voorwaardelijke jeugddetentie die ook is geëist.
De verdediging vraagt om de teruggave van de inbeslaggenomen telefoon van verdachte. Het onttrekken van de telefoon vanwege het aantreffen van slechts één filmpje met kinderporno is niet proportioneel. Het filmpje kan verwijderd worden en daarna kan de telefoon worden teruggegeven.
Beoordeling door de rechtbank
Strafmaatoverweging
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, betrekt de rechtbank de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan. Ook houdt de rechtbank rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met de inhoud van de volgende stukken:
- Het uittreksel Justitiële Documentatie van 28 september 2021;
- Het rapport van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 2 november 2021.
In het bijzonder neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het hebben van seks met een minderjarige en het vervaardigen en in bezit hebben van kinderporno. In de week voor 26 april 2021 ontstaat er via social media contact tussen [medeverdachte 1] en aangeefster. Na enkele dagen uitwisselen van (seksueel getinte) berichten, gaat aangeefster op 26 april 2021 naar Arnhem voor een afspraak met [medeverdachte 1] . Aangeefster was op 26 april 2021 slechts enkele dagen veertien jaar oud. Nadat aangeefster in Arnhem is aangekomen, vinden seksuele handelingen met haar plaats in een bosje in het park naast een school. Aangeefster heeft eerst orale, vaginale en anale gemeenschap met [medeverdachte 1] . Vervolgens heeft aangeefster orale gemeenschap met [medeverdachte 2] . Tot slot vindt er nog orale, vaginale en anale gemeenschap plaats tussen verdachte en aangeefster. Aangeefster is daarna zeer overstuur door haar begeleiders opgehaald in Arnhem.
De rechtbank vindt het uiterst kwalijk dat aangeefster die dag door de verdachten één voor één als voorwerp is gebruikt. Verdachte wist van tevoren dat seksuele handelingen zouden plaatsvinden en heeft zelfs een kamer geprobeerd te regelen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij het bosje is ingegaan en zonder dat hij wist wie aangeefster was of hoe oud zij was, vergaande seksuele handelingen met haar heeft uitgevoerd. Bovendien heeft hij deze seksuele handelingen met haar uitgevoerd nadat zij daarvoor al tweemaal gemeenschap heeft gehad met de andere jongens. Verdachte heeft zich op geen enkel moment gerealiseerd hoe ingrijpend en belastend de situatie voor aangeefster is geweest. Hij heeft zich laten leiden door zijn seksuele gevoelens en slechts zijn eigen belang vooropgesteld. Verdachte heeft gebruik gemaakt van de kwetsbaarheid van aangeefster op dat moment. Hij heeft haar zelfs tijdens de seksuele handelingen gefilmd, wat een groot gebrek aan respect voor aangeefster laat zien. Ook dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Verdachte had moeten inzien dat het afwerken van een meisje door drie jongens in een bosje onacceptabel is en dat van werkelijke vrijwilligheid geen sprake kon zijn.
De gebeurtenissen zijn voor aangeefster erg belastend geweest en hebben een diepe indruk op haar gemaakt. De feiten kunnen niet onbestraft blijven. Verdachte verdient een straf voor wat hij heeft gedaan.
Adolescentstrafrecht
De eerste vraag waar de rechtbank zich over moet buigen is of het adolescentenstrafrecht moet worden toegepast. Bij een jongvolwassene die de leeftijd van 18 jaar maar nog niet die van 23 jaar heeft bereikt, kan de rechtbank besluiten het jeugdstrafrecht toe te passen indien daartoe grond wordt gevonden in de persoonlijkheid van de verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan. De rechtbank sluit zich aan bij het advies van de jeugdreclassering om het adolescentenstrafrecht toe te passen. Gelet op een mogelijke verstandelijke beperking en tekorten binnen de handelingsvaardigheden, heeft verdachte baat bij een pedagogisch leefklimaat. Daarnaast is sprake van een goedlopend traject bij de jeugdreclassering en is verdachte zeer kwetsbaar. De rechtbank zal daarom het adolescentenstrafrecht toepassen.
Persoonlijke omstandigheden
De tweede vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is welke straf binnen het jeugdstrafrecht passend is. De rechtbank houdt daarbij rekening met de volgende persoonlijke omstandigheden.
Verdachte is vier jaar geleden naar Nederland gevlucht vanuit Syrië. Hij woont nu samen met zijn ouders, drie broers en een zus. Uit de reclasseringsrapportage van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering blijkt dat de school van verdachte aangeeft dat hij daar op moreel en sociaal-emotioneel gebied op LVB-niveau functioneert. Ook maakt de school zich zorgen over het sociaal netwerk van verdachte.
Zij schatten in dat verdachte zeer gevoelig is voor negatieve beïnvloeding. De vermoedelijke LVB-problematiek alsook culturele aspecten kunnen van invloed zijn geweest op het delictgedrag van verdachte. Daarnaast is verdachte gezien zijn jonge leeftijd en zijn nog in ontwikkeling zijnde probleemoplossend vermogen, kwetsbaar bij het aangaan van vriendschappen en relaties. Verdachte is gemotiveerd om naar de gesprekken met de begeleiding te komen, houdt zich aan de gemaakte afspraken en krijgt veel ondersteuning vanuit zijn gezin. Omdat zijn persoonlijkheid nog moet uitrijpen, is onduidelijk of verdachte bij het aangaan van vriendschappen en relaties in de toekomst goede keuzes zal maken. De jeugdreclassering adviseert daarom een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de jeugdreclassering.
De betrokken jeugdreclasseerder heeft ter zitting verklaard dat het lastig is om te bepalen in hoeverre een verstandelijke beperking een rol speelt bij verdachte. Er is namelijk ook sprake van een taalachterstand en verdachte is in drie verschillende landen opgevoed. Verdachte is erg afhankelijk van zijn gezin en de begeleiding. Hij heeft veel coaching en ondersteuning nodig. De deskundige vindt daarom dat een pedagogische context goed bij verdachte past. Emotioneel komt verdachte jonger over dan zijn kalenderleeftijd. Hij is erg beïnvloedbaar en kan moeilijk benoemen waarom het op 26 april 2021 mis is gegaan. Verdachte moet nog leren grenzen te stellen. Naast begeleiding door de jeugdreclassering vindt de jeugdreclasseerder daarom begeleiding door een cultuur-sensitieve jongerencoach passend als bijzondere voorwaarde.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het volgende.
De rechtbank vindt het van belang dat de begeleiding van de jeugdreclassering wordt voortgezet waaronder ook valt de begeleiding door een cultuur-sensitieve jongerencoach. Gelet op de oriëntatiepunten voor soortgelijke strafbare feiten en de zorgen die er zijn over de ontwikkeling van verdachte, vindt de rechtbank het noodzakelijk dat er een flinke stok achter de deur komt, te weten een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van zes maanden, zoals ook door de officier van justitie is geëist. Daarnaast vindt de rechtbank het van belang dat verdachte ervaart dat zijn strafbaar handelen consequenties heeft. Verdachte heeft op 26 april 2021 vergaande seksuele handelingen verricht met aangeefster. De rechtbank houdt echter rekening met de beperkingen in de ontwikkeling van verdachte en zal daarom afwijken van de eis van de officier van justitie. Volgens de jeugdreclassering zijn deze beperkingen van invloed geweest op het handelen van verdachte op 26 april 2021. Ook is het probleemoplossend vermogen van verdachte kwetsbaar en heeft hij een beperkt inschattingsvermogen. Gelet daarop en het feit dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 150 uren passend.
De rechtbank zal het – inmiddels geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte opheffen.
Het beslag
Er ligt beslag op het goed:
- Telefoontoestel (omschrijving: [nummer 1] , Imei nummer [nummer 2] toegangscode [code] , [merk] ).
Met deze mobiele telefoon is het bewezenverklaarde feit 2 begaan. Het ongecontroleerde bezit van dit soort goederen (een mobiele telefoon met kinderporno erop) is in strijd met het algemeen belang en de wet. Daarom zal de rechtbank deze mobiele telefoon onttrekken aan het verkeer.

8. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde] (wettelijk vertegenwoordigd door [naam 1] en [naam 2] ) heeft zich in het strafproces gevoegd en vordert schadevergoeding ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde.
Gevorderd wordt een bedrag van € 29.022,82, te weten € 19.022,82 materiële schade (voor reiskosten en studievertraging) en € 10.000,- immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade.
Bij de beoordeling van de vordering moet de rechter de feiten of rechten die door de benadeelde partij zijn gesteld en door de wederpartij – te weten de verdachte – niet of niet voldoende zijn betwist als vaststaand beschouwen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 872,82 aan materiële kosten en € 10.000,- aan immateriële kosten toe te wijzen, een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr op te leggen tot dit bedrag en bij gebreke van betaling en verhaal geen gijzeling op te leggen. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, nu een onderbouwing voor de studiekosten mist.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging betwist de vordering. Er is geen onderbouwing waaruit het causaal verband blijkt. Aangeefster is vanaf oktober 2020 seksueel actief met jongens van rond de achttien jaar oud. De uithuisplaatsing en de studievertraging kunnen daarom ook andere oorzaken hebben. Er kan niet zomaar worden aangenomen dat het handelen van verdachte heeft geleid tot deze gestelde schade. Ook speelt eigen schuld een rol. Het is daarom van belang dat een civiele rechter kijkt naar deze vordering. Er is daarnaast geen onderbouwing van de immateriële schade, behalve verwijzingen naar jurisprudentie. Er ontbreekt een verklaring van een deskundige. Daarom dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de gehele vordering.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt dat uit het dossier onvoldoende blijkt van een causaal verband tussen de reiskosten van de ouders naar de gesloten instelling en de bewezenverklaarde feiten. Het is duidelijk dat aangeefster een zeer ingrijpende situatie heeft doorgemaakt waarvoor behandeling en hulpverlening noodzakelijk zijn. Het is echter onduidelijk of de gedragingen van verdachte op 26 april 2021 de directe oorzaak zijn van de uithuisplaatsing van aangeefster. Het had op de weg van de benadeelde partij gelegen om stukken in te dienen waaruit het causaal verband kan blijken.
Verder onderzoek naar het causaal verband zal een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De rechtbank zal de benadeelde partij in dit deel van de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan haar vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van de gevorderde studievertragingskosten overweegt de rechtbank het volgende. De gevorderde schade voor de studievertraging van aangeefster is niet onderbouwd. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. Ook dit deel van de vordering kan de benadeelde partij slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Tot slot overweegt de rechtbank het volgende over de gevorderde immateriële schade. De immateriële schadevergoeding is weliswaar niet onderbouwd, maar is naar het oordeel van de rechtbank voldoende toegelicht ter terechtzitting. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor aangeefster zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Voor het bepalen van de hoogte van de immateriële schade, zoekt de rechtbank aansluiting bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven waar een schadevergoeding van € 5.000,- wordt uitgekeerd bij soortgelijke zedenmisdrijven. De rechtbank ziet in dit geval geen redenen om van dit bedrag af te wijken. Gelet op de gebeurtenissen van 26 april 2021 en het feit dat de drie verdachten ieder afzonderlijk (in ernst verschillende) seksuele handelingen bij aangeefster hebben gepleegd, zal de rechtbank bepalen dat de verdachten niet hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de immateriële schade. Daarbij weegt de rechtbank mee dat onvoldoende is komen vast te staan dat sprake was van samenwerking tussen de jongens. De immateriële schadevergoeding van € 5.000,- zal worden verdeeld naar de mate van ernst van de seksuele handelingen. Verdachte heeft meerdere vergaande seksuele handelingen bij en met aangeefster verricht, waaronder orale, vaginale en anale seksuele gemeenschap. De rechtbank zal daarom de immateriële schadevergoeding toewijzen tot een bedrag van € 2.000,- en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f Sr opleggen op de hierna te noemen wijze, waarbij de maatregel enkel ziet op het toegewezen bedrag.
In verband met de leeftijd van de verdachte wordt er geen gijzeling opgelegd.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36f, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 240b en 245 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
een
jeugddetentie voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaaltdat die
jeugddetentieniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
steltdaarbij een proeftijd vast van 2 (twee) jaren onder de
algemene voorwaardedat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
steltals bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- meewerkt aan het toezicht door de jeugdreclassering, waaronder begeleiding door een cultuur sensitieve jongerencoach;
alles voor zover en zo vaak als de jeugdreclassering dat nodig acht;
waarbij de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland, afdeling jeugdreclassering, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
onder de voorwaarden dat veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in art. 77aa, eerste tot en met vierde lid, Wetboek van Strafrecht, uit te voeren door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland, afdeling jeugdreclassering, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk vindt, daaronder begrepen;
een
taakstraf, te weten
een werkstraf van 150 (honderdvijftig)uren, met bevel dat als deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 75 (vijfenzeventig) dagen;
beveelt dat de tijd die veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van die straf in mindering wordt gebracht;
heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis;
beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een telefoontoestel (omschrijving: [nummer 1] , Imei nummer [nummer 2] toegangscode [code] , [merk] );
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst de vordering deels toe
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 en feit 2 tot betaling van
  • verklaart de
Maatregel tot schadevergoeding
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.G.J. Post kinderrechter, als voorzitter,
mr. E.H.T. Rademaker rechter,
mr. M.W. Stoet, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E. van Grol, griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 november 2021.
Mr. M.W. Stoet is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, dienst Regionale Recherche, afdeling thematische opsporing, Team Zeden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021187284 (onderzoek Nassau), gesloten op 7 juli 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte [medeverdachte 1] , p. 300 – 301.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 359.
4.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] , p. 39.
5.Proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte [medeverdachte 1] , p. 303.
6.Proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte [medeverdachte 2] , p. 327.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 350, 357 t/m 360; verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 november 2021.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 46.