In deze zaak, die op 10 februari 2021 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om een kort geding tussen twee eisers, [eiser 1] en [eiser 2], en drie gedaagden, [gedaagde 1 & 2] en [gedaagde 3]. De eisers vorderen de verwijdering van drie paaltjes en een verkeersbord dat door de gedaagden is geplaatst, omdat zij menen dat deze de uitoefening van hun recht van uitweg belemmeren. Het recht van uitweg is in 1965 gevestigd en houdt in dat de eisers ongehinderd gebruik moeten kunnen maken van de weg die naar hun achterliggende garageboxen leidt. De gedaagden hebben de paaltjes geplaatst om de doorgang te versmallen en het gebruik van de weg door vrachtverkeer te beperken, wat zij als een veiligheidsmaatregel beschouwen.
De rechtbank oordeelt dat de eisers voldoende spoedeisend belang hebben bij hun vorderingen, maar dat de door de gedaagden geplaatste paaltjes de uitoefening van het recht van uitweg niet onrechtmatig beperken. De rechtbank stelt vast dat de weg altijd in haar volle breedte is gebruikt en dat de huidige breedte van 3 meter nog steeds voldoende is voor personenauto's en klein verkeer. De gedaagden hebben bovendien een legitiem belang bij de paaltjes uit veiligheidsoverwegingen.
Wat betreft het verkeersbord 'verboden voor vrachtverkeer' oordeelt de rechtbank echter dat dit bord de uitoefening van het recht van uitweg wel degelijk beperkt. De eisers hebben niet kunnen aantonen dat er een toename van vrachtverkeer is, en het bord is zonder toestemming van de bevoegde autoriteiten geplaatst. De rechtbank beveelt de gedaagden om het verkeersbord te verwijderen en wijst de vordering tot verwijdering van de paaltjes af. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.