ECLI:NL:RBGEL:2021:6345

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 november 2021
Publicatiedatum
30 november 2021
Zaaknummer
05/060285-21, 05/213636-21 (t.t.z. gev.), 05/275791-19 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een verdachte wegens diefstal met geweld en toepassing van adolescentenstrafrecht

Op 18 november 2021 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2001, die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld. De zaak betreft twee parketnummers: 05/060285-21 en 05/213636-21. In de eerste zaak werd de verdachte beschuldigd van het stelen van een mobiele telefoon van slachtoffer 1, waarbij geweld werd gebruikt. De verdachte en een medeverdachte hebben op 8 november 2020 in Duiven de woning van slachtoffer 1 benaderd onder het voorwendsel een telefoon te willen kopen. Na het aanbellen heeft de verdachte slachtoffer 1 geslagen en de telefoon uit haar handen gepakt. De rechtbank oordeelde dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de diefstal met geweld, mede op basis van de verklaringen van het slachtoffer en getuigen.

In de tweede zaak, die zich afspeelde op 7 augustus 2021 in Nijmegen, werd de verdachte beschuldigd van het stelen van een telefoon van slachtoffer 2. De rechtbank concludeerde dat de verdachte ook in deze zaak schuldig was, op basis van getuigenverklaringen die hem identificeerden als de dader. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een deels voorwaardelijke jeugddetentie van 152 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, en een leerstraf van 50 uur. De rechtbank heeft het adolescentenstrafrecht toegepast, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een lichte verstandelijke beperking en hechtingsproblematiek. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan slachtoffer 1 voor materiële schade en smartengeld. De rechtbank heeft de bijzondere voorwaarden voor de uitvoering van de straf vastgesteld, waaronder toezicht door de jeugdreclassering en behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/060285-21, 05/213636-21 (t.t.z. gev.), 05/275791-19 (tul)
Datum uitspraak : 18 november 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaken van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .
Raadsman: mr. J.G. Roethof, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
ten aanzien van parketnummer 05/060285-21:
hij op of omstreeks 8 november 2020 te Duiven
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een mobiele telefoon (merk: [merk] ), in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met
het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, door:
- Zich naar de woning van die [slachtoffer 1] heeft/hebben begeven,
- in de hal van de woning aan die [slachtoffer 1] heeft/hebben gevraagd of zij het
licht aan wil doen,
- ( vervolgens) (als die [slachtoffer 1] zich heeft omgedraaid) die [slachtoffer 1]
op/tegen haar rug te slaan en/of te stompen,
- die [slachtoffer 1] bij haar nek vast te pakken,
-(vervolgens) de telefoon uit de hand van die [slachtoffer 1] te pakken,
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] weg te duwen;
ten aanzien van parketnummer 05/213636-21:
hij op of omstreeks 7 augustus 2021 te Nijmegen
een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
[slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

ten aanzien van parketnummer 05/060285-21 [1] :
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 8 november 2020 was verdachte samen met [medeverdachte] bij de woning aan de [adres 2] . Verdachte droeg een bodywarmer. Zij hadden via Marktplaats een afspraak gemaakt met [naam 2] om van hem een [merk] te kopen voor een bedrag van € 900,00. Na het aanbellen bij de woning opende [slachtoffer 1] , de vrouw van [naam 2] , de voordeur. Er is gesproken over het bekijken van de [merk] . Uiteindelijk namen verdachte en [medeverdachte] de [merk] mee zonder te betalen en vluchtten zij weg van de woning. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van het ten laste gelegde geweld dient te worden vrijgesproken, nu daarvoor onvoldoende bewijs is.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft bekend dat hij de telefoon heeft gestolen. Hij heeft ter terechtzitting verklaard dat hij, nadat hij en [medeverdachte] bij de woning hadden aangebeld, heeft gezegd dat hij voor de advertentie van Marktplaats kwam, dat zij ( [slachtoffer 1] ) zei: “hier, kun je ‘m bekijken”, dat hij de telefoon heeft aangepakt en ermee is weggerend. [3] Verdachte heeft ontkend dat hij binnen is geweest en dat hij de vrouw heeft aangeraakt.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of bewezen kan worden dat verdachte bij de diefstal geweld heeft gebruikt.
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat persoon 2, met een bodywarmer aan, (de rechtbank begrijpt: verdachte) voor haar in de hal stond, dat persoon 1, met een donkere jas aan, (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte] ) ter hoogte van de drempel bij de voordeur bleef staan en dat de voordeur open stond. Persoon 2 vroeg aan aangeefster of zij de verlichting van de hal aan kon doen. Aangeefster draaide zich hierop om. Op dat moment voelde zij een vuist met kracht tegen de bovenzijde van haar rug aan komen. Toen zij zich wilde omdraaien, voelde zij een open hand met kracht haar nek vastpakken. Zij voelde druk en pijn in haar nek. Vervolgens werd de doos met de [merk] uit haar handen gepakt en voelde zij dat ze met kracht werd weggeduwd. Aangeefster kwam door deze duw in haar woonkamer terecht. Aangeefster heeft verklaard dat zij zag dat persoon 2 degene was die haar de duw had gegeven en de doos met telefoon uit haar handen had gepakt. Ze zag dat beide mannen hierna wegrenden. Aangeefster voelde direct na het voorval pijn aan haar nek en rug op de plekken waar zij werd vastgepakt en geduwd. Zij heeft haar buurvrouw geappt, die 20 minuten na het voorval arriveerde en foto’s van haar nek en rug heeft gemaakt omdat ze daar pijn had. Ze zag op de foto’s rode vlekken in haar nek en op haar rug. [4]
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de diefstal is vergezeld van geweld. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] op dit punt, nu deze verklaring wordt ondersteund door de bij de aangifte gevoegde foto’s waarop inderdaad rode vlekken te zien zijn in de nek van aangeefster en op haar rug, de plekken waar aangeefster zegt te zijn geraakt.
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij en verdachte een plan hadden gemaakt om samen geld te verdienen met gesealde telefoons via Marktplaats. [medeverdachte] en verdachte zijn samen naar de woning gegaan. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij buiten bij de drempel heeft gewacht en dat verdachte de woning is binnengegaan. Op een gegeven moment gaf verdachte de telefoon, een [merk] , aan hem, [medeverdachte] , en zijn ze samen weggerend. [5] Verdachte heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte] van tevoren had afgesproken met de telefoon weg te rennen en de telefoon te verkopen en dat ze het geld zouden delen. Ze zijn samen naar de woning gegaan en na afloop samen weggerend. [6]
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat zowel in de voorbereiding als in de uitvoering van het feit sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] en dus van medeplegen.
Concluderend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal met geweld van een [merk] van [slachtoffer 1] .
ten aanzien van parketnummer 05/213636-21 [7] :
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs, nu de ten laste gelegde diefstal van de telefoon niet ondubbelzinnig uit de getuigenverklaringen volgt, er vraagtekens bij de betrouwbaarheid van de betreffende getuigenverklaringen zijn te plaatsen en er daarnaast geen objectief bewijs aanwezig is.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij op zaterdag 7 augustus 2021 omstreeks 13:00 uur samen met een vriendin genaamd [naam 3] aan het strand bij de [naam 4] in Nijmegen was. Zij zag een groep van vier personen, bestaande uit twee jongens en twee meisjes, in hun richting komen. Aangeefster omschreef jongen 1 als een jongen van ongeveer 18 jaar oud met een donkere huidskleur, met een witte brace om één van zijn armen en met een zwart T-shirt. Jongen 2 omschreef zij als een jongen met een blanke huidskleur en blond haar, een grijs met zwart ‘ [naam 5] pak, een grijze pet en met een zwarte heuptas. Aangeefster zag dat jongen 1 in de richting liep van hun jassen die op de grond lagen. Haar telefoon lag op de jassen. Er ontstond onenigheid tussen de twee jongens enerzijds en [naam 3] en aangeefster anderzijds. Toen aangeefster en [naam 3] even later terugkwamen bij de jassen, lag de telefoon van aangeefster er niet meer. Aangeefster heeft verklaard niet te weten wie de telefoon heeft wegenomen, maar ze denkt jongen 1. Jongen 1 liep gelijk al in de richting van de jassen. Aangeefster heeft verklaard dat zij jongen 2 eigenlijk de hele tijd gezien heeft en hij niet in de buurt van de jassen waar de telefoon lag is geweest. [8]
[getuige 1] heeft verklaard dat [verdachte] de telefoon van de handdoeken heeft gepakt toen de meisjes met stenen achter hem, [getuige 1] , aan renden. [9]
[getuige 2] heeft verklaard dat [verdachte] de telefoon heeft gepakt toen die vrouw achter [getuige 1] aan ging met die stenen. [10]
[getuige 3] heeft verklaard dat zij die dag op het strandje was met [getuige 1] , [getuige 2] en nog een jongen; een meerderjarige jongen die [verdachte] heet, een getinte jongen met zwarte krullen met één hand in het gips. Zij heeft verklaard dat [getuige 1] wegrende en dat die ene meerderjarige jongen toen de telefoon heeft gepakt. Op de vraag of zij heeft gezien wie de telefoon pakt, verklaart zij: die meerderjarige jongen, die had hem in zijn zak. [11]
Verdachte heeft verklaard dat hij die dag met [getuige 1] , [getuige 2] en een vriendin van haar op het strandje bij Nijmegen was [12] , en dat hij een brace om zijn arm droeg. [13]
De rechtbank is van oordeel dat op grond van voornoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen kan worden dat het verdachte is die de telefoon heeft weggenomen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
ten aanzien van parketnummer 05/060285-21:
hij op
of omstreeks8 november 2020 te Duiven
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,
een mobiele telefoon (merk: [merk] )
, in elk geval enig goed,
dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde
(n),heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd
voorafgegaan,vergezeld en
/of
gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweldtegen [slachtoffer 1] , gepleegd met
het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden ofgemakkelijk te maken, en om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, door:
- zich naar de woning van die [slachtoffer 1]
heeft/hebbente begeven,
- in de hal van de woning aan die [slachtoffer 1]
heeft/hebbente vragen of zij het
licht aan wil doen,
-
(vervolgens
)(als die [slachtoffer 1] zich heeft omgedraaid) die [slachtoffer 1]
op/tegen haar rug te slaan en/of te stompen,
- die [slachtoffer 1] bij haar nek vast te pakken,
-
(vervolgens
)de telefoon uit de hand van die [slachtoffer 1] te pakken,
-
(vervolgens
)die [slachtoffer 1] weg te duwen;
ten aanzien van parketnummer 05/213636-21:
hij op
of omstreeks7 augustus 2021 te Nijmegen
een mobiele telefoon
, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan
[slachtoffer 2]
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van parketnummer 05/060285-21:
diefstal vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
ten aanzien van parketnummer 05/213636-21:
diefstal

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht het adolescentenstrafrecht toe te passen. Zij heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 152 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Zij heeft ook gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot het verrichten van de leerstraf ‘So-Cool Verlengd’ van 50 uur. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het adolescentenstrafrecht wordt toegepast. Hij heeft er verder op gewezen dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden aangemerkt. Voorts heeft de raadsman betoogd dat verdachte een poging tot mediation heeft gedaan en dat daarmee op grond van artikel 51h van het Wetboek van Strafrecht rekening moet worden gehouden.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat, mocht de rechtbank tot een ruimere bewezenverklaring komen dan hij heeft bepleit, hij zich kan vinden in de door de officier van justitie geformuleerde eis. De raadsman heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de eventuele dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Meer in het bijzonder overweegt de rechtbank dat verdachte zich door het medeplegen van een diefstal met geweld schuldig heeft gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. Het slachtoffer is door hem in haar eigen woning belaagd, bij uitstek de plek waar zij zich veilig zou moeten kunnen voelen. Ook weegt de rechtbank mee dat dergelijke feiten, zeker wanneer deze in een woning plaatsvinden, leiden tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Verdachte heeft alleen oog gehad voor zijn eigen financieel gewin. Zorgelijk daarbij is dat verdachte dit feit vooraf heeft gepland en voorbereid, wat een berekenende indruk maakt. De rechtbank rekent dit feit verdachte zwaar aan.
Later heeft verdachte zich opnieuw schuldig gemaakt aan diefstal van een mobiele telefoon. Hij heeft er daarmee blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van een ander. Diefstal is een misdrijf dat in het algemeen naast financiële schade ook hinder, overlast en ongemak voor de gedupeerde veroorzaakt. Dit laatste klemt temeer nu het gaat om een mobiele telefoon waarop veelal privé-gegevens staan.
De rechtbank heeft in het nadeel van verdachte rekening gehouden met de omstandigheid dat hij, zoals blijkt uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 24 september 2021, vóór de bewezenverklaarde feiten onherroepelijk is veroordeeld voor een soortgelijk feit, te weten bij vonnis van 8 oktober 2020. Hij is bij dit vonnis veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van twee weken en de beide bewezenverklaarde feiten zijn tijdens de proeftijd van twee jaren begaan. Niettemin heeft deze veroordeling hem er niet van weerhouden zich opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. Opmerking verdient ook dat de diefstal van een mobiele telefoon op 7 augustus 2021 is gepleegd terwijl verdachte onder voorwaarden was geschorst uit de voorlopige hechtenis in verband met de gepleegde diefstal met geweld. Dit maakt duidelijk dat sprake is van hardnekkig gedrag.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van de rapportage van de GZ-psycholoog [naam 6] van 3 juni 2021. Hieruit komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een stoornis in het gebruik van middelen, in remissie. Daarnaast is sprake van matig tot licht verstandelijk beperkt adaptief functioneren en hechtingsproblematiek. Hij mist een stabiele basis met interne structuur en heeft een weinig uitgerijpt gevoelsleven. Hij is blijvend afhankelijk van structuur en invulling door professionele begeleiders. Deze problematiek bestond evenzo ten tijde van het tenlastegelegde en was van dusdanige invloed dat het tenlastegelegde daaruit verklaard zou kunnen worden. Het advies van de psycholoog is om verdachte het tenlastegelegde verminderd toe te rekenen.
De verwachting is, aldus de psycholoog, dat verdachte kan profiteren van pedagogische beïnvloeding in een gestructureerd bejegeningsklimaat. Contra-indicaties voor adolescentenstrafrecht zijn er niet. Gelet daarop adviseert de psycholoog het adolescentenstrafrecht toe te passen. De psycholoog komt voorts tot de conclusie dat de verwachting is dat verdachte zonder ondersteuning de grip op zijn leven dreigt te verliezen en vlot in forse problemen of strafbaar gedrag kan belanden. Verdachte is blijvend afhankelijk van intensieve ondersteuning. De psycholoog concludeert dat het recidiverisico sterk samenhangt met de geboden professionele ondersteuning. Zonder professionele, nabije ondersteuning is het recidiverisico hoog.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsrapport van 4 juni 2021. Ook de reclassering adviseert het adolescentenstrafrecht toe te passen, gelet onder meer op verdachtes beperkte handelingsvaardigheden, zijn licht verstandelijke beperking en hechtingsproblematiek. De reclassering acht het recidiverisico eveneens hoog. Ter terechtzitting heeft mevrouw [naam 7] , werkzaam als jeugdzorgwerker bij William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, te kennen gegeven geen aanleiding te zien voor andersluidende conclusies dan in het rapport van 4 juni 2021 zijn weergegeven. Verdachte komt de gemaakte afspraken inmiddels goed na en hij functioneert binnen het strak georganiseerde kader goed.
Zowel de GZ-psycholoog als de reclassering hebben het belang van een intensief ondersteuningsaanbod door middel van bijzondere voorwaarden onderstreept ter verkleining van het recidiverisico.
De rechtbank sluit zich aan bij bovengenoemde conclusies en neemt deze over. Dat betekent dat de rechtbank zal uitgaan van verminderde toerekeningsvatbaarheid en het adolescentenstrafrecht zal toepassen.
De rechtbank stelt voorop dat zij in zaken als deze doorgaans een onvoorwaardelijke jeugddetentie van langere duur (langer dan het ondergane voorarrest) passend acht. Oplegging van een jeugddetentie die met zich brengt dat verdachte opnieuw vast komt te zitten, zou in dit geval echter het huidig ingezette en inmiddels positief verlopende traject van begeleiding en behandeling doorkruisen. De rechtbank zal daarom, overeenkomstig de eis van de officier van justitie, een deels voorwaardelijke jeugddetentie opleggen, waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het aantal dagen dat verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten. De rechtbank acht een jeugddetentie voor de duur van 152 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, en met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden die de reclassering heeft geadviseerd. De rechtbank zal daarnaast een taakstraf in de vorm van een leerstraf aan verdachte opleggen te weten de leerstraf ‘So-Cool Verlengd’. In de gedane poging tot mediation ziet de rechtbank geen aanleiding voor een andere strafoplegging, dit reeds vanwege het feit dat deze niet tot bemiddeling of een overeenkomst heeft geleid.
De rechtbank zal tot slot de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden bevelen. De aard van het bewezenverklaarde, het strafblad van verdachte en hetgeen uit de rapportages blijkt over het recidiverisico geven de rechtbank daartoe aanleiding. Op grond hiervan moet er naar het oordeel van de rechtbank ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht is daarmee naar het oordeel van de rechtbank voldaan.

8.De beoordeling van de civiele vordering van [slachtoffer 1]

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met het onder 05/060285-21 tenlastegelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 900,00 aan materiële schade en € 1.500,00 aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade in het geheel kan worden toegewezen en ten aanzien van de immateriële schade tot een bedrag van € 1.000,00, met toekenning van de wettelijke rente. Zij heeft oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd en verzocht te bepalen dat sprake is van hoofdelijkheid.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Hij heeft zich ten aanzien van het smartengeld primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, wegens de bepleite vrijspraak van het ten laste gelegde geweld. Subsidiair heeft hij bepleit dat – bij gebrek aan onderbouwing – het gevorderde bedrag te hoog is. De raadsman heeft de rechtbank verzocht van haar schattingsbevoegdheid gebruik te maken en de immateriële schade te bepalen op € 500,00.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Hij heeft de [merk] gestolen, gebruikt en doorverkocht. Voor de schade die de benadeelde partij daardoor heeft geleden is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De benadeelde partij heeft € 900,00 gevorderd voor de gestolen [merk] . Dit bedrag is niet onderbouwd met een bon. De rechtbank maakt gebruik van haar schattingsbevoegdheid en acht het gevorderde bedrag een reëel bedrag. Daarbij betrekt de rechtbank de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat de telefoon nog in de gesealde verpakking zat, dat deze nieuw € 1.100,00 à € 1.200,00 waard is en dat hij de telefoon na gebruik heeft verkocht voor
€ 600,00.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de gevorderde materiële schade in zijn geheel, dus tot een hoogte van € 900,00, kan worden toegewezen.
Smartengeld
Artikel 6:106 BW, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat een benadeelde aanspraak kan maken op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van niet-vermogensschade, indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of andere wijze in zijn persoon is aangetast.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter terechtzitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden. Zij heeft immers lichamelijk letsel in de vorm van rode plekken in haar nek en op haar rug opgelopen en pijn gehad. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Naar maatstaven van billijkheid zal de rechtbank in verband hiermee het smartengeld op een bedrag van € 200,00 vaststellen.
Voorts heeft de benadeelde partij, kort samengevat, gesteld dat zij psychische klachten heeft als gevolg van het bewezenverklaarde. Zij heeft verdriet en stress, omdat het voorval voor de ogen van haar kind is gebeurd. Ze heeft voorts angstklachten en paniekaanvallen met hyperventilatie en ademtekort tot gevolg. Dit alles tast de levenskwaliteit en levensvreugde aan.
De rechtbank acht het aannemelijk dat de benadeelde partij door het handelen van verdachte en zijn medeverdachte te kampen heeft (gehad) met gevoelens van stress en angst, voortkomend uit de bewezenverklaarde diefstal met geweld. Naar het oordeel van de rechtbank kan echter niet worden gezegd dat de benadeelde partij door het handelen van verdachte en diens medeverdachte in haar persoon is aangetast. Daarvoor is immers nodig dat sprake is van geestelijk letsel dan wel een zeer ernstige inbreuk op de integriteit van de persoon. Het ontstaan van een dergelijke schade is in het onderhavige geval weliswaar gesteld doch, hoewel vereist, niet met ter zake relevante bescheiden onderbouwd. Hierbij merkt de rechtbank nog op dat, zonder iets af te willen doen aan de impact die het strafbare feit op de benadeelde partij moeten hebben gehad, de aard en de ernst van de normschending in dit geval niet meebrengen dat ook zonder die onderbouwing een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De benadeelde partij kan daarom voor het overige in haar vordering niet worden ontvangen.
Het voorgaande betekent dat de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van
€ 900,00 aan materiële schade en een bedrag van € 200,00 aan smartengeld toewijsbaar is. Verdachte is vanaf 8 november 2020 wettelijke rente over de toegewezen bedragen verschuldigd.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn mededader ieder voor het hele schadebedrag hoofdelijk kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover de mededader de schade heeft vergoed.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05/275791-19)

De rechtbank heeft verdachte op 8 oktober 2020 veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van twee weken.
De officier van justitie vordert verlenging van de proeftijd met één jaar.
De raadsman heeft eveneens verlenging van de proeftijd bepleit.
De rechtbank ziet aanleiding de bij die eerdere veroordeling vastgestelde proeftijd met één jaar te verlengen.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 36f , 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een jeugddetentie voor de duur van 152 dagen;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze jeugddetentie, te weten
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
  • meewerkt aan het toezicht door de jeugdreclassering en zich meldt op afspraken met de jeugdreclassering zo vaak de jeugdreclassering dat nodig vindt;
  • zich ambulant laat behandelen door een nader te bepalen instelling voor LVB-ers of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de jeugdreclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
  • verblijft bij Admodum Zorg in Nijmegen of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de jeugdreclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • zich bevindt op de door de jeugdreclassering aangegeven verblijfsplaats (Admodum Zorg Nijmegen). Daarbij heeft hij een aaneengesloten blok van 12 respectievelijk
  • onderwijs volgt, volgens zijn rooster, en/of dagbesteding volgt, in overleg met de jeugdreclassering en indien de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
  • de jeugdreclassering en Admodum Zorg zicht laat hebben op zijn social mediagebruik, indien en zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
  • de jeugdreclassering en Admodum Zorg informeert over de contacten die hij legt en hoe deze contacten eruit zien, indien en zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, afdeling Jeugdreclassering, tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
 heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een taakstraf, te weten
een leerstraf van 50 uren, te weten de leerstraf
So-Cool Verlengd, met bevel dat als deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van
25 dagen;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]:
  • veroordeelt verdachte in verband met het onder 05/060285-21 bewezenverklaarde tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 900,00 aan materiële schade en € 200,00 aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 november 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot vergoeding van smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 900,00 aan materiële schade en € 200,00 aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 november 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kan 21 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betalingsverplichting aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de mededader (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
De beslissing op de vordering tenuitvoerlegging:
 verlengt de proeftijd als vermeld in het vonnis van de politierechter van 8 oktober 2020 (05/275791-19) met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.C. Boesberg (voorzitter), mr. K.A.M. van Hoof en
mr. L.M. Vogel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.L.M. van Schaik, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 november 2021.
mr. Van Hoof is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [naam 8] , van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 1] , gesloten op 9 mei 2021, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 128-130; het verbatim verhoor van medeverdachte [medeverdachte] d.d. 7 april 2021, p. 108-109, 112-115 en 119-120; en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 november 2021.
3.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 4 november 2021.
4.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 128-130.
5.Het verbatim verhoor van medeverdachte [medeverdachte] d.d. 7 april 2021, p. 108-109, 112-115 en 119-120.
6.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 4 november 2021.
7.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [naam 9] , van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 2] , gesloten op 12 augustus 2021, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
8.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 6-7.
9.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [getuige 1] , p.74.
10.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [getuige 2] , p. 114.
11.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [getuige 3] , p. 91
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 46.
13.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 4 november 2021.