ECLI:NL:RBGEL:2021:6292

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 november 2021
Publicatiedatum
26 november 2021
Zaaknummer
05.056513.21, 05.053061.21, 05.018339.21, 05.039504.21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en mishandeling met vuurwapen en vernieling in Didam

Op 26 november 2021 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot doodslag, mishandeling en vernieling. De zaak vond plaats in Zutphen en betrof incidenten die zich afspeelden in Didam, gemeente Montferland. De verdachte, geboren in 1990 in Sri Lanka, was op het moment van de feiten gedetineerd in de P.I. Veenhuizen. De rechtbank behandelde vier parketnummers, waarbij de meest ernstige beschuldiging betrekking had op het schieten op zijn ex-vriendin, aangeduid als [slachtoffer 1]. Op 26 februari 2021 had de verdachte met een vuurwapen op [slachtoffer 1] geschoten, wat leidde tot ernstige verwondingen aan haar been. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van voorbedachte raad, maar dat de verdachte wel bewust de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 1] had aanvaard. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag, maar achtte de subsidiaire tenlastelegging van poging tot doodslag bewezen. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan mishandeling van [slachtoffer 1] en vernieling van haar woning door een ruit in te gooien. De rechtbank legde een gevangenisstraf van twee jaar op, alsook de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging, gezien de ernst van de feiten en het recidivegevaar van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen het opleggen van deze maatregel eiste, gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsdelicten en zijn problematische gedrag.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05.056513.21, 05.053061.21, 05.018339.21, 05.039504.21
Datum uitspraak : 26 november 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1990 in [geboorteplaats] (Sri Lanka),
op dit moment gedetineerd in de P.I. Veenhuizen, locatie Esserheem in Veenhuizen.
Raadslieden: mr. W.R. Jonk en mr. N.M. Delsing, advocaten in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 05.056513.21, ten laste gelegd dat:
Parketnummer 05.056513.21
1.
hij op of omstreeks 26 februari 2021 te Didam, gemeente Montferland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade
van het leven te beroven, immers heeft hij -verdachte-, na kalm beraad,
met een vuurwapen op die [slachtoffer 1] geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 februari 2021 te Didam, gemeente Montferland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
immers heeft hij -verdachte- met een vuurwapen op die [slachtoffer 1]
geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 februari 2021 te Didam, gemeente Montferland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
immers heeft hij -verdachte- met een vuurwapen op die [slachtoffer 1]
geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 26 februari 2021 te Didam, gemeente Montferland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft hij -verdachte- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) een (deel van een) straat/stoep steen/tegel tegen/door de ruit van een woning gegooid/geworpen, terwijl die [slachtoffer 1] direct achter voornoemde ruit op een bank zat (met haar rug naar de ingegooide ruit toe),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 februari 2021 te Didam, gemeente Montferland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
immers heeft hij -verdachte- meermalen, althans eenmaal, (met kracht)
een (deel van een) straat/stoep steen/tegel tegen/door de ruit van een
woning gegooid/geworpen, terwijl die [slachtoffer 1] direct achter
voornoemde ruit op een bank zat (met haar rug naar de ingegooide ruit
toe), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 februari 2021 te Didam, gemeente Montferland
opzettelijk en wederrechtelijk de ruit van een woning (gelegen aan de [adres 1] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 1] en/of een derde, toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt;
3.
hij op of omstreeks 26 februari 2021 te Didam, gemeente Montferland
opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens
artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 26 februari 2021 gegeven door de officier van justitie te Oost-Nederland, immers heeft verdachte opzettelijk meermalen, althans eenmaal, al dan niet door
middel van de telefoon en/of Whatsappberichten contact opgenomen met [slachtoffer 1] en/of heeft verdachte zich, door middel van het gooien van een steen door de ruit van de woning (gelegen aan de [adres 1] ), alwaar die [slachtoffer 1] zich op dat moment bevond,
toegang tot voornoemde woning verschaft en/of is verdachte aldus in contact getreden met die [slachtoffer 1] ;
Parketnummer 05.053061.21
hij op één of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 22 februari 2021 tot en met 23 februari 2021 te Didam, gemeente Montferland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
immers heeft hij, verdachte, één of meerdere malen die [slachtoffer 1]
in/tegen/op het gezicht, althans tegen het hoofd, geslagen en/of gestompt en/of
(met een geschoeide voet) in het gezicht, althans tegen het hoofd, geschopt en/of
met zijn elleboog tegen het hoofd en/of het lichaam gestoten en/of geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 22 februari 2021 tot en met 23 februari 2021 te Didam, gemeente Montferland
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door in/tegen/op het gezicht, althans tegen het hoofd, te slaan en/of te stompen en/of (met een geschoeide voet) in het gezicht, althans tegen het hoofd, te schoppen en/of met zijn elleboog tegen het hoofd en/of het lichaam te stoten en/of te slaan.
Parketnummer 05.018339.21
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 april 2020 tot en met 11 april 2020 te Arnhem, met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening in/uit een voertuig
(bedrijfsvoertuig) heeft weggenomen een (zeer grote) hoeveelheid gereedschap (waaronder een elektrische reciprozaag en/of een slijptol en/of een klopboorhamer), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen (gereedschap) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Parketnummer 05.039504.21
1.
hij in of omstreeks de nacht van 9 op 10 februari 2021 te Didam, gemeente Montferland, uit een bestelbus [merk] ( [kenteken] ),
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen,
een hoeveelheid gereedschap en/of telefoonaccessoires en/of een portemonnee met een
geldbedrag en/of een aantal speakers en/of kabels en/of tassen en/of kratten, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, namelijk door gebruik te maken van een lockpit en/of een decoder en/of noodsleutels (sleutelkopieerder);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 10 februari 2021 t/m 6 april 2021 te Didam, gemeente
Montferland, een hoeveelheid gereedschap en/of telefoonaccessoires en/of een portemonnee met een geldbedrag en/of een aantal speakers en/of kabels en/of tassen en/of kratten, althans een aantal goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij in of omstreeks de nacht van 8 op 9 februari 2021 te Didam, gemeente Montferland, uit een woning gelegen aan de [adres 2] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijk toeeigening heeft weggenomen, een hoeveelheid gereedschap en/of een aantal radio's en/of een aantal golftassen en/of golfclubs,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , in elk geval een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 9 februari 2021 t/m 6 april 2021 te Didam,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een hoeveelheid gereedschap en/of een aantal radio's en/of een aantal golftassen en/of golfclubs,
in elk geval enig goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij en/of diens mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van parketnummer 05.056513.21 [1]
Feit 1:
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 26 februari 2021 is [slachtoffer 1] in Didam in haar woning geraakt door een kogel uit een vuurwapen dat verdachte op dat moment in zijn hand had. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag, door opzettelijk met het vuurwapen op [slachtoffer 1] te schieten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat verdachte geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, op de dood van [slachtoffer 1] heeft gehad.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [slachtoffer 1] (hierna: aangeefster) heeft het volgende verklaard.
Op 26 februari 2021 kwam verdachte’s avonds naar haar woning. Aangeefster heeft de politie gebeld maar de politie kon verdachte toen niet vinden. Daarna kwam verdachte weer naar haar woning. Hij gooide toen twee stenen door de voorruit van de woonkamer. Hij maakte daarna de ruit verder kapot om vervolgens naar binnen te klimmen. Toen verdachte de ex van aangeefster, [getuige 1] , zag draaide verdachte door. Hij gaf aan dat [slachtoffer 1] en [getuige 1] op de bank moesten gaan zitten en hun telefoons af moesten geven. Ineens had verdachte een wapen in zijn handen. Hij riep dat zij seks had gehad met haar ex en hij riep “denken jullie niet dat ik een gangster ben” of “denken jullie dat ik een kneusje ben”. Vervolgens richtte verdachte het wapen op [slachtoffer 1] en schoot haar in haar linkerbeen, net onder de knie. Hij stond op anderhalf dan wel twee meter van haar vandaan. Toen de politie kwam vluchtte verdachte de achterdeur uit. [3]
Getuige [getuige 1] heeft het volgende verklaard. Hij hoorde dat verdachte hard aan het schreeuwen was en aangeefster uitschold voor kankerhoer, en wat zij wel niet dacht. Verdachte richtte vervolgens zijn handwapen in de richting van [getuige 1] . [getuige 1] moest naast [slachtoffer 1] op de bank gaan zitten. Verdachte zwaaide zenuwachtig met zijn handwapen heen en weer. Verdachte stond op twee a twee en halve meter. Hij zag dat verdachte zijn handwapen op aangeefster richtte. Verdachte stond twee tot tweeëneenhalve meter van haar af. Vervolgens hoorde [getuige 1] een harde knal. Daarna hoorde hij aangeefster schreeuwen. Toen de politie kwam vluchtte verdachte weg. [4]
Getuige [getuige 2] (de moeder van aangeefster) heeft het volgende verklaard. Zij was op 26 februari 2021 in de woning van aangeefster. Aangeefster zat op de bank en [getuige 1] moest op de bank gaan zitten van verdachte. Zij zag dat verdachte ging staan en boos werd. Ineens hoorde zij een harde knal. Zij zag dat verdachte iets in zijn hand had en daarmee zwaaide. Hij tilde zijn arm en hand iets op en richtte in de richting van aangeefster. Meteen hoorde ze [slachtoffer 1] roepen dat verdachte haar door het been had geschoten. Verdachte was de hele tijd dat hij in de woning was heel opgefokt geweest. [5]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft na het incident met buurtbewoners gesproken die uit angst voor represailles geen verklaring wilden afleggen. Eén van de bewoners vertelde dat zij een keiharde knal en een schreeuw had gehoord, waarbij de woorden “ik schiet je door je kankerkop” werden gehoord. [6]
Verdachte heeft verklaard dat hij, toen hij bij de woning was zijn weekvoorraad aan medicatie (diazepam, oxazepam en quetiapine) heeft ingenomen, waardoor zijn drempel naar beneden ging en zijn emoties omhoog en hij was boos [7]
De rechtbank overweegt over het opzet als volgt.
Door in een dergelijk geagiteerde toestand, doorgedraaid van woede en door gebruik van medicijnen ongeremd, van korte afstand met een vuurwapen in de richting van aangeefster te schieten, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans dat hij haar dood zou schieten bewust aanvaard. Verdachte stond terwijl aangeefster op de bank zat en het is vanuit die positie en gegeven zijn gemoedstoestand slechts toeval geweest dat hij haar in de knie heeft geraakt.
Dat [slachtoffer 1] had kunnen komen te overlijden volgt ook uit de letselinterpretatie door forensisch arts dr. [naam 1] (met collegial review door forensisch arts [naam 2] ). Diens conclusie luidt dat, hoewel het ontstane letsel niet potentieel dodelijk was omdat er geen vitale structuren zijn geraakt, de gevaarsetting wel potentieel dodelijk is geweest, omdat door een schotverwonding in het algemeen vitale structuren (bloedvaten en/of zenuwen) kunnen worden geraakt die een (potentieel) dodelijke bloeding kunnen veroorzaken. [8]
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet is gebleken dat sprake was van voorbedachte raad bij verdachte. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag bewezen.
Feit 2 primair en subsidiair:
De rechtbank acht het primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen. Uit de verklaringen van aangeefster, verdachte en de getuigen is onvoldoende duidelijk geworden waar aangeefster zich bevond toen verdachte de steen door de ruit gooide, en of het rolgordijn op dat moment naar beneden was, hetgeen mogelijk een remmende werking heeft gehad op de steen. De rechtbank kan niet vaststellen of er door het gooien van die steen een aanmerkelijke kans bestond dat aangeefster hierdoor kon overlijden of gewond raken. Verdachte zal van die feiten worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder
2 meer subsidiair (vernieling) en 3 (handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, inhoudende een locatie- en contactverbod met aangeefster)ten laste gelegde is er sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 109-111;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 november 2021.
Ten aanzien van parketnummer 05.053061.21
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van aangeefster [slachtoffer 1] door haar te slaan..
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken. Daartoe is kort gezegd aangevoerd dat uit het dossier niet kan worden vastgesteld wat de oorzaak is van het letsel van [slachtoffer 1] , terwijl haar verklaringen wisselend zijn.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster heeft het volgende verklaard. Op 23 februari 2021 was zij met verdachte in haar woning in Didam. Op een gegeven moment kregen ze ruzie over basecoke, omdat verdachte wilde dat aangeefster die zou betalen. Tijdens de ruzie maakte verdachte slaande bewegingen met zijn ellebogen. Uiteindelijk wist zij de woning te verlaten en twee politieagenten aan te spreken. [9]
In een telefoongesprek met een verbalisant, nog voor de aangifte, heeft aangeefster verklaard dat er rond 21 uur ruzie was en dat het rond 23 uur weer goed leek. Toen hebben ze seks gehad en heeft verdachte bascoke gerookt en werd hij erg leip. Ze dacht dat verdachte haar met zijn elleboog in het gezicht had geslagen en met zijn vuist op haar mond had geslagen. [10]
Aangeefster heeft verklaard dat zij door GHB-gebruik zich niet alles kan herinneren en dat verdachte ook GHB had gebruikt.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft het volgende verklaard.
Hij kwam naar aanleiding van een melding dat er een conflict was in de woning van aangeefster, vlakbij die woning aangeefster tegen. Zij huilde en de verbalisant zag bij aangeefster de volgende verwondingen.
- Een bult en bloed op haar voorhoofd;
- blauwe verkleuring en een zwelling onder haar rechter oog;
- wondjes aan de linker zijde van haar neus;
- krassen op haar linker wang;
- krassen en zwellingen rond haar lip;
- bloeding in haar linker oor;
- krassen in haar hals;
- bloeding aan haar rechter knie.
Verbalisant hoorde dat aangeefster zei dat zij was mishandeld door haar vriend [verdachte] . Ze vertelde dat verdachte haar uit het niets twee keer met zijn schouder had gebeukt. Nadat de ruzie nog enige tijd door was gegaan, waarbij verdachte helemaal was doorgedraaid, vluchtte zij de woning uit. Daarbij kwam ze ten val waardoor ze verwondingen had aan knieën en handen. [11]
Verdachte heeft erkend dat hij die avond ruzie had met aangeefster. [12]
De letsels die aangeefster had op 23 februari 2021 zijn ook opgenomen in de eerdergenoemde letselrapportage van forensisch arts dr. [naam 1] . De waargenomen letsels betroffen, voor zover hier van betekenis:
1) Bloeduitstorting rondom het rechter oog
2) Bloeduitstorting rondom het linker oog
3) Bloeduitstorting rechter pols
4) Bloeduitstorting rechterboven arm
5) Bloeduitstorting linkerboven arm met hierin patroonletsel passend bij knijpen met de
rechterhand
6) Bloeduitstorting linkerflank
7) Schaafletsel rechter knie
9) Huidbeschadiging met korstvorming in de linkeroorschelp
De arts concludeert dat de letsels 1, 2 3, 4 en 6 passend zijn bij stomp inwerkend geweld.
De conclusie van de arts, de wijze waarop verbalisant [verbalisant 2] aangeefster kort na het incident aantrof, de verwondingen die hij ter plekke constateerde en de foto’s die de politie van die verwondingen heeft gemaakt [13] , bevestigen de verklaring van aangeefster dat verdachte haar heeft mishandeld door haar te slaan.
Verdachte heeft verklaard dat
alleverwondingen zijn ontstaan doordat aangeefster twee keer (eerst binnen, later buiten) zou zijn gevallen. Die verklaring vindt nergens steun, is niet geloofwaardig en wordt ook nog eens weerlegd door de verklaring van aangeefster dat ze door haar val buiten verwondingen had aan haar knieën en handen. Bijvoorbeeld de letsels aan de ogen (1 en 2) passen ook niet bij die val.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte aangeefster heeft geslagen en/of gestompt.
Uit de aard van de gedragingen van verdachte kan niet worden geconcludeerd dat daarbij een aanmerkelijke kans is ontstaan op zwaar lichamelijk letsel. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Het subsidiair ten laste gelegde acht de rechtbank bewezen.
Ten aanzien van parketnummer 05.018339.21 [14]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 4-5;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 november 2021.
Ten aanzien van parketnummer 05.039504.21 [15]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 215-216 (feit 1);
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , p. 324-326 (feit 2);
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 november 2021 (feit 1 en 2).

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is bewezen dat verdachte de onder parketnummer 05.056513.21 feit 1 subsidiair, feit 2 meer subsidiair en feit 3, parketnummer 05.053061.21 subsidiair tenlastegelegde, parketnummer 05.018339.21 en parketnummer 05.039504.21 feit 1 primair en feit 2 primair heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 05.056513.21
1.
hij op
of omstreeks26 februari 2021 te Didam, gemeente Montferland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
immers heeft hij -verdachte- met een vuurwapen op die [slachtoffer 1]
geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks26 februari 2021 te Didam, gemeente Montferland
opzettelijk en wederrechtelijk
de ruit van een woning (gelegen aan de [adres 1] ),
in elk geval
enig goed,die
geheel of ten deleaan een ander, te weten
aan M.
[slachtoffer 1] en/ofeen derde, toebehoorde,
heeft vernield,
beschadigd, onbruikbaar gemaakt;
3.
hij op
of omstreeks26 februari 2021 te Didam, gemeente Montferland
opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens
artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van
strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 26 februari 2021
gegeven door de officier van justitie te Oost-Nederland, immers heeft
verdachte opzettelijk meermalen,
althans eenmaal,al dan niet door
middel van de telefoon en/of Whatsappberichten contact opgenomen
met [slachtoffer 1] en/
ofheeft verdachte zich, door middel van het
gooien van een steen door de ruit van de woning (gelegen aan de
[adres 1] ), alwaar die [slachtoffer 1] zich op dat moment bevond,
toegang tot voornoemde woning verschaft en
/ofis verdachte aldus in
contact getreden met die [slachtoffer 1] ;
Parketnummer 05.053061.21
hij op één of meerdere momenten in
of omstreeksde periode van 22 februari 2021 tot en met 23 februari 2021 te Didam, gemeente Montferland
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door in/tegen/op het gezicht, althans tegen het hoofd, te slaan en/of te stompen
en/of
(met een geschoeide voet) in het gezicht, althans tegen het hoofd, te schoppen en/of
met zijn elleboog tegen het hoofd en/of het lichaam te stoten en/of te slaan;
Parketnummer 05.018339.21
hij
op een of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 10 april 2020 tot en met 11 april 2020 te Arnhem, met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening
in/uit een voertuig
(bedrijfsvoertuig) heeft weggenomen een (zeer grote) hoeveelheid gereedschap (waaronder een elektrische reciprozaag en/of een slijptol en/of een klopboorhamer),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan
[slachtoffer 2] , in elk geval aaneen ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/ofdie/dat weg te nemen goederen (gereedschap) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
, verbreking en/of inklimming;
Parketnummer 05.039504.21
1.
hij in
of omstreeksde nacht van 9 op 10 februari 2021 te Didam, gemeente Montferland, uit een bestelbus [merk] ( [kenteken] ),
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen,
een hoeveelheid gereedschap en
/oftelefoonaccessoires en
/ofeen portemonnee met een
geldbedrag en
/ofeen aantal speakers en
/ofkabels en
/oftassen en
/ofkratten,
geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 3] , terwijl verdachte en/of zijn mededader
(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/ofdie weg te nemen
goed/goederen onder
zijn/haar/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, namelijk door gebruik te maken van een lockpit en/of een decoder en/of noodsleutels (sleutelkopieerder);
2
hij in
of omstreeksde nacht van 8 op 9 februari 2021 te Didam, gemeente Montferland, uit een woning gelegen aan de [adres 2] ,
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijk toeëigening heeft weggenomen,
een hoeveelheid gereedschap en
/ofeen aantal radio's en
/ofeen aantal golftassen en
/ofgolfclubs,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]
, in elk geval een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 05.056513.21
feit 1 subsidiair:
poging tot doodslag
feit 2 meer subsidiair:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering.
Parketnummer 05.053061.21
mishandeling
Parketnummer 05.018339.21
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
Parketnummer 05.039504.21
feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels
feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar en zes maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie geëist de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS), met dwangverpleging, op te leggen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om, mocht de rechtbank een maatregel TBS overwegen, de zaak aan te houden teneinde de reclassering een maatregelrapportage op te laten maken met het oog op een TBS met voorwaarden. Subsidiair bepleit de verdediging oplegging van een lagere gevangenisstraf dan de officier van justitie heeft geëist.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich op 23 februari 2021 schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn (ex) vriendin. Verdachte was toen onder invloed van drugs en is toen in verzekering gesteld.
Nadat verdachte op 26 februari 2021 ’s middags in vrijheid was gesteld en hem op het politieburo nog en contact- en locatieverbod met betrekking tot zijn ex vriendin was uitgereikt, is hij opnieuw naar haar woning gegaan. Daar is hij volledig door het lint gegaan. Om in haar woning te komen vernielde hij een ruit van die woning en is hij door de kapotte ruit naar binnengestapt.
Verdachte heeft binnen vervolgens schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op zijn ex-vriendin door met een vuurwapen op haar te schieten.
Daarnaast heeft verdachte ook nog meerdere gekwalificeerde diefstallen gepleegd.
Dit zijn ernstige feiten. Met name de feiten gepleegd tegen zijn (ex)vriendin zijn schokkend. Verdachte heeft op zeer ernstige wijze inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit en haar fundamentele recht op veiligheid. Het schieten en de mishandeling vonden plaats in de woning van het slachtoffer, een plek waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten voelen. Ook is het zeer zorgelijk dat uit het dossier blijkt dat hij na zijn arrestatie diverse keren geprobeerd heeft om aangeefster te beïnvloeden en te manipuleren. Uit opgenomen telefoongesprekken volgt onder meer dat hij drie dagen voor haar nader verhoor bij de politie (april 2021) op haar inpraat en haar vertelt wat ze moet verklaren om te doen lijken dat het allemaal per ongeluk ging en dat hij in augustus 2021 haar zegt dat ze alles moet intrekken bij de rechter-commissaris.
Verdachte is al vele malen veroordeeld ter zake van gewelds- en vermogensdelicten. Al die veroordelingen hebben verdachte er niet van weerhouden op dezelfde voet door te gaan.
Er is een PBC-rapport over verdachte opgemaakt door I.W.J. ten Post, GZ-psycholoog en M. Fluit, psychiater op 21 september 2021. In het rapport is beschreven dat tijdens het begaan van de feiten bij verdachte een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, in de zin van een ernstige stoornis in cannabisgebruik, een ernstige stoornis in cocaïnegebruik en een ernstige stoornis in het gebruik van een hypnoticum (GHB) en een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens, te omschrijven als een antisociale persoonlijkheidsstoornis met borderlinetrekken.
De rechtbank neemt deze conclusies over.
Uit het PBC-rapport en de Justitiële Documentatie van verdachte blijkt dat hij eerder in 2010 in het PBC opgenomen is geweest in verband met wederrechtelijke vrijheidsberoving (naakt aan een boom vastbinden), (poging) onttrekking aan het gezag van zijn toenmalige vriendin (van wie hij dacht dat zij vreemdging) en beïnvloeden van getuigen. Hij is daarvoor uiteindelijk veroordeeld tot 9 maanden gevangenisstraf. Nadien volgen verschillende veroordelingen en detenties elkaar op. In 2013 was bijvoorbeeld sprake van een veroordeling voor mensenhandel met betrekking tot een prostituee die hij heeft meegenomen uit Tsjechië. In het kader van re-integratie is hij destijds voor behandeling in FPK Assen geplaatst maar die behandeling is vroegtijdig beëindigd in verband met voortdurend incidenten. Tijdens het ISD traject in 2017/2018 is hij in de extramurale fase ingetrokken bij zijn toenmalige nieuwe vriendin (niet zijnde aangeefster in onderhavige zaak). Hij is toen teruggeplaatst in verband met harddrugs gebruikt. Verdachte vertoonde agressief gedrag naar (de omgeving van) die vriendin en overtrad destijds het contactverbod.
In 2019 is verdachte reclasseringstoezicht opgelegd en is hij beschermd gaan wonen. Ook toen bleef hij drugs gebruiken en liet hij de toenmalige vriendin niet met rust. Verdachte heeft bij de opname in het PBC psychiatrisch onderzoek geweigerd en niet meegewerkt aan psychologische testen. Kortom: al ruim tien jaar lang zijn drugsgebruik, geweld tegen vrouwen, vermogensfeiten en opvolgende detenties en mislukte trajecten de rode draad in verdachtes leven.
De reclassering heeft op 27 september 2021 over verdachte gerapporteerd. Zij schrijft het volgende:
“Inzake geweld, al dan niet richting een partner, ziet de reclassering een duidelijk delictpatroon. Al vanaf jeugdige leeftijd komt betrokkene veelvuldig in aanraking met justitie wegens geweldsdelicten en een scala aan andere delicten. Justitiële interventies, zoals reclasseringstoezichten en een ISD maatregel, hebben niet bijgedragen aan recidivebeperking, omdat betrokkene voorwaarden overtrad en/of recidiveerde. Begeleide en/ of beschermde woontrajecten liepen steeds uit op ontslag, omdat betrokkene niet kwam opdagen of de huisregels overtrad, waarover betrokkene zelf zegt dat dit niet altijd zo was, althans het lag aan omstandigheden en aan anderen. (…)
Risicofactoren ziet de reclassering in de instabiliteit op alle leefgebieden. Betrokkene is verslaafd, onderhoudt instabiele risicovolle liefdesrelaties, heeft geen huisvesting en geen werk. Hij heeft schulden en er zijn geen beschermende factoren aanwezig. Daarnaast is sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, waardoor betrokkene regels en wetten overtreedt zonder zich te bekommeren om de benadeelden. Alle risicofactoren werken in negatieve zin op elkaar in.
De reclassering is uitgeput voor wat betreft risicomanagement. Steeds blijkt dat betrokkene
onvoldoende open is geweest en er daarom onvoldoende risicosignalen bij de reclassering kwamen waardoor tijdig ingrijpen (om recidive te voorkomen) niet aan de orde kon zijn. Betrokkene heeft tot op heden op momenten bewust gekozen voor criminaliteit, zoals dealen en dergelijke. Daarnaast belandt hij in situaties met vrouwen waarbij hij zich snel gekrenkt voelt, met name onder invloed van drugs, met geweld als gevolg. (…)
Wij menen dat de kans op gewelddadige- en algemene recidive hoog is, gelet op het delict verleden (al dan niet gericht jegens partners), de gediagnosticeerde stoornis in het gebruik van cannabis, cocaïne en GHB en de antisociale persoonlijkheidsstoornis, het op makkelijke wijze contact leggen met vrouwen en de instabiliteit op alle overige levensgebieden. Betrokkene heeft geen ziektebesef, noch inzicht en verschuift zijn
verantwoordelijkheden naar anderen of de omstandigheden. Hij profiteerde niet van
reclasseringstoezichten, behandeling en hulpverlening. Hij ontkent de ernst van feiten uit het
verleden. Hij zegt geen behandeling nodig te hebben, maar enkel hulp voor huisvesting, die in het verleden wel geboden werd, maar hij het zelf liet afweten. Gelet op het negatieve verloop van eerdere toezichten waarbij ook stelselmatig sprake was van recidive of verdenkingen ervan, ziet de reclassering geen mogelijkheden meer voor interventies. De reclassering ziet geen enkel aanknopingspunt meer voor gedragsverandering en het verkleinen van de kans op recidive met een reclasseringstoezicht, ook niet in het kader van ISD of tbs met voorwaarden. Risicomanagement vanuit de reclassering is onvoldoende gebleken om de risico's in te perken; betrokkene overtrad telkens de voorwaarden en geboden, en was niet te monitoren. De kans op onttrekken aan (behandel)voorwaarden schatten we om voornoemde redenen eveneens in op zeer hoog.”
De reclassering merkt op dat op voorhand geen aanknopingspunten worden gezien voor een eventuele maatregelrapportage. De kans op overtreden van voorwaarden, zoals tijdens alle andere voorwaardelijke gevangenisstraffen, acht de reclassering dermate groot dat het de verwachting is dat het tot een omzetting naar tbs dwangverpleging zal leiden. Daarnaast acht de reclassering toezicht op verdachte onverantwoord, omdat eerder is gebleken dat verdachte ondanks risicomanagement (ernstig) recidiveerde tijdens proeftijden en ongrijpbaar leek.
Gelet op de omstandigheid dat vele eerdere trajecten al zijn mislukt, het gebrek aan ziektebesef bij verdachte, de stelselmatige recidive, zoals ook blijkt uit de justitiële documentatie, en het ontbreken van enige intrinsieke motivatie bij verdachte (waarvan ook niet ter terechtzitting en in het PBC is gebleken) acht de rechtbank, evenals de reclassering, de kans van slagen van een TBS met voorwaarden niet reëel.
De rechtbank zal dan ook het aanhoudingsverzoek van de verdediging voor het maken van een maatregelrapportage afwijzen.
De rechtbank stelt verder vast dat het onder 05.056513.21 feit 1 bewezenverklaarde feit een misdrijf is als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, onder 2, van het Wetboek van Strafrecht waarvoor terbeschikkingstelling mogelijk is. De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging eist. Hierbij heeft de rechtbank de ernst van dit feit en de veelvuldigheid van eerdere veroordelingen voor misdrijven in aanmerking genomen. De rechtbank acht deze maatregel noodzakelijk en de enige mogelijkheid om de voortdurende stroom van (gewelds)delicten te stoppen. De reeks eerdere inspanningen om door middel van begeleiding en behandeling het gedrag van verdachte te beïnvloeden en zodoende de kans op herhaling te verkleinen hebben niet het beoogde effect gehad. Verdachte geeft geen blijk van inzicht in zijn ziektebeeld en komt desgevraagd niet verder dan dat hij hulp nodig heeft met inkomen en huisvesting om nieuwe strafbare feiten te voorkomen.
Het onder 05.056513.21 feit 1 bewezenverklaarde feit is een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Op grond van artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht is de maatregel dan ook niet in duur gemaximeerd.
Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Omdat de rechtbank vindt dat met de behandeling relatief snel moet worden aangevangen, zal zij die gevangenisstraf beperken tot twee jaar.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

[slachtoffer 1]
De benadeelde partij
[slachtoffer 1]heeft in verband met parketnummers 05.056513.21 en 05.053061.21 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert
€ 617,88 aan materiële schade en € 15.000,- aan immateriële schade, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en een contactverbod verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het materiële gedeelte van de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen tot een bedrag van € 222,75, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het overige deel staat niet in direct verband met het ten laste gelegde zodat dat gedeelte moet worden afgewezen.
Ten aanzien van de immateriële schade refereert de officier van justitie zich aan het oordeel van de rechtbank.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat van het materiële gedeelte € 222,75 kan worden toegewezen. Ten aanzien van het immateriële gedeelte stelt de verdediging zich op het standpunt dat minder moet worden toegewezen dan gevorderd, nu een deel van de immateriële schade ziet op angst, waarvan volgens de verdediging niets blijkt.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Ten aanzien van de materiële schade acht de rechtbank de herstelkosten van de ruit, te weten € 222,75 toewijsbaar. De overige kosten uitzoeken vormt een onevenredige belasting van de strafzaak. De benadeelde partij zal voor dat gedeelte niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Ten aanzien van de immateriële schade:
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. De benadeelde heeft immers lichamelijk letsel opgelopen. De kogel in haar been kan niet operatief worden verwijderd zonder nog meer schade aan te richten. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. De rechtbank acht naar maatstaven van billijkheid een bedrag van € 6.000,- passend met betrekking tot parketnummer 05.056513.21 en een bedrag van € 500,- met betrekking tot parketnummer 05.053061.21.
Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Verdachte is vanaf 26 februari 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Gelet op de opgelegde sancties ziet de rechtbank op dit moment geen aanleiding voor het verzochte contactverbod.
[benadeelde] en [slachtoffer 2]
De benadeelde partijen
[benadeelde] en [slachtoffer 2]hebben in verband met parketnummer 05.018339.21 een vordering tot schadevergoeding ingediend. [benadeelde] vordert € 1.850,- aan materiële schade en [slachtoffer 2] vordert € 475,- aan materiële schade, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 2] dient te worden afgewezen omdat de vordering niet is onderbouwd.
De verdediging heeft geen opmerkingen over de vordering van [benadeelde] .
Overweging van de rechtbank
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partijen als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade hebben geleden. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De hoogte van de schade van [benadeelde] is voldoende met stukken onderbouwd en zal worden toegewezen.
Ten aanzien van de hoogte van de schade van [slachtoffer 2] maakt de rechtbank gebruik van haar schattingsbevoegdheid. De vordering komt de rechtbank redelijk voor en zal daarom worden toegewezen.
Verdachte is vanaf 10 april 2020 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
[slachtoffer 3]
De benadeelde partij
[slachtoffer 3]heeft in verband met parketnummer 05.039504.21 feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. [slachtoffer 3] vordert € 7.235,84,- aan materiële schade vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen tot een bedrag van €2.997,84, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie acht de schade door beschadigde goederen onvoldoende onderbouwd.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering nu deze te complex is om te behandelen bij de strafzaak.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Ten aanzien van de posten 1 tot en met 24: uit het dossier volgt dat een deel van de gestolen goederen is teruggevonden, maar onduidelijk is wat er is teruggegeven aan de benadeelde partij en wat niet. Nu nadere inspanningen om dat uit te laten zoeken een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij kan ter verhaal van overgebleven schade zich wenden tot de civiele (kanton)rechter. Ten aanzien van kosten voor het opruimen van de bus maakt de rechtbank gebruik van haar schattingsbevoegdheid. De rechtbank schat de tijd die daarvoor nodig is geweest op 32 uur, zodat voor die post 32 x € 6,81 = € 217,92 wordt toegewezen.
Ten aanzien van de post onherstelbaar beschadigde goederen: de rechtbank acht die post onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij zal ten aanzien van die post niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Verdachte is vanaf 9 februari 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f Sr ten aanzien van alle vorderingen de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 36f, 37a, 37b, 45, 57, 184a, 287, 300, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 wijst het verzoek tot aanhouding van de zaak af;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 jaar;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast dat verdachte
ter beschikkingwordt
gestelden beveelt dat de ter beschikking gestelde
van overheidswege zal worden verpleegd.
  • veroordeelt verdachte in verband met de feiten onder parketnummer 05.056513.21 feit 1 en 05.053061.21 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade/smartengeld;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 6.722,75 aan materiële schade/smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 februari 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 66 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder parketnummer 05.018339.21 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde] , een bedrag te betalen van € 1.850,- aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 april 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 28 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder parketnummer 05.018339.21 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 2] , een bedrag te betalen van € 475,- aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 april 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 9 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder parketnummer 05.039504.21 feit 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 3] , een bedrag te betalen van € 217,92 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 februari 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 4 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Heft op het geschorste bevel tot inbewaringstelling inzake parketnummer 05.053061-21
(voor mishandeling op 22/23 februari 2021).
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J.C. Cremers (voorzitter), mr. W. Bruins en mr. M. Wegter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A. Clevers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 november 2021.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de Eenheid Oost-Nederland, Districtsrecherche Noord- en Oost-Gelderland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2021105061114 (onderzoek [naam 4] ) gesloten op 3 augustus 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 107-110; verklaring verdachte ter terechtzitting van 5 november 2021.
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 107-110; proces-verbaal van verhoor aangever, p. 117, het nader verhoor en haar verklaring bij de rechter-commissaris.
4.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , p. 127-128 en zijn verklaring bij de rechter-commissaris.
5.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , p. 130-131 en haar verklaring bij de rechter-commissaris.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 122.
7.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 40 en 54, het proces-verbaal van verhoor van verdachte bij de rechter-commissaris van 7 april 2021 in verband met vordering officier van justitie ex artikel 196 Sv en zijn verklaring ter terechtzitting.
8.Letselinterpretatie d.d. 4 augustus 2021 (nagekomen)
9.Proces-verbaal van aangifte, p. 28-29.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 26.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 7.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 56.
13.Fotoblad, p. 10-13; fotobijlage, p. 32-39
14.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 4] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden opgemaakte proces-verbaal, nummer PL0600-2020159081, gesloten op 29 september 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
15.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden opgemaakte proces-verbaal, nummer 202105071425 (zaak [naam 3] ), gesloten op 18 juni 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.