ECLI:NL:RBGEL:2021:6257

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 november 2021
Publicatiedatum
24 november 2021
Zaaknummer
C/05/388627 / HZ ZA 21-197
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfrechtelijke geschillen over de verdeling van een nalatenschap en de toedeling van onroerende zaken

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een erfrechtelijke kwestie waarin eisers in conventie, bestaande uit drie kinderen van de overledene, vorderingen hebben ingesteld tegen verschillende gedaagden, waaronder andere erfgenamen en een bewindvoerder. De zaak draait om de verdeling van de nalatenschap van de overleden moeder, die onder andere onroerende zaken omvat. De rechtbank heeft op 24 november 2021 een tussenvonnis uitgesproken waarin de procedure en de feiten zijn uiteengezet. De eisers vorderen onder andere de wijze van verdeling van de nalatenschap te gelasten, de gedaagden te veroordelen tot medewerking aan de kadastrale splitsing van percelen, en de toedeling van specifieke onroerende zaken aan de eisers. De gedaagden hebben verweer gevoerd en stellen dat een algehele verdeling van de nalatenschap noodzakelijk is. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen overeenstemming is bereikt tussen de partijen over de verdeling en dat er een deskundige benoemd moet worden om de waarde van de onroerende zaken te taxeren. De rechtbank heeft ook overwogen dat de kosten van de taxatie en de notariële kosten ten laste van de nalatenschap komen. De zaak is complex door de betrokkenheid van meerdere erfgenamen en de verschillende belangen die zij hebben in de nalatenschap. De rechtbank heeft de partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de benoeming van de deskundige en de vragen die aan hem gesteld moeten worden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/388627 / HZ ZA 21-197
Vonnis van 24 november 2021
in de zaak van

1.[eiser in conventie sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser in conventie sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[eiser in conventie sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. M. van Hunnik te Ede ,
tegen

1.[gedaagde in conventie sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
niet verschenen,
2.
[gedaagde in conventie sub 1]in zijn hoedanigheid van bewindvoerder
van
[onder bewind gestelde]wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
niet verschenen,
3.
[gedaagde in conventie sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. R.C.H. Bruinier te Ede ,
4.
[gedaagde in conventie sub 4],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. R.C.H. Bruinier te Ede ,
5.
[gedaagde in conventie sub 4], in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van
[onder bewind gestelde]wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
niet verschenen,
6.
[gedaagde in conventie sub 6],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. R.C.H. Bruinier te Ede .
Eisers in conventie zullen afzonderlijk van elkaar hierna respectievelijk [eiser in conventie sub 1] , [eiser in conventie sub 2] en [eiser in conventie sub 3] worden genoemd. De verschenen gedaagden zullen afzonderlijk van elkaar hierna respectievelijk [gedaagde in conventie sub 3] , [gedaagde in conventie sub 4] en [gedaagde in conventie sub 6] genoemd worden en gezamenlijk ook eisers in reconventie. Gedaagde onder 1 zal hierna [gedaagde in conventie sub 1] worden genoemd en de onder bewind gestelde gedaagde [onder bewind gestelde] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 15 september 2021
  • de akte overlegging producties, tevens akte wijziging eis in reconventie, gedateerd op 23 september 2021
  • de producties 14 en 15 van eisers in conventie
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 7 oktober 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op [datum] 2004 is [vader] (hierna te noemen: vader) overleden. Op [datum] 2011 is [moeder] (hierna te noemen: moeder) overleden (productie 1 van eisers in conventie). Uit het huwelijk tussen vader en moeder zijn acht kinderen geboren: [eiser in conventie sub 1] , [eiser in conventie sub 2] , [naam 1] (hierna: [naam 1] ), [gedaagde in conventie sub 1] , [onder bewind gestelde] , [gedaagde in conventie sub 3] , [gedaagde in conventie sub 4] en [gedaagde in conventie sub 6] .
2.2.
Vader en moeder hebben beiden op 9 maart 1982 een testament laten opmaken (producties 2 en 3 van eisers in conventie) waarin zij elkaar en hun kinderen hebben benoemd tot hun enige erfgenamen voor gelijke delen en hebben bepaald dat de kinderen een vordering ter grootte van hun erfdeel krijgen op hun langstlevende ouder die pas opeisbaar is (onder meer) op het moment waarop de andere ouder overlijdt (ouderlijke boedelverdeling). Vader en moeder hebben elkaar benoemd tot executeur.
2.3.
Moeder heeft tot haar overlijden aan de [adres 1] te [plaatsnaam] gewoond met [gedaagde in conventie sub 4] . In 2009 heeft moeder voor het perceel aan de [adres 1] , kadastraal bekend gemeente [plaatsnaam] , [perceel 1] (hierna: [perceel 1] ), waarvan zij eigenaar was, bij de gemeente [plaatsnaam] een verzoek ingediend voor een bestemmingsplanwijziging, gericht op sloop van de agrarische bebouwing, nieuwbouw van een woning en herbouw van de bestaande woning (productie 2 van eisers in reconventie).
2.4.
In februari 2010 heeft moeder een overeenkomst met de gemeente [plaatsnaam] gesloten, waarin afspraken zijn vastgelegd in het kader van de bestemmingsplanwijziging van het [perceel 1] (productie 3 van eisers in reconventie). Moeder heeft zich onder meer verplicht te voldoen aan een inrichtingsplan (betreffende beplanting op het perceel) waarbij is bepaald dat de verplichtingen als een zakelijke verplichting zullen overgaan op rechtsopvolgers van moeder en een boetebeding ten behoeve van de gemeente is opgenomen voor zover de verplichtingen niet (geheel) worden nagekomen. Bij de overeenkomst hoort als bijlage een inrichtingsplan waarin staat dat op [perceel 1] twee bouwpercelen ontstaan van ieder maximaal 1.500 m2.
2.5.
Op 23 februari 2010 heeft moeder opdracht gegeven aan Makelaardij Jacobs te Bennekom voor taxatie van het “Perceel bouwgrond [adres 1] ”. Bij taxatierapport van 2 maart 2010 is de onderhandse verkoopwaarde van de bouwgrond, vrij van huur het gebruik en uitgaande van een oppervlak van circa 15 are, op € 150.000,00 getaxeerd. In het taxatierapport is onder meer melding gemaakt van het volgende:
“(...)
C. DOEL VAN DE TAXATIE
De taxatie is bedoeld om inzicht te verstrekken in de waarde van het object ten behoeve van: (…)
Voorgenomen verkoop van opdrachtgever aan zoon
(…)
H. OMSCHRIJVING OBJECT EN OMGEVING
(…) Fraai gelegen perceel bouwgrond ten behoeve van de bouw van een vrijstaande woning met bijgebouw waarin mantelzorg geboden zal worden aan de opdrachtgever.
(…)”
(productie 5 van eisers in reconventie).
2.6.
In het voorjaar van 2010 is het bestemmingsplan Agrarisch Buitengebied ‘omgeving [adres 1] te [plaatsnaam] ’ herzien (productie 4 van eisers in reconventie).
2.7.
Vervolgens is met de bouw van een woning gestart ten behoeve van moeder en [gedaagde in conventie sub 4] . Op [datum] 2011, voordat de woning was voltooid, is moeder overleden.
2.8.
Na het overlijden van moeder hebben alle kinderen de nalatenschap van moeder (hierna te noemen: de nalatenschap) zuiver aanvaard, met uitzondering van [onder bewind gestelde] . [gedaagde in conventie sub 1] heeft in zijn hoedanigheid van bewindvoerder de nalatenschap namens [onder bewind gestelde] beneficiair aanvaard (productie 4 van eisers in conventie).
2.9.
[gedaagde in conventie sub 4] heeft in 2011 van de andere kinderen ( [onder bewind gestelde] vertegenwoordigd door [gedaagde in conventie sub 1] ) een beperkte volmacht gekregen om vorderingen van de nalatenschap van moeder te innen en te beschikken over bankrekeningen, alsmede om belastingaangiften, waaronder erfbelasting, te voldoen (productie 4 van eisers in conventie). Bij beschikking van 6 oktober 2011 heeft de kantonrechter van ontheffing verleend van de verplichting om te vereffenen volgens de wet (productie 15 van eisers in conventie).
2.10.
Bij brief van 8 september 2011 (productie 6 van eisers in reconventie), gericht aan de erfgenamen van moeder, heeft de heer [naam 2] van Jacobs Makelaardij te Bennekom bericht dat hij op hun verzoek de onroerende zaken heeft gewaardeerd die moeder in eigendom had. Daaruit blijkt dat moeder eigenaar was van:
- [adres 4] te [plaatsnaam] , gemeente [plaatsnaam] , sectie I nrs. [nummer] en [nummer] ;
- [adres 5] te [plaatsnaam] (weiland), gemeente [plaatsnaam] , [nummer] ;
- [adres 6] te [plaatsnaam] (weiland), gemeente [plaatsnaam] , sectie [nummer] ;
- [adres 1] te [plaatsnaam] ( [perceel 1] ) van 3 ha, 55 a en 80 ca.
Over [perceel 1] is in de brief het volgende opgenomen:
“(…) Voor de waardering hebben wij het perceel opgesplitst, aangezien het nieuwgebouwde woonhuis met circa 3.000m2 grond door mevrouw [moeder] verkocht is aan haar zoon, de heer [gedaagde in conventie sub 4] . Deze woning met ondergrond is bij de waardering buiten beschouwing gelaten. De ontstane percelen na splitsing (4) dienen nog opnieuw kadastraal ingemeten te worden. (…)”
2.11.
Op enig moment is het [perceel 1] kadastraal gesplitst in drie percelen (kaart bij productie 11 van eisers in conventie):
- woning en weiland [adres 1] , gemeente [plaatsnaam] , sectie I, nr. [nummer] (hierna: I [nummer] )
- woning met tuin [adres 2] , gemeente [plaatsnaam] , sectie I, nr. [nummer] (hierna: I [nummer] )
- wei gelegen naast [adres 2] , gemeente [plaatsnaam] , sectie I, nr. [nummer] (hierna: [nummer] ).
2.12.
Op 27 januari 2015 hebben alle kinderen – [gedaagde in conventie sub 4] namens [onder bewind gestelde] –, met uitzondering van [eiser in conventie sub 2] , een vaststellingsovereenkomst (hierna: de vaststellingsovereenkomst) ondertekend waarin is opgenomen dat aan [gedaagde in conventie sub 6]
“het vrijstaande woonhuis met diverse schuren, ondergrond, erf, tuin, staande en gelegen te [plaatsnaam] , [adres 1] , uitmakende een ter plaatse kennelijk afgebakend gedeelte van het perceel (…) I [nummer] , ter grootte van ongeveer 48 are 57 centiare”wordt toebedeeld, waarbij aan het registergoed een bedrag van € 357.028,00 is toegekend.
2.13.
In oktober 2016 hebben eisers in conventie de boedelvolmacht ingetrokken.
2.14.
Op [datum] 2018 is [naam 1] overleden. (productie 5 van eisers in conventie). [naam 1] heeft [eiser in conventie sub 3] benoemd tot haar enig erfgenaam. [eiser in conventie sub 3] heeft de nalatenschap van [naam 1] zuiver aanvaard (productie 7 van eisers in conventie).
2.15.
Bij beschikking van 16 januari 2020 heeft de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, het verzoek van [eiser in conventie sub 1] , [eiser in conventie sub 2] en [eiser in conventie sub 3] tegen [gedaagde in conventie sub 3] , [gedaagde in conventie sub 4] en [gedaagde in conventie sub 6] tot benoeming van een vereffenaar van de nalatenschap afgewezen (productie 8 van eisers in conventie). In de beschikking is onder meer als volgt overwogen:
“(…) Gebleken is dat in het jaar 2012 erfbelasting is voldaan en dat de erfbelasting uit de nalatenschap van erflaatster is voldaan. De aangifte erfbelasting dient als de boedelbeschrijving te worden aangemerkt, ook al zijn niet alle erfgenamen het daarmee eens. Verder is tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat de vorderingen van de nalatenschap zijn geïnd en de schulden zijn voldaan. Dit betekent dat de nalatenschap is vereffend.
4.2.
indien en voor zover de erfgenamen in onderling overleg niet tot overeenstemming kunnen komen over de samenstelling en omvang van de nalatenschap (…), de waarde van tot de nalatenschap behorende onroerende zaken, het te gelden maken van goederen van de nalatenschap en de verkoop of toedeling van tot de nalatenschap behorende onroerende zaken dienen zij in het kader van de verdeling van de nalatenschap een verdelingsprocedure bij de rechtbank aanhangig te maken. (…)”
2.16.
Op 4 maart 2020 heeft mevrouw [naam 3] van HdL Taxaties te [plaatsnaam] in opdracht van [eiser in conventie sub 1] de marktwaarde van het weiland van 99 are en 25 centiare, behorend bij [adres 1] , onderdeel van I [nummer] , op € 74.000,00 getaxeerd (productie 11 van eisers in conventie). Vervolgens heeft [eiser in conventie sub 1] kenbaar gemaakt dat hij dat weiland toebedeeld wenst te krijgen, uitgaande van een waarde van € 74.000,00. (productie 13 van eisers in conventie)
2.17.
Partijen zijn er niet in geslaagd om in onderling overleg tot (algehele) verdeling van de nalatenschap van moeder te komen.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Eisers in conventie vorderen – samengevat – na vermeerdering van eis bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
De wijze van verdeling van de nalatenschap van moeder te gelasten en
I. gedaagden in conventie te veroordelen om binnen twee weken na betekening van dit vonnis hun medewerking te verlenen aan kadastrale splitsing van het perceel kadastraal bekend gemeente [plaatsnaam] , sectie I, nummer [nummer] , zodat het perceel grond (het weiland) ter grootte van 99 are en 25 centiare een afzonderlijk kadastraal perceel gaat vormen met de kosten van kadastrale splitsing voor rekening van [eiser in conventie sub 1] ;
II. gedaagden in conventie te veroordelen om na de onder I genoemde splitsing en betekening van dit vonnis hun medewerking te verlenen aan de levering van het onder I genoemde weiland aan [eiser in conventie sub 1] voor een bedrag van € 74.000,00, waarbij de kosten van de door [eiser in conventie sub 1] aan te wijzen notaris in verband met die overdracht voor rekening van [eiser in conventie sub 1] zijn;
III. te bepalen dat indien een gedaagde na betekening van dit vonnis in gebreke blijft met de uitvoering van de veroordeling onder I en/of II dit vonnis in de plaats treedt van de daartoe benodigde wilsverklaring van die gedaagde;
IV. de termijn van artikel 3:301 lid 1 onder b BW te bepalen op één dat na betekening van dit vonnis;
V. te bepalen dat de erfgenamen gehouden zijn om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de percelen:
- [adres 2] ( [plaatsnaam] I, [nummer] weiland)
- [adres 2] ( [plaatsnaam] I, [nummer] woning)
- [adres 1] gedeeltelijk (perceel I, [nummer] woning zonder weiland) en
- [adres 5] ( [plaatsnaam] , G, [nummer] )
te laten taxeren op basis van een NWWI-gevalideerde driepartijentaxatie waarbij eisers in conventie een registertaxateur aanwijzen en eisers in reconventie een registertaxateur aanwijzen, waarbij die twee registertaxateurs samen een derde registertaxateur aanwijzen (met uitsluiting van Ditters makelaars en Domicilie makelaars) en per (gedeeltelijk) perceel tot één waarde komen waarbij de kosten van taxatie en van overdracht ten laste zal worden gebracht van degene(n) die het registergoed overgedragen krijgt/krijgen.
VI. te bepalen dat vanaf de onderscheiden data van taxatierapporten de volgende erfgenamen het eerste recht hebben om binnen twee maanden kenbaar te maken of zij het registergoed toebedeeld willen krijgen, bij gebreke waarvan binnen een maand daarop volgend de volgende erfgenamen kenbaar kunnen maken of zij het toebedeeld willen krijgen:
- [gedaagde in conventie sub 4] (1e), [adres 2] ( [plaatsnaam] I, [nummer] weiland), [eiser in conventie sub 1] en [eiser in conventie sub 2] (2e)
- [gedaagde in conventie sub 4] (1e), [adres 2] ( [plaatsnaam] I, [nummer] woning), [eiser in conventie sub 1] en [eiser in conventie sub 2] (2e)
- [gedaagde in conventie sub 6] (1e), [adres 1] gedeeltelijk (perceel I, [nummer] woning zonder weiland), [eiser in conventie sub 1] en [eiser in conventie sub 2] (2e), [gedaagde in conventie sub 3] (3e)
- [gedaagde in conventie sub 3] (1e), [adres 5] ( [plaatsnaam] , G, [nummer] ), [eiser in conventie sub 1] en [eiser in conventie sub 2] (2e),
bij gebreke waarvan het betreffende registergoed is te verkopen aan een derde met de verkoopkosten ten laste van de nalatenschap;
VII. te bepalen dat [gedaagde in conventie sub 4] een gebruiksvergoeding aan de boedel verschuldigd is van € 1.114,48 per maand, gerekend vanaf 16 mei 2012 tot aan de dag dat hij de woning metterwoon verlaat of via notariële akte heeft overgenomen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de onderscheiden maandelijkse vervaldata, gerekend vanaf 16 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening dan wel een door de rechtbank te bepalen bedrag, met toerekening van die vergoeding op het erfdeel van [gedaagde in conventie sub 4] ;
VIII. te bepalen dat bij de taxatie van [adres 2] ( [plaatsnaam] I, [nummer] woning) dient te worden uitgegaan van een waarde waarbij de oude agrarische, asbesthoudende opstallen voor zover die gesitueerd zijn op dat perceel reeds zijn gesloopt;
IX. te bepalen dat bij de taxatie van [adres 1] gedeeltelijk ( [plaatsnaam] I, [nummer] woning zonder weiland) dient te worden uitgegaan van een waarde waarbij de oude agrarische, asbesthoudende opstallen voor zover die gesitueerd zijn op dat perceel reeds zijn gesloopt;
X. te bepalen dat degene die [adres 1] gedeeltelijk ( [plaatsnaam] I, [nummer] woning zonder weiland) notarieel overgedragen krijgt, verplicht is om binnen 5 maanden na die overdracht geheel en voor eigen rekening aan de sloopverplichting te voldoen en de overige erfgenamen daarvoor te vrijwaren met de verplichting voor degene die [adres 2] ( [plaatsnaam] I, [nummer] woning) notarieel overgedragen krijgt, voor zover te slopen opstallen op dat perceel gesitueerd zijn, die sloop te gehengen en te gedogen;
XI. te bepalen dat de hypotheekschuld van [gedaagde in conventie sub 6] met een bedrag van € 165.000 wordt toegerekend op zijn erfdeel;
XII. te bepalen dat de inboedel en de saldi op de bankrekeningen in onderling overleg dienen te worden verdeeld conform ieders aandeel in de nalatenschap;
XIII. met compensatie van de kosten van deze procedure.
3.2.
Eisers in conventie leggen samengevat aan hun vorderingen ten grondslag dat zij in onderling overleg niet tot afspraken kunnen komen over de verdeling. [eiser in conventie sub 1] heeft belang bij toedeling van het weiland aan de [adres 1] . Moeder is inmiddels 10 jaar geleden overleden en er is geen reden om nog langer te wachten met afwikkeling van haar nalatenschap, aldus eisers in conventie.
3.3.
[gedaagde in conventie sub 3] , [gedaagde in conventie sub 4] en [gedaagde in conventie sub 6] voeren verweer. Zij voeren onder meer aan dat het weiland dat [eiser in conventie sub 1] toebedeeld wil krijgen onderdeel is van een groter geheel, te weten perceel I [nummer] en dat de rechtbank die toedeling niet kan gelasten voordat betreffend perceel kadastraal is gesplitst. Bovendien wil [gedaagde in conventie sub 6] dat weiland eveneens toebedeeld krijgen. Voorts stellen [gedaagde in conventie sub 3] , [gedaagde in conventie sub 4] en [gedaagde in conventie sub 6] zich op het standpunt dat partijen moeten komen tot een algehele verdeling van de nalatenschap.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
Eisers in reconventie vorderen na wijziging van eis – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. de wijze van verdeling te gelasten van de nalatenschap van moeder met inachtneming van hun standpunten en daarbij:
Primair:
2. te bepalen dat woning [adres 2] aan [gedaagde in conventie sub 4] wordt toebedeeld met inachtneming van een waarde van € 188.260,00;
Subsidiair:
3. te bepalen dat woning [adres 2] aan [gedaagde in conventie sub 4] wordt toebedeeld tegen een door Ditters makelaars te [plaatsnaam] of een door de rechtbank aan te wijzen deskundige vast te stellen waarde per datum van verdeling;
4. te bepalen dat [gedaagde in conventie sub 4] een vergoedingsvordering op de nalatenschap heeft van € 152.035,56, te vermeerderen met het percentage van de waardeontwikkeling van de woning [adres 2] vanaf de datum van realisatie voor een bedrag van € 188.260,00;
5. te bepalen dat weiland [adres 3] (I [nummer] ) aan [gedaagde in conventie sub 4] wordt toebedeeld tegen een door Ditters Makelaars te [plaatsnaam] of een door de rechtbank aan te wijzen deskundige vast te stellen waarde per datum van verdeling;
6. te bepalen dat [gedaagde in conventie sub 4] gedurende een periode van twee maanden na datum van de waardebepaling de gelegeheid krijgt zich uit te laten over de vraag of hij weiland [adres 3] tegen de vastgestelde waarde toebedeeld wenst te krijgen;
7. te bepalen dat wanneer de in 6 genoemde termijn wordt overschreden en geen van de overige partijen toebedeling wenst met inachtneming van de vastgestelde waarde, weiland [adres 3] dient te worden verkocht aan (een) derde(n), waarbij Ditters makelaars of een andere door de rechtbank aan te wijzen NVM makelaar in de omgeving [plaatsnaam] met ervaring met agrarisch onroerend goed dient te worden ingeschakeld.
Primair:
8. te bepalen dat woning [adres 1] en weiland [adres 4] aan [gedaagde in conventie sub 6] wordt toebedeeld met inachtneming van een waarde van € 357.028,00;
9. subsidiair te bepalen dat woning [adres 1] en weiland [adres 4] als één geheel aan [gedaagde in conventie sub 6] wordt toebedeeld tegen een door Ditters makelaars te [plaatsnaam] of een door de rechtbank aan te wijzen deskundige vast te stellen waarde per datum van verdeling;
10. te bepalen dat [gedaagde in conventie sub 6] gedurende een periode van twee maanden na datum van de waardebepaling gelegeheid krijgt zich uit te laten over de vraag of hij woning [adres 1] en weiland [adres 4] tegen de vastgestelde waarde toebedeeld wenst te krijgen;
11. te bepalen dat wanneer de in 10 genoemde termijn wordt overschreden, woning [adres 1] en weiland [adres 4] aan [gedaagde in conventie sub 3] als één geheel wordt toebedeeld tegen de vastgestelde waarde per datum van verdeling.
12. te bepalen dat [gedaagde in conventie sub 3] gedurende een periode van twee maanden nadat [gedaagde in conventie sub 6] heeft afgezien van toedeling of na afloop van de in 11 genoemde termijn, de gelegeheid krijgt zich uit te laten over de vraag of hij woning [adres 1] en weiland [adres 4] tegen de vastgestelde waarde toebedeeld wenst te krijgen;
13. te bepalen dat wanneer de in 2 genoemde termijn wordt overschreden en geen van de overige partijen toebedeling wenst met inachtneming van de vastgestelde waarde, weiland [adres 3] dient te worden verkocht aan (een) derde(n), waarbij Ditters makelaars of een andere door de rechtbank aan te wijzen NVM makelaar in de omgeving [plaatsnaam] met ervaring met agrarisch onroerend goed dient te worden ingeschakeld.
14. te bepalen dat weiland [adres 5] aan [gedaagde in conventie sub 3] wordt toebedeeld tegen een door Ditters Makelaars te [plaatsnaam] vast te stellen waarde per datum van verdeling;
15. te bepalen dat [gedaagde in conventie sub 3] gedurende een periode van twee maanden na datum van de waardebepaling de gelegeheid krijgt zich uit te laten over de vraag of hij weiland [adres 5] tegen de vastgestelde waarde toebedeeld wenst te krijgen;
16. te bepalen dat wanneer de in 15 genoemde termijn wordt overschreden en geen van de overige partijen toebedeling wenst met inachtneming van de vastgestelde waarde, weiland [adres 5] dient te worden verkocht aan (een) derde(n), waarbij Ditters makelaars of een andere door de rechtbank aan te wijzen NVM makelaar in de omgeving [plaatsnaam] met ervaring met agrarisch onroerend goed dient te worden ingeschakeld;
17. te bepalen dat de inboedel en overige zaken die zich bevinden op het perceel van woning [adres 1] en onderdeel uitmaken van de nalatenschap van moeder, in onderling overleg tussen partijen dient te worden verdeeld, zonder nadere verrekening;
18. te bepalen dat de schuld van [gedaagde in conventie sub 6] aan de nalatenschap voor een bedrag van € 165.000,00 wordt verrekend met zijn aandeel in de nalatenschap;
19. te bepalen dat na betaling van de kosten en overige verplichtingen van de nalatenschap en nadat uitvoering is gegeven aan de wijze van verdeling van de hiervoor genoemde onroerende zaken, de bankrekeningen met nummers [rekeningnummer] , [rekeningnummer] en [rekeningnummer] worden opgeheven waarbij de saldi naar rato van ieders aandel in de nalatenschap tussen partijen worden verdeeld’
20. te bepalen dat de kosten van de (eventuele) taxaties van de hiervoor genoemde onroerende zaken ten laste komen van de nalatenschap;
21. te bepalen dat bij toedeling van hiervoor genoemde onroerende zaken de kosten van de notaris voor het opstellen van de leveringsakte ten laste komen van de nalatenschap en de overige kosten van levering voor rekening komen van de partij aan wie de betreffende zaak is toebedeeld;
22. te bepalen dat bij verkoop aan (een) derde(n) van hiervoor genoemde onroerende zaken de kosten van de makelaar en de notaris voor rekening komen van de nalatenschap;
23. te bepalen dat de kosten van afvoer van de onverdeelde inboedel en overige zaken die zich op het perceel van woning [adres 3] bevinden ten laste komen van de nalatenschap;
24. te bepalen dat partijen gehouden zijn volledige en onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan alle voor de verdeling van de nalatenschap noodzakelijke handelingen;
25. te bepalen dat wanneer één of meer partijen niet binnen een periode van vier weken voldoet aan het onder 24 bepaalde dit vonnis in de plaats treedt van de voor het opmaken van de (leverings)akte vereiste wilsverklaring en medewerking;
26. met compensatie van de proceskosten.
3.6.
Eisers in reconventie leggen onder meer aan hun vorderingen ten grondslag dat tussen [gedaagde in conventie sub 4] en moeder een overeenkomst is gesloten, inhoudende dat [gedaagde in conventie sub 4] als mantelzorger een woning voor moeder zou laten bouwen op het [perceel 1] dat zou worden gesplitst, waarna het perceel met de te bouwen woning aan [gedaagde in conventie sub 4] zou worden overgedragen. Moeder heeft dat perceel (bouwgrond voor € 120.000,00 en tuin voor € 30.000,00) op grond van die overeenkomst aan [gedaagde in conventie sub 4] verkocht, waarbij [gedaagde in conventie sub 4] als tegenprestatie € 150.000,00 moest voldoen. Primair stellen eisers in reconventie dat die nagekomen moet worden, zodat de woning aan de [adres 2] aan [gedaagde in conventie sub 4] moet worden toebedeeld voor € 120.000,00 en de tuin (die als gevolg van de latere splitsing groter is dan was afgesproken met moeder) voor € 68.260,00, in totaal derhalve € 188.260,00. Subsidiair stellen zij dat [gedaagde in conventie sub 4] een vordering op de nalatenschap heeft van € 152.035,56, zijnde de bouwkosten van de woning die [gedaagde in conventie sub 4] heeft betaald. Het weiland aan de [adres 5] te [plaatsnaam] (perceel [plaatsnaam] G [nummer] ) wordt al jarenlang gehuurd door [gedaagde in conventie sub 3] voor € 700,00. [gedaagde in conventie sub 3] wil dit perceel toebedeeld krijgen.
3.7.
[eiser in conventie sub 1] , [eiser in conventie sub 2] en [eiser in conventie sub 3] voeren verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie, zullen de vorderingen hierna gezamenlijk worden beoordeeld.
4.2.
Bij het dagvaarden van [gedaagde in conventie sub 1] (zowel pro se als in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [onder bewind gestelde] ) en van [gedaagde in conventie sub 4] in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [onder bewind gestelde] zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat tegen hen – in genoemde hoedanigheden - verstek is verleend. Op grond van het bepaalde in artikel 140, lid 2 Rv heeft het verschijnen van de overige gedaagden als gevolg dat tussen alle partijen één vonnis wordt gewezen, dat als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.
4.3.
In de procedure is sprake van een vermeerdering van de eis in conventie en van wijziging van de eis in reconventie. Op grond van artikel 130 lid 3 Rv is een vermeerdering of wijziging van eis uitgesloten als een partij niet in het geding is verschenen, tenzij die verandering of vermeerdering tijdig bij exploot aan de niet verschenen partij(en) is bekend gemaakt. Niet gesteld of gebleken is dat de vermeerdering of wijziging van eis op die wijze aan de niet verschenen partijen bekend is gemaakt. Omdat de niet in rechte verschenen partijen ter zitting aanwezig waren ( [gedaagde in conventie sub 1] in persoon en [onder bewind gestelde] vertegenwoordigd door de bewindvoerders) en geen bezwaar hebben gemaakt tegen de vermeerdering en/of wijziging van eis terwijl die ter zitting expliciet ter sprake zijn gekomen, zal de rechtbank de vermeerdering en wijziging van eis toch toelaten en op die eisen beslissen.
Vermogensbestanddelen van de nalatenschap
4.4.
Gedaagden in conventie stellen zich op het standpunt dat verdeling dient te worden bewerkstelligd van de gehele nalatenschap en niet slechts een partiële verdeling. Op grond van artikel 3:178 lid 1 BW kan ieder der deelgenoten in beginsel te allen tijde verdeling van een gemeenschappelijk goed vorderen. Daarnaast kan iedere deelgenoot op grond van artikel 3:179 lid 1 BW, indien verdeling van een gemeenschappelijk goed wordt gevorderd, in beginsel verlangen dat alle tot de gemeenschap behorende goederen in de verdeling worden begrepen. Gelet op deze bepalingen zal de rechtbank bij de hierna volgende beoordeling alle vermogensbestanddelen van de nalatenschap betrekken.
4.5.
Niet in geschil is dat tot de te verdelen nalatenschap de volgende vermogensbestanddelen behoren:
- het perceel aan de [adres 1] (I [nummer] ): oude woning met tuin en weiland;
- het perceel aan de [adres 2] (I [nummer] ): nieuwe woning met tuin;
- het perceel aan de [adres 3] (I [nummer] ): weiland;
- het perceel aan de [adres 5] ( [plaatsnaam] , G, [nummer] ): weiland;
- saldi van bankrekeningen met nummers [rekeningnummer] , [rekeningnummer] en [rekeningnummer] ;
- de inboedel.
4.6.
Tot de nalatenschap behoorden tevens het perceel aan de [adres 4] (I [nummer] en [nummer] ) en het perceel aan de [adres 6] te [plaatsnaam] . Die percelen kunnen onbesproken blijven. Niet in geschil is dat het perceel aan De [adres 4] aan [gedaagde in conventie sub 1] is geleverd en [gedaagde in conventie sub 1] daarover heeft afgerekend met de overige partijen. Het perceel aan de [adres 6] te [plaatsnaam] is volgens de onweersproken stelling van gedaagden in conventie aan een derde verkocht en geleverd met betaling van de koopsom op een tot de nalatenschap behorende bankrekening. Deze percelen zijn dus al verdeeld. Daarnaast was sprake van een vordering van de nalatenschap op de heer [naam 4] die gelet op de stellingen van partijen is voldaan ten behoeve van de nalatenschap. Die vordering en de incassokosten in verband met die vordering is niet meer in geschil tussen partijen. Evenmin is in geschil dat sprake is van een hypotheekschuld van [gedaagde in conventie sub 6] van € 165.000,00 aan de nalatenschap en dat die schuld kan worden verrekend met zijn erfdeel. Bij de verdeling zal de rechtbank dan ook rekening houden met die schuld van [gedaagde in conventie sub 6] , zodat bij de afzonderlijke vordering / verklaring voor recht geen belang meer bestaat en daarom zal worden afgewezen.
De hierna volgende beoordeling zal gelet op het voorgaande worden beperkt tot de in r.o. 4.5 genoemde vermogensbestanddelen. Vervolgens zal de ten laste van [gedaagde in conventie sub 4] gevorderde gebruiksvergoeding worden beoordeeld, de sloopverplichting van opstallen op de percelen aan de [adres 3] en diverse kosten die verband houden met de verdeling.
[adres 1] (I [nummer] ) huis en weiland
4.7.
Dit perceel omvat grond met daarop de oude woning (waar moeder en [gedaagde in conventie sub 4] woonden) en een weiland. Eisers in conventie stellen op basis van het taxatierapport van 4 maart 2020 dat het weiland ongeveer 99 are en 25 centiare is. Eisers in reconventie hebben in hun productie 1 met blauw arcering aangeduid waar en wat het weiland is. Eisers in conventie hebben die aanduiding niet betwist en ter zitting gesteld dat het weiland ongeveer een hectare is, hetgeen overeenkomt met genoemde 99 are en 25 centiare. De rechtbank gaat daarom uit van de ligging van het weiland als aangeduid in productie 1 van eisers in conventie en een oppervlak van 99 are en 25 centiare.
4.8.
[eiser in conventie sub 1] wil het weiland toebedeeld krijgen voor € 74.000,00. Hij heeft het weiland laten taxeren omdat hij het weiland goed kan gebruiken en de andere erfgenamen geen bezwaren hadden geuit tegen toedeling aan hem. Die taxatiewaarde kan volgens eisers in conventie nog steeds worden aangehouden omdat daarna pas tussen partijen is afgesproken om voortaan met driepartijentaxatie te werken.
Eisers in reconventie stellen dat het niet wenselijk is dat [eiser in conventie sub 1] het weiland toebedeeld krijgt omdat het samen met de oude woning één geheel is en als één geheel (met de woning) aan [gedaagde in conventie sub 6] toebedeeld moet worden. [gedaagde in conventie sub 6] heeft jaren geleden al aan de overige erfgenamen kenbaar gemaakt interesse te hebben in de woning, zo blijkt ook uit de in januari 2015 opgestelde vaststellingsovereenkomst. Hij heeft daarom het meeste recht en belang om die toebedeeld te krijgen met inachtneming de in de vaststellingsovereenkomst gemaakte afspraken. Omdat [gedaagde in conventie sub 6] nu ook het weiland kan betalen, wil hij het geheel toebedeeld krijgen. Eisers in reconventie stellen dat de waarde opnieuw moet worden bepaald door Ditters Makelaars, die daarbij rekening dient te houden met de sloopverplichting die op de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen rust.
4.9.
De rechtbank stelt voorop dat de vaststellingsovereenkomst (productie 10 van gedaagden in conventie) niet tot stand is gekomen omdat [eiser in conventie sub 2] die niet heeft ondertekend. Namens verweerders in conventie is ter zitting gesteld dat sprake was van mondelinge instemming. [eiser in conventie sub 2] heeft dat betwist en aangevoerd dat hij het niet eens was met de maatvoering en de waarde in de vaststellingsovereenkomst. Na deze betwisting hebben verweerders in conventie hun stelling niet nader onderbouwd, zodat niet gebleken is dat de vaststellingsovereenkomst of een andere afspraak tussen partijen op grond waarvan het perceel aan [gedaagde in conventie sub 6] zou worden toebedeeld met inachtneming van een waarde van € 327.028,00 tot stand is gekomen. Een vordering tot nakoming daarvan – voor zover dat is gevorderd – is daarom niet toewijsbaar. Een en ander betekent dat de woning aan de [adres 1] getaxeerd moet worden door een onafhankelijke, door de rechtbank te benoemen deskundige. Eisers in conventie stellen dat taxatie conform afspraak tussen partijen dient te geschieden door middel van een driepartijentaxatie. Met eisers in reconventie acht de rechtbank een driepartijentaxatie niet noodzakelijk en in verband met de kosten onwenselijk. Namens eisers in conventie is ter zitting [deskundige] als geschikte taxateur genoemd omdat hij bekend is in de omgeving en in de agrarische sector en niet eerder bemoeienis met de zaak heeft gehad. Gedaagden in conventie hebben tegen benoeming van [deskundige] als deskundige geen verweer gevoerd. De heer [deskundige] van VSO [deskundige] makelaars & taxateurs, (hierna [deskundige] ) heeft de rechtbank desgevraagd verklaard bereid te zijn en vrij te staan om als deskundige op te treden. De rechtbank acht [deskundige] daarom geschikt om als deskundige op te treden en stelt voor om hem de woning – afzonderlijk van het weiland – aan de [adres 1] te laten taxeren. Bij de uit te voeren taxatie dient de deskundige rekening te houden met de kosten die sloop van de agrarische opstallen op het perceel, waarop hierna in r.o. 4.25 en 4.26 nader zal worden ingegaan.
4.10.
Omdat eisers in conventie geen bezwaren hebben geuit tegen toedeling van de woning aan [gedaagde in conventie sub 6] , zal hij zich na taxatie daarom mogen uitlaten over de vraag of hij de woning toebedeeld wenst te krijgen met inachtneming van de getaxeerde waarde.
4.11.
Voor het weiland aan de [adres 1] geldt dat zowel [eiser in conventie sub 1] als [gedaagde in conventie sub 6] dat toebedeeld willen krijgen. [gedaagde in conventie sub 6] had aanvankelijk alleen interesse in de woning maar stelt inmiddels ook de (financiële) mogelijkheden te hebben voor toedeling aan hem van het weiland. Omdat het weiland grenst aan het perceel waarop de woning staat en toegankelijk is via dat perceel, stelt [gedaagde in conventie sub 6] belang te hebben bij toedeling van het weiland.
[eiser in conventie sub 1] stelt eveneens belang te hebben bij het weiland. Ter zitting heeft hij gesteld dat hij een aanvraag kan doen voor een uitweg van het weiland aan de [adres 4] , zodat hij na toedeling van het perceel met de woning aan [gedaagde in conventie sub 6] dat perceel niet hoeft te betreden om bij het weiland te kunnen komen.
4.12.
Dat de woning mogelijk aan [gedaagde in conventie sub 6] toebedeeld wordt, staat op zichzelf niet in de weg aan toedeling van het weiland aan [eiser in conventie sub 1] . Perceel I [nummer] zou daartoe kadastraal gesplist kunnen worden. [eiser in conventie sub 1] stelt dat het weiland gelet op de in opdracht van hem uitgevoerde taxatie € 74.000,00 waard is. De rechtbank constateert dat die taxatie anderhalf jaar geleden (in maart 2020) is uitgevoerd. Bij verdelingen wordt in beginsel als peildatum voor de waardering de datum van verdeling aangehouden (HR 22 september 2000, NJ 2000,643). Bovendien is de taxatie in maart 2020 eenzijdig door (een opdracht van) [eiser in conventie sub 1] tot stand is gekomen. De rechtbank zal daarom de deskundige opdragen om ook het weiland aan de [adres 1] – afzonderlijk van het perceel waarop de woning staat – te taxeren naar de huidige waarde. De rechtbank gaat ervan uit dat niet langer wordt gehecht aan het in randnummer 36 van de dagvaarding geformuleerde recht van overpad, waartoe overigens geen eis is geformuleerd. Daarbij zal de deskundige tevens worden opgedragen om te rapporteren over de vraag of het mogelijk is een uitweg van het weiland aan de [adres 4] te bewerkstelligen. Nadat de deskundige heeft gerapporteerd, zullen [eiser in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 6] de gelegenheid krijgen zich nogmaals uit te laten over toedeling van het weiland en ieders belang daarbij.
[adres 2] (I [nummer] )
4.13.
Op dit perceel staat een nieuwe woning die wordt bewoond door [gedaagde in conventie sub 4] .
[gedaagde in conventie sub 4] wil de woning toebedeeld krijgen met het (gehele) perceel waarop de woning staat. Primair stelt hij dat op grond van een overeenkomst die hij met moeder heeft gesloten bij toedeling uitgegaan dient te worden van een waarde van € 188.260,00.
[eiser in conventie sub 1] , [eiser in conventie sub 2] en [eiser in conventie sub 3] hebben geen bezwaar tegen toedeling van de woning en het perceel aan [gedaagde in conventie sub 4] maar wel tegen de waarde die [gedaagde in conventie sub 4] daarbij als uitgangspunt neemt. Zij betwisten dat er een koopovereenkomst tussen moeder en [gedaagde in conventie sub 4] tot stand is gekomen en, voor zover die al tot stand is gekomen, stellen zij dat de vordering tot nakoming van die overeenkomst is verjaard op grond van artikel 3:307 lid 1 BW omdat er binnen vijf jaar na overlijden van moeder geen stuitingshandelingen zijn verricht.
4.14.
Omdat [eiser in conventie sub 1] , [eiser in conventie sub 2] en [eiser in conventie sub 3] op zichzelf geen bezwaar hebben tegen toedeling van het perceel met de woning en het belang van [gedaagde in conventie sub 4] als bewoner van de woning bij toedeling daarvan evident is, kan het aan [gedaagde in conventie sub 4] worden toebedeeld. De vraag is van welke waarde bij die toedeling moet worden uitgegaan. Zoals in r.o. 4.12 is overwogen dient bij verdelingen in beginsel als peildatum voor de waardering de datum van verdeling te worden aangehouden. Indien sprake is geweest van een overeenkomst of van afspraken op grond waarvan een deelgenoot recht heeft op toedeling van een te verdelen vermogensbestanddeel voor een bepaalde waarde of nakoming van een eerder gemaakte afspraak in de vorm van levering, kan dat een reden zijn om van dat beginsel af te wijken.
4.15.
Eisers in reconventie hebben ter onderbouwing van hun stelling dat [gedaagde in conventie sub 4] een koopovereenkomst met moeder heeft gesloten onder meer de overeenkomst met de gemeente [plaatsnaam] (productie 3), het taxatierapport van Jacobs makelaardij van 2 maart 2010 (productie 5) en de brief van Jacobs makelaardij van 8 september 2011 (productie 6) overgelegd. In het taxatierapport staat dat het doel van de taxatie de voorgenomen verkoop door moeder aan zoon is. In de brief verklaart de heer [naam 2] dat het nieuw gebouwde woonhuis door moeder verkocht is aan haar zoon. In het taxatierapport is opgenomen dat uitgaande van een vrijstaande woning (€ 120.000,00) en van tuingrond van ca 1.500 m2 (€ 30.000,00) de waarde wordt getaxeerd € 150.000,00. Uit de brief van 8 september 2011 blijkt dat de makelaar er in 2011 van uitging dat moeder de woning ook daadwerkelijk aan [gedaagde in conventie sub 4] had verkocht. Overigens staat in die brief dat de woning met circa 3.000 m2 is verkocht maar de rechtbank gaat ervan uit dat dat niet juist is, gelet op genoemd taxatierapport en het inrichtingsplan bij de overeenkomst tussen moeder en de gemeente [plaatsnaam] (productie 3), waaruit blijkt dat het bouwperceel maximaal 1.500 m2 is.
Ter zitting heeft de raadsman van eisers in conventie voorts gesteld dat partijen tot 2018 dachten dat [gedaagde in conventie sub 4] al eigenaar van de woning was en dat er alleen nog een bedrag moest worden betaald maar dat hen eerst toen uit gegevens van het kadaster bleek dat nog geen overdracht aan [gedaagde in conventie sub 4] had plaatsgevonden. [gedaagde in conventie sub 4] heeft ter zitting bovendien verklaard dat hij de woning sinds 2013 als zijn eigendom opvoert in zijn belastingaangifte. Kennelijk zijn partijen er tot 2018 allen van uitgegaan zijn dat [gedaagde in conventie sub 4] al eigenaar was op grond van een koopovereenkomst tussen hem en moeder. Omdat moeder de grond heeft laten taxeren, afspraken heeft gemaakt met de gemeente, een bouwvergunning heeft aangevraagd (met mantelzorgwoning) en kennelijk geld heeft geleend voor bouw van de kelder, gaat de rechtbank ervan uit dat er destijds een koopovereenkomst tussen moeder en [gedaagde in conventie sub 4] tot stand is gekomen. Het standpunt van eisers in conventie dat er geen sprake kan zijn geweest van een koopovereenkomst omdat die niet is overgelegd terwijl op grond van artikel 7:2 lid 1 BW geldt dat die schriftelijk moet zijn aangegaan, wordt niet gevolgd. Het schriftelijkheidsvereiste van artikel 7:2 lid 1 BW geldt voor de koop van een gebouw dat woningdoeleinden heeft. Uit de stellingen en de overgelegde stukken blijkt dat moeder de grond aan [gedaagde in conventie sub 4] heeft verkocht toen er nog geen woning op stond. Moeder is immers overleden voordat de woning klaar was. Het schriftelijkheidsvereiste gold daarom niet voor de overeenkomst tussen moeder en [gedaagde in conventie sub 4] .
4.16.
Ervan uitgaande dat er destijds een koopovereenkomst tussen moeder en [gedaagde in conventie sub 4] tot stand is gekomen dient vervolgens te worden beoordeeld of de vordering tot nakoming van die overeenkomst is verjaard, zoals eisers in conventie stellen. Uit het hiervoor in r.o. 4.15 overwogene blijkt dat partijen er tot 2018 steeds van uitgegaan zijn dat [gedaagde in conventie sub 4] al eigenaar van de woning was. Zij zijn na het overlijden van moeder met elkaar in overleg getreden over de verdeling, waarbij uitgangspunt was dat de nieuwe woning al van [gedaagde in conventie sub 4] was en die niet verdeeld hoefde te worden. Daardoor was er tot 2018 geen reden voor [gedaagde in conventie sub 4] om een vordering tot nakoming van de koopovereenkomst (tot levering van de woning) in te stellen. Onder deze omstandigheden is het beroep van eisers in conventie op verjaring naar het oordeel van de rechtbank in strijd met de redelijkheid en billijkheid. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen meebrengen dat een beroep op verjaring niet wordt gehonoreerd. Zo heeft de Hoge Raad (HR 1 februari 2002, ECLI:NL:PHR:2002:AD5811) geoordeeld dat indien partijen met elkaar in onderhandeling zijn, het niet uitgesloten is dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat een schuldenaar die voordat de verjaringstermijn is voltooid met een schuldeiser in onderhandeling treedt, zich tegenover die schuldeiser beroept op voltooiing van de verjaringstermijn tijdens de onderhandelingen. Aangenomen wordt dat de nieuwe verjaringstermijn dan begint op het moment waarop de onderhandelingen eindigen.
In deze zaak is partijen kennelijk pas in 2018 gebleken dat de woning nog niet aan [gedaagde in conventie sub 4] was overgedragen en dat de overige erfgenamen niet (allen) wilden meewerken om die levering alsnog te bewerkstelligen. In aansluiting op genoemde jurisprudentie is de verjaringstermijn gaan lopen vanaf het moment in 2018 waarop partijen is gebleken van de onjuiste voorstelling van zaken. Dat betekent dat de op grond van artikel 3:307 lid 1 BW geldende verjaringstermijn van vijf jaar nog niet is verstreken.
4.17.
Uit het voorgaande vloeit voort dat sprake was van een koopovereenkomst tussen moeder en [gedaagde in conventie sub 4] op grond waarvan [gedaagde in conventie sub 4] de woning met circa 1.500 m2 grond van moeder heeft gekocht voor € 150.000,00 en dat die koopovereenkomst nagekomen dient te worden. De nalatenschap dient de grond dan ook nog te leveren. In het kader van deze procedure waarbij verdeling wordt gevorderd is het ter uitvoering van voornoemde overeenkomst dan ook praktisch dat niet overgegaan wordt tot afzonderlijke levering namens de nalatenschap maar dat de 1.500 m2 grond met daarop thans de woning aan [gedaagde in conventie sub 4] wordt toebedeeld, uitgaande van een waarde van € 150.000,00. Omdat perceel I [nummer] groter is dan 1.500 m2 zullen de extra vierkante meters bij de woning moeten worden getaxeerd. Daarvoor geldt de overeenkomst tussen moeder en [gedaagde in conventie sub 4] niet. De stelling dat voor de waarde van die extra vierkante meters uitgegaan moet worden van de grondprijs die destijds in de overeenkomst is gehanteerd, zoals eisers is reconventie stellen mist feitelijke grondslag. Voor de extra grond geldt daarom het uitgangspunt dat als peildatum voor de waardering de datum van verdeling dient te worden aangehouden. De rechtbank zal de te benoemen deskundige daarom opdragen de extra vierkante meters grond – die het perceel thans beslaat boven 1.500 m2 – te taxeren naar de huidige waarde, waarna [gedaagde in conventie sub 4] en de overige partijen zich mogen uitlaten over de vraag of zij de extra grond toebedeeld wensen te krijgen uitgaande van die taxatiewaarde. Indien niet [gedaagde in conventie sub 4] maar een andere partij de grond toebedeeld wenst te krijgen/uiteindelijk toebedeeld krijgt , dan zal het perceel waarop de woning staat kadastraal gesplitst moeten worden op een wijze waarop een perceel ontstaat met de woning met 1.500 m2 grond en de overige grond als afzonderlijk perceel.
Partijen zullen zich daarnaast moeten uitlaten over de lening die moeder aan [gedaagde in conventie sub 4] heeft verstrekt in verband met de bouw van de kelder. [gedaagde in conventie sub 4] heeft ter zitting gesteld dat moeder de kosten van de kelder heeft voorgeschoten (derhalve heeft geleend). Onbetwist is dat dit bedrag door moeder ten behoeve van de woning is betaald.
Weiland [adres 3] (I [nummer] )
4.18.
[gedaagde in conventie sub 4] wil dit weiland toebedeeld krijgen. Eisers in conventie stemmen ermee in dat het perceel wordt getaxeerd en dat [gedaagde in conventie sub 4] vervolgens de mogelijkheid krijgt het perceel toebedeeld te krijgen uitgaande van die waarde. Gelet op deze standpunten zal de rechtbank ook dit perceel laten taxeren door de deskundige, waarna [gedaagde in conventie sub 4] zich mag uitlaten over de vraag of hij – uitgaande van die taxatiewaarde – het perceel toebedeeld wenst te krijgen.
[adres 5] ( [plaatsnaam] , G, [nummer] )
4.19.
[gedaagde in conventie sub 3] woont aan de [adres 5] en wil daarom het tot de nalatenschap behorende weiland aan de [adres 5] toebedeeld krijgen. Daarover bestaat geen verdeeldheid. Partijen hebben geen overeenstemming kunnen bereiken over de bij die toedeling te hanteren waarde. Daarom zal de te benoemen deskundige eveneens worden verzocht dit weiland te taxeren naar de huidige waarde, waarna [gedaagde in conventie sub 3] in de gelegenheid zal worden gesteld zich uit te laten over toedeling van daarvan aan hem, uitgaande van die taxatiewaarde.
Saldi van bankrekeningen
4.20.
Tot de nalatenschap horen verschillende bankrekeningen. Eisers in reconventie hebben onweersproken gesteld dat het gaat om de bankrekeningen met nummers [rekeningnummer] , [rekeningnummer] en [rekeningnummer] . Partijen zijn het erover eens dat de saldi op deze rekeningen na voldoening van alle kosten van de nalatenschap moeten worden verdeeld in de verhouding waarin de gerechtigdheid tot die saldi alsdan wordt vastgesteld. De rechtbank zal bepalen dat, nadat alle overige vermogensbestanddelen van de nalatenschap zijn verdeeld, de saldi van de rekeningen op hiervoor bedoelde wijze worden verdeeld, waarna partijen dienen mee te werken aan opheffing van de rekeningen.
De inboedel
4.21.
Eisers in reconventie stellen voor de tot de nalatenschap behorende inboedel en overige roerende zaken die zich aan de [adres 1] bevinden te verdelen in onderling overleg. Eisers in conventie hebben daarmee ingestemd, zodat de verdeling van de inboedel op die wijze zal worden gelast.
Gebruiksvergoeding
4.22.
Eisers in conventie stellen dat [gedaagde in conventie sub 4] een gebruiksvergoeding aan de nalatenschap verschuldigd is van € 1.114,48 per maand, te rekenen vanaf 16 mei 2012 tot de dag dat hij de woning aan de [adres 2] verlaat of overneemt, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 16 juli 2018, een en ander te verrekenen met het erfdeel van [gedaagde in conventie sub 4] . Aan deze vordering is ten grondslag gelegd dat moeder de kosten van de woning voor haar rekening heeft genomen. De woning was van moeder en behoort dus tot de nalatenschap. [gedaagde in conventie sub 4] is een vergoeding verschuldigd omdat hij de woning met uitsluiting van de anderen gebruikt.
Eisers in reconventie voeren ten verwere onder meer aan dat eisers in conventie tot 25 augustus 2021 nooit aanspraak op een gebruiksvergoeding hebben gemaakt. Bovendien heeft [gedaagde in conventie sub 4] de kosten van de woning – met uitzondering van de kelder – voldaan.
Ter zitting hebben eisers in conventie gesteld dat voor zover sprake is van een (niet verjaarde) overeenkomst tussen moeder en [gedaagde in conventie sub 4] , een door [gedaagde in conventie sub 4] te betalen gebruiksvergoeding over de periode tot 2018 minder passend is.
4.23.
Artikel 3:169 BW bepaalt dat, tenzij een regeling anders bepaalt, iedere deelgenoot bevoegd is tot het gebruik van een gemeenschappelijk goed, mits dit gebruik met het recht van de overige deelgenoten te verenigen is. Artikel 3:168 lid 1 BW bepaalt bovendien dat de deelgenoten het gebruik van gemeenschappelijke goederen bij overeenkomst kunnen regelen. Deze bepalingen strekken ertoe de deelgenoot die het goed met uitsluiting van de andere deelgenoot gebruikt, te verplichten deelgenoten die aldus verstoken worden van het gebruik en genot waarop zij uit hoofde van het deelgenootschap recht hebben, schadeloos te stellen, bijvoorbeeld door het betalen van een gebruiksvergoeding (HR 22 december 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA9143). Op de gemeenschap zijn verder van toepassing de beginselen van redelijkheid en billijkheid, die op grond van art. 3:166 lid 3 juncto art. 6:2 BW de rechtsbetrekkingen tussen deelgenoten beheersen.
4.24.
Gelet op genoemde bepalingen zijn partijen in beginsel allen bevoegd tot gebruik van de tot de nalatenschap behorende goederen. Voor de woning aan de [adres 2] is van belang dat in r.o. 4.16 is geoordeeld dat een (niet verjaarde) koopovereenkomst tussen moeder en [gedaagde in conventie sub 4] tot stand is gekomen ten aanzien van de grond van de woning en dat partijen er op grond van die overeenkomst tot 2018 van zijn uitgegaan dat [gedaagde in conventie sub 4] eigenaar van de woning was. Naar het oordeel van de rechtbank is die koopovereenkomst een regeling op grond waarvan [gedaagde in conventie sub 4] bevoegd is tot het uitsluitend gebruik van de woning. Omdat partijen er tot 2018 van zijn uitgegaan dat [gedaagde in conventie sub 4] eigenaar was, acht de rechtbank het niet redelijk om [gedaagde in conventie sub 4] te veroordelen tot betaling van een vergoeding aan de nalatenschap over de periode vóór 2018 in verband met dat gebruik. Dat geldt temeer nu [gedaagde in conventie sub 4] onweersproken heeft gesteld dat hij € 152.035,56 aan bouwkosten en alle lasten van de woning voor zijn rekening heeft genomen. Voor de periode vanaf 2018 is de vraag of [gedaagde in conventie sub 4] er in redelijkheid rekening mee had moeten houden dat hij een gebruiksvergoeding zou moeten betalen. Eisers in conventie stellen dat [gedaagde in conventie sub 4] op 16 juli 2018 is gesommeerd om een gebruiksvergoeding op de ervenrekening te voldoen. Eisers in reconventie betwisten dat. Zij stellen dat [gedaagde in conventie sub 4] vóór 25 augustus 2021 – de datum waarop de conclusie van antwoord in reconventie en de vermeerdering van eis in conventie is ingediend – nooit is aangesproken op een gebruiksvergoeding en daar dus geen rekening mee hoefde te houden. Na betwisting hebben eisers in conventie hun stelling niet onderbouwd. Daardoor is niet gebleken dat [gedaagde in conventie sub 4] vóór het aanhangig worden van deze procedure rekening met een gebruiksvergoeding had moeten houden.
Sloopverplichting
4.25.
Eisers in conventie stellen dat degene die de woning aan de [adres 1] (I [nummer] ) toebedeeld krijgt, de kosten van de sloop van de oude agrarische opstallen die gesitueerd zijn op de percelen [adres 1] én [nummer] voor zijn rekening moet nemen en de overige partijen in verband met die verplichting dient te vrijwaren.
Eisers in reconventie betwisten niet dat als gevolg van de bestemmingsplanwijziging in 2010 een verplichting tot sloop van de bestaande agrarische opstallen op het thans gesplitste (en vernummerde) [perceel 1] is ontstaan. Uit de overeenkomst die moeder begin 2010 met de gemeente [plaatsnaam] in verband met die bestemmingsplanwijziging heeft gesloten (productie 3 van eisers in reconventie) blijkt voorts dat verplichtingen die de eigenaar van het perceel op grond van die overeenkomst heeft als een zakelijke verplichting overgaan op rechtsopvolgers. Dat betekent dat partijen als rechtsopvolgers van moeder gezamenlijk verplicht zijn tot sloop van de agrarische opstallen op voormalig [perceel 1] en dat daarop kunnen worden aangesproken door de gemeente.
4.26.
Het is de rechtbank niet duidelijk op welke huidige percelen de te slopen agrarische opstallen zich bevinden. Om daarover duidelijkheid te krijgen zal de deskundige worden verzocht dat inzichtelijk te maken door te vermelden welke te slopen opstallen zich op voormalig [perceel 1] bevinden, waar (op welke huidige percelen) deze opstallen zich bevinden en welke kosten met die sloop gemoeid zullen zijn. Voor zover die opstallen op de mogelijk te splitsten grond van perceel I [nummer] en/of perceel I [nummer] dient per te splitsen gedeelte inzichtelijk te worden waar de opstallen zich bevinden en wat de kosten van sloop ervan zal zijn. Ter voorkoming van verdere geschillen acht de rechtbank het wenselijk dat degene die een perceel met te slopen opstallen toebedeeld krijgt, de sloopverplichting op zich zal nemen voor de op die grond staande opstallen en de overige partijen zal vrijwaren voor eventuele aanspraken die verband houden met die sloopverplichting. Bij de taxatie van de waarde van de percelen zal om die reden rekening worden gehouden met de met de sloop gemoeide kosten. Conform de destijds tussen moeder en de gemeente [plaatsnaam] gesloten overeenkomst zal die verplichting per toe te delen perceel overgaan op degene aan wie het wordt toebedeeld, een en ander als derdenbeding ten behoeve van de gemeente [plaatsnaam] te vestigen als een beperkt zakelijk recht. Partijen die de betreffende percelen toebedeeld wensen te krijgen dienen hiermee rekening te houden.
Kosten in verband met verdeling
4.27.
Eisers in conventie vorderen dat de kosten van taxatie van de percelen ten laste worden gebracht van degene aan wie de betreffende percelen worden toebedeeld. Eisers in reconventie vorderen dat de kosten van taxatie ten laste van de nalatenschap komen.
De rechtbank overweegt dat een beslissing over de verdeling van de nalatenschap in het belang van alle partijen is. Als gevolg van de verschillen van inzicht tussen partijen over de waarde van de percelen is het voor een beslissing door de rechtbank over die verdeling noodzakelijk dat de percelen door een onafhankelijke deskundige worden getaxeerd. Omdat het in het belang van alle partijen is dat die taxatie plaatsvindt, dienen de kosten daarvan voor rekening van de nalatenschap (en zo ten laste van alle partijen) te worden gebracht.
4.28.
Eisers in reconventie vorderen te bepalen dat dat bij toedeling van de onroerende zaken de kosten van de notaris voor het opstellen van de leveringsakte ten laste van de nalatenschap komen en de overige kosten van levering voor rekening komen van de partij aan wie de betreffende zaak wordt toebedeeld. Eisers in conventie stellen zich op het standpunt dat de notariskosten in verband met de overdracht voor rekening dienen te komen van degene aan wie de onroerende zaak wordt toebedeeld.
Zoals in 4.27 is overwogen geldt dat de verdeling van de nalatenschap in het belang van alle partijen is. De notariële kosten in verband met verdeling (van het opstellen van de akte van verdeling) dienen daarom voor rekening van de nalatenschap te worden gebracht evenals dede eventuele kosten voor kadastrale splitsing.
4.29.
Eisers in reconventie vorderen te bepalen dat de kosten van afvoer “van de onverdeelde inboedel en overige zaken die zich op het perceel van woning [adres 3] bevinden” ten laste van de nalatenschap komen. Tegen deze vordering is geen verweer gevoerd, zodat deze vordering kan worden toegewezen, waarbij de rechtbank onder het perceel van de woning [adres 3] verstaat het perceel van de oude (te slopen) woning aan de [adres 1] te [plaatsnaam] .
Resumerend
4.30.
Gelet op het hiervoor overwogene stelt de rechtbank voor [deskundige] als deskundige te benoemen om aan hem de volgende vragen ter beantwoording voor te leggen:
1. wat is de marktwaarde van de woning met tuin aan de [adres 1] te [plaatsnaam] , gelegen op perceel I [nummer] ,
zonderhet weiland van 99 are en 25 centiare, zoals blauw gearceerd weergegeven op de als productie 1 door eisers in reconventie overgelegde kaart?
2. welke opstallen bevinden zich op de bij vraag 1 genoemde grond en welke kosten zullen met het slopen van die opstallen zijn gemoeid?
3. wat is de marktwaarde van het voornoemde weiland gelegen aan de [adres 1] / [adres 4] te [plaatsnaam] (dus afzonderlijk van het huis en de tuin)?
4. welke opstallen bevinden zich op het bij vraag 3 genoemde perceel en welke kosten zullen met het slopen van die opstallen zijn gemoeid? 5. is het mogelijk om ten behoeve van het in vraag 3 genoemde weiland een uitweg te creëren vanaf/naar de [adres 4] , zodat de huidige toegang via de grond behorend bij de woning aan de [adres 1] te [plaatsnaam] in de toekomst niet meer hoeft te worden gebruikt om te komen/gaan van/naar het weiland?
6. ervan uitgaande dat de woning met 1.500 m2 grond aan de [adres 2] te [plaatsnaam] , behorende tot perceel I [nummer] , in het verleden reeds aan één van de erfgenamen is verkocht, wat is de markt waarde van de overige (extra) vierkante meters grond (boven die 1.500 m2) die thans tot perceel I [nummer] behoren?
6. welke agrarische opstallen bevinden zich aan de [adres 2] te [plaatsnaam] , perceel I [nummer] , en welke kosten zullen met de sloop van die opstallen zijn gemoeid?
7. wat is de marktwaarde van het weiland, perceel I [nummer] (naast de [adres 2] )?
8. wat is de marktwaarde van het weiland aan de [adres 5] te [plaatsnaam] , perceel [plaatsnaam] G, [nummer] )?
9. zijn er op de percelen die na splitsing van [perceel 1] zijn ontstaan nog andere agrarische opstallen dan de opstallen die reeds zijn genoemd bij de beantwoording van de hiervoor geformuleerde vragen? Zo ja, op welk perceel staan die opstallen precies en welke kosten zullen met de sloop van die opstallen zijn gemoeid?
4.31.
De rechtbank stelt partijen in de gelegenheid om zich bij akte uit te laten over de benoeming van [deskundige] als deskundige en de (forumlering van de) aan hem te stellen vragen. Daarna zal de rechtbank beslissen over de benoeming en de te stellen vragen.
4.32.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zullen worden om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De kosten van taxatie (de deskundige) zullen zij – uiteindelijk – ten laste van de nalatenschap kunnen brengen. De rechtbank wijst partijen er alvast op dat het voorschot op de kosten van de deskundige gelijkelijk over partijen als deelgenoten zal worden verdeeld en partijen daarom allen een achtste van dit voorschot zullen moeten betalen waarbij zij uiteraard vrij zijn om ook het voorschot reeds door de nalatenschap te laten betalen indien zij daarmee allemaal instemmen
4.33.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
stelt voor om ter beantwoording van de in 4.30 geformuleerde vragen als deskundige te benoemen:
De heer [deskundige] van VSO [deskundige] makelaars & taxateurs,
adres: Harselaarseweg 2,
3771 MB Barneveld
tel: [telefoonnummer]
email: [e-mailadres]
5.2.
stelt partijen in de gelegenheid om zich binnen twee weken bij akte uit te laten over de benoeming van de in 5.1 genoemde deskundige en de aan hem te stellen in r.o. 4.30 geformuleerde vragen,
5.3.
stelt partijen in de gelegenheid om zich uit te laten over de kosten van de kelder, zoals overwogen in r.o. 4.17.
5.4.
bepaalt dat de zaak in verband met de beslissingen in 5.2 en 5.3 op de rol zal komen van
8 december 2021voor akte uitlating van partijen,
5.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M.K.J. Steketee en in het openbaar uitgesproken op 24 november 2021.
JO/MS