ECLI:NL:RBGEL:2021:6253

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 november 2021
Publicatiedatum
24 november 2021
Zaaknummer
05/208763-21 + 23/001990-20 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor vernieling en belediging met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 23 november 2021 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 24-jarige man, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder het vernielen van ruiten in een trein, het bespugen van een verhoorruimte op het politiebureau en het beledigen van een ambtenaar. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de brandstichting in de trein, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij deze daad had gepleegd. Echter, de rechtbank heeft bewezen verklaard dat de verdachte schuldig was aan het vernielen van de deuren en ruiten in de trein, het onbruikbaar maken van een cel en het beledigen van een hoofdagent. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 94 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, en hem verplicht om een schadevergoeding van 2.000 euro te betalen aan NS Groep N.V. en 130,60 euro aan de Politie Oost-Nederland. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een lichte verstandelijke beperking en gedragsproblematiek, en heeft besloten om een deels voorwaardelijke straf op te leggen. De proeftijd is vastgesteld op drie jaren, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling in een forensische zorginstelling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/208763-21 + 23/001990-20 (tul)
Datum uitspraak : 23 november 2021
Tegenspraak (art. 279 Sv)
verkort vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1997 in [geboorteplaats] (Marokko),
wonende aan de [adres 1] .
Raadsman: mr. P.A.J. van Putten, advocaat in Almere.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 9 november 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij, op of omstreeks 3 augustus 2021, te Ede, althans in Nederland, opzettelijk gevaar heeft veroorzaakt voor het verkeer door mechanische kracht over een spoorweg, door in een (rijdende) trein een fiets en/of een of meerdere andere goederen in brand te steken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 3 augustus 2021, te Ede, althans in Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht (in een aldaar rijdende trein) door open vuur in aanraking te brengen met een fiets en/of papier, althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan een fiets en/of een of meerdere onderdelen daarvan, een vuilnisbak en/of de inhoud daarvan, en/of papier en/of een of meerdere
onderdelen/meubilair van voornoemde trein, geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor andere in die trein aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of levensgevaar voor in voornoemde trein aanwezige personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen, en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor in voornoemde trein aanwezige personen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
2
hij, op of omstreeks 3 augustus 2021, te Ede, opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere deuren en/of ruiten in een trein, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Nederlandse Spoorwegen, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3
hij, op of omstreeks 4 augustus 2021, te Arnhem, opzettelijk en wederrechtelijk een cel, een of meerdere dekens en/of een verhoorruimte, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Politie Nederland, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd,
onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4
hij, op of omstreeks 4 augustus 2021, te Arnhem, opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer] , hoofdagent bij politie Eenheid Oost-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen: "kankerhoer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.

2.Vrijspraak t.a.v. feit 1

Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde, aangezien er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat het verdachte was die een fiets (en/of andere goederen) in brand heeft gestoken in de trein. Ook als dit wel zou kunnen worden bewezen, dan is uit de bewijsmiddelen niet af te leiden dat deze brandstichting gevaar voor spoorwegverkeer of gemeen gevaar voor goederen en personen in de trein heeft opgeleverd.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2, feit 3 en feit 4 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
2
hij, op
of omstreeks3 augustus 2021, te Ede, opzettelijk en wederrechtelijk
een ofmeerdere deuren en
/ofruiten in een trein,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan de Nederlandse Spoorwegen
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)heeft vernield
, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3
hij, op
of omstreeks4 augustus 2021, te Arnhem, opzettelijk en wederrechtelijk een cel,
een ofmeerdere dekens en
/ofeen verhoorruimte,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan de Politie Nederland
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)heeft
vernield, beschadigd,
onbruikbaar gemaakt
en/of weggemaakt;
4
hij, op
of omstreeks4 augustus 2021, te Arnhem, opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer] , hoofdagent bij politie Eenheid Oost-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door haar
het woordtoe te voegen: "kankerhoer"
, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen worden alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben. De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen, meermalen gepleegd;
feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort onbruikbaar maken, meermalen gepleegd;
feit 4:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 124 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden op te leggen de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd in het rapport van 4 november 2021, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft te kennen gegeven dat de verdediging zich kan vinden in een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, maar heeft bepleit een lagere voorwaardelijke straf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist. De raadsman voert daartoe aan dat de ernst van de feiten de geëiste duur van de gevangenisstraf niet rechtvaardigt. Verder ziet de raadsman het belang van een voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden, maar hij ziet geen redenen om de proeftijd vast te stellen op 3 jaren en verzoekt de rechtbank deze te beperken tot 2 jaren.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het navolgende van belang.
Verdachte heeft zich in korte tijd zowel in de trein als op het politiebureau schuldig gemaakt aan diverse strafbare feiten. Hij heeft een aantal ruiten van de tussendeuren in een trein ingegooid, hetgeen aanzienlijke schade heeft veroorzaakt. Als gevolg van die vernieling is verdachte aangehouden en vervolgens heeft hij op het politiebureau de verhoorruimte bespuugd en een verbalisant beledigd. Daarnaast heeft hij na zijn insluiting in zijn cel alle dekens die hij had in het toilet geduwd, zijn lunch door de cel gegooid, een waterfles leeggegooid, papieren verscheurd en door zijn cel gegooid en de cel ondergeplast. Dit zijn vervelende feiten die leiden tot overlast en die bovendien gevoelens van onveiligheid in de maatschappij veroorzaken. Het onbruikbaar maken van een cel en een verhoorruimte heeft daarnaast nadelige gevolgen voor de gang van zaken op het politiebureau.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de Pro Justitia rapportage van GZ-psycholoog
R. Steinmann van 22 oktober 2021 en van het advies van Reclassering Nederland van
4 november 2021. GZ-psycholoog R. Steinmann concludeert dat bij verdachte sprake is van een lichte verstandelijke beperking en een onrijp ontwikkelde persoonlijkheid (laag sociaal-emotioneel functioneren) en gewetensontwikkeling, met gedragsproblematiek tot gevolg. Verder is sprake van een ernstige stoornis in cannabisgebruik. Met enige voorzichtigheid kan worden gesteld dat voorgaande diagnose naar alle waarschijnlijkheid doorwerkte in het tenlastegelegde. Er wordt geadviseerd de vernielingen in de trein in verminderde mate toe te rekenen.
De reclassering concludeert dat sprake is van een zorgelijke situatie aangezien verdachte steeds frequenter in beeld komt bij politie en justitie en de ernst van het delictgedrag toeneemt. Verdachte heeft op dit moment een zorgmachtiging die tot februari 2022 loopt. Daarnaast is verdachte geschorst uit de preventieve hechtenis op voorwaarde van onder andere een klinische behandeling op een FPA. Verdachte verblijft sinds 6 september 2021 op de FPA in Heiloo en na een lastige start lijkt hij nu positief te staan tegenover behandeling en begeleiding. Hij is ingesteld op medicatie en dat heeft een gunstig effect op zijn functioneren. De klinische opname op de FPA in Heiloo lijkt een passende interventie te zijn, aangezien verdachte behandeling accepteert en zich aan de bijzondere voorwaarden houdt. Daarbij komt dat de medicamenteuze behandeling alsmede de structuur en duidelijkheid op de afdeling verdachte zichtbaar goed doen, waardoor langzaam kan worden toegewerkt naar meer vrijheden. Overigens levert de klinische opname een belangrijke bijdrage aan het verkleinen van de kans op recidive. Naast de klinische opname zijn volgens de reclassering een drugsverbod en controle daarop, ambulante zorg, begeleid wonen en meewerken aan schuldhulpverlening noodzakelijk in het kader van risicomanagement. Reclasseringstoezicht en behandeling in het kader van een bijzondere voorwaarde, met focus op de stoornis enerzijds en het delictgedrag en recidivegevaar anderzijds, bieden volgens de reclassering een belangrijke meerwaarde ten opzichte van de zorgmachtiging. Er is thans geen zekerheid dat de zorgmachtiging verlengd wordt. De reclassering acht een toezichtperiode van drie jaren geïndiceerd om tot een solide, integraal en duurzaam traject te komen met, voor verdachte, een ‘zachte landing’ in de samenleving. Vervolg van het ingezette traject is essentieel voor een stabiele toekomst en het creëren van een delictvrij bestaan.
De rechtbank neemt de conclusies van Steinmann en de reclassering over en acht het van belang dat verdachte een op zijn stoornis toegespitste behandeling krijgt en dat hij bovendien zo wordt begeleid dat hij in de toekomst weer op een verantwoorde manier deel kan nemen aan de samenleving. Zo wordt ook de kans dat hij opnieuw de fout in gaat, verminderd. De rechtbank houdt er bij het bepalen van de straf rekening mee dat het inmiddels beter lijkt te gaan met verdachte. Voorts neemt de rechtbank het advies van de GZ-psycholoog om verdachte de vernielingen in de trein verminderd toe te rekenen, over. Hoewel de GZ-psycholoog zich in het rapport over de toerekenbaarheid ten aanzien van de belediging en het onbruikbaar maken van de cel en de verhoorruimte niet heeft uitgelaten, ziet de rechtbank aanleiding om ook deze feiten in verminderde mate toe te rekenen aan verdachte. Deze feiten zijn immers korte tijd na de vernielingen gepleegd en de rechtbank gaat ervan uit dat verdachte zich ook toen nog in dezelfde toestand bevond. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank, in aanvulling op een onvoorwaardelijke straf, een deels voorwaardelijke straf opleggen. Aan de voorwaardelijke straf zullen – gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte – de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals geadviseerd door de reclassering.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 94 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, passend en geboden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De voorwaardelijke straf is lager dan door de officier van justitie geëist aangezien de rechtbank in grotere mate rekening houdt met de straffen die doorgaans voor dit soort feiten worden opgelegd. De rechtbank stelt de proeftijd vast op drie jaren. De rechtbank realiseert zich dat dit gelet op de ernst van de feiten een lange toezichtperiode is, maar leidt de noodzaak hiervan af uit het reclasseringsrapport.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partijen NS Groep N.V. en Politie Oost-Nederland hebben in verband met feit 2 respectievelijk feit 3 een vordering tot schadevergoeding ingediend.
De benadeelde partij NS Groep N.V. vordert € 4.047,24 aan materiële schade, bestaande uit herstelkosten. De Politie Oost-Nederland vordert € 130,60 aan materiële schade, bestaande uit kosten voor het reinigen van de cel en de verhoorruimte, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen NS Groep N.V. en Politie Oost-Nederland (integraal) kunnen worden toegewezen, telkens met toekenning van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij NS Groep N.V. niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard vanwege gebrekkige onderbouwing. Daarnaast voert de verdediging aan dat de gevolmachtigde namens haarzelf had moeten tekenen en niet namens de NS Groep N.V.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van Politie Oost-Nederland kan worden toegewezen.
Overweging van de rechtbank
NS Groep N.V.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De rechtbank constateert dat de vordering door NS Groep N.V. is ondertekend, in plaats van door de gevolmachtigde (mevr. [gemachtigde] ). Dit levert naar het oordeel van de rechtbank echter geen gebrek op, nu op basis van het bijgevoegde uittreksel van de Kamer van Koophandel volstrekt helder is dat de gevolmachtigde namens de NS Groep N.V. mag optreden.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de vordering onvoldoende is onderbouwd voor wat betreft de gevorderde materiële schade. De vordering is gebaseerd op een summier overzicht van voorlopige kosten met afkortingen waarvan de betekenis niet is vermeld, verwijzingen naar stukken die nog zouden volgen of die bijgevoegd zouden zijn maar niet zijn aangetroffen et cetera. De vordering bevat verder geen toelichting. De rechtbank kan daarom niet vaststellen waar de verschillende posten op zien en welke bedragen daadwerkelijk in rekening zijn of zullen worden gebracht voor het herstellen van de schade.
De rechtbank stelt echter op basis van het dossier vast dat schade is ontstaan door toedoen van verdachte en zal op grond van haar schattingsbevoegdheid de schade naar maatstaven van billijkheid op een bedrag van € 2.000,- vaststellen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2021.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Politie Oost-Nederland
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering voor wat betreft het reinigen van de cel en de verhoorruimte tot een hoogte van € 130,60 kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 augustus 2021.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 23/001990-20)

Het gerechtshof Amsterdam heeft verdachte op 15 april 2021 veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 60 uren subsidiair 30 dagen jeugddetentie.
Standpunten
De officier van justitie vordert de afwijzing van de tenuitvoerlegging van die straf.
Ook de raadsman heeft bepleit dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen.
Overweging van de rechtbank
Het uitvoeren van een taakstraf is voor verdachte niet haalbaar, vanwege zijn verblijf in de kliniek. De rechtbank is daarom van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 266, 267 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder feit 1 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 94 (vierennegentig) dagen;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 60 (zestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden;
  • stelt als algemene voorwaarde dat veroordeelde zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- veroordeelde meewerkt aan het reclasseringstoezicht en zich na de veroordeling meldt bij Reclassering Alkmaar op het adres [adres 2] te Alkmaar, dan wel telefonisch op [telefoonnummer] . Veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd blijven melden bij deze instelling, zo vaak en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- veroordeelde zich laat opnemen en behandelen in FPA de [naam] te Heiloo of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zo lang als de reclassering dat, in overleg met het behandelteam, nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
  • veroordeelde zich laat behandelen door een nader te bepalen instelling, te bepalen door de reclassering, als vervolg op de klinische behandeling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
  • veroordeelde meewerkt, indien geïndiceerd, aan een plaatsing in een vervolgsetting voor (forensisch) beschermd/begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels van het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • veroordeelde meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijk Personen of bewindvoering. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
  • veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik om drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • veroordeelde zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • veroordeelde zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van veroordeelde ten behoeve daarvan;
  • beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt verdachte in verband met het onder feit 2 respectievelijk feit 3 bewezenverklaarde tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen
Benadeelde partij Bedrag Wettelijke rente

1. NS Groep N.V. € 2.000,- 3 augustus 2021

2. Politie Oost-Nederland € 130,60 4 augustus 2021
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en de kosten die de benadeelde partijen mogelijk nog moeten maken om de te noemen bedragen betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de volgende benadeelde partijen de hier na te noemen bedragen aan materiële schade te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het bedrag niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij Bedrag Gijzeling
1. NS Groep N.V. € 2.000,- 30 dagen;
2. Politie Oost-Nederland € 130,60 2 dagen;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 verklaart de benadeelde partij NS Groep N.V. voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
 wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van het Gerechtshof Amsterdam van 15 april 2021 voorwaardelijk opgelegde taakstraf (parketnummer 23/001990-20);
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit verkort vonnis is gewezen door J.M. Graat (voorzitter), mr. E.S.M. van Bergen en mr. J.M. Breimer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Brouwer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 november 2021.