ECLI:NL:RBGEL:2021:6233

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 november 2021
Publicatiedatum
23 november 2021
Zaaknummer
05/115888-21 + 21/006041-19 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een zeventienjarige verdachte wegens ontuchtige handelingen met een veertienjarig slachtoffer

Op 23 november 2021 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een zeventienjarige verdachte, die werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een veertienjarig meisje. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met twee medeverdachten, op 26 april 2021 in Arnhem seksuele handelingen heeft verricht met het slachtoffer in een park. De rechtbank stelde vast dat er sprake was van een aanzienlijk leeftijdsverschil tussen de verdachte en het slachtoffer, wat de ontuchtigheid van de handelingen bevestigde. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van vier maanden en een werkstraf van 90 uren. De rechtbank overwoog dat het slachtoffer, ondanks haar mogelijk seksueel wervend gedrag, bescherming nodig had tegen de gevolgen van de seksuele handelingen, die niet als vrijwillig konden worden beschouwd. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder behandeling bij JeugdFact en toezicht door de jeugdreclassering. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 1.000,- aan immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team Strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/115888-21 + 21/006041-19 (tul)
Datum uitspraak : 23 november 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 2003 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Raadsman: mr. A.H. Staring, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting achter gesloten deuren van 9 november 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 april 2021 te Arnhem, althans in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2007, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten het brengen van zijn penis in haar mond en/of het door [slachtoffer] laten betasten en/of aftrekken van zijn penis en/of het likken van haar borst/tepel.
1a. De vordering na voorwaardelijke veroordeling
De officier van justitie heeft een vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 21/006041-19 ingediend bij de rechtbank.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast. In de week voorafgaand aan 26 april 2021 vindt er via social media contact plaats tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer] (aangeefster). In de gesprekken tussen [medeverdachte 1] en aangeefster wordt er een afspraak gemaakt om seksuele handelingen te verrichten. Ook wordt er benoemd dat er meerdere jongens aanwezig zullen zijn en dat de handelingen ook met meerdere jongens zullen worden verricht. [2] [medeverdachte 2] probeert een kamer te regelen voor de afspraak van [medeverdachte 1] en aangeefster. Hij krijgt echter geen sleutel van de kamer. [3] Op 26 april 2021 ontmoeten verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en de dan net veertienjarige aangeefster, geboren op [geboortedag 2] 2007, elkaar in Arnhem. Er vinden seksuele handelingen plaats tussen aangeefster en de drie verdachten in een bosje in een park. [medeverdachte 1] heeft eerst orale, vagina en anale gemeenschap met aangeefster. [4] [medeverdachte 1] zijn penis wordt door aangeefster betast met haar handen en afgetrokken. Daarna wordt de penis van [medeverdachte 1] in de vagina en de anus van aangeefster gedaan. [medeverdachte 1] filmt de seksuele handelingen. [5] Als [medeverdachte 1] het bosje verlaat, wordt verdachte naar het bosje geroepen. Verdachte zijn penis wordt door aangeefster met haar handen betast en afgetrokken. Ook wordt de penis van verdachte in aangeefster haar mond gebracht en likt verdachte de borst van aangeefster. [6] Als verdachte het bosje verlaat, vindt er ook nog anale, vagina en orale gemeenschap plaats tussen aangeefster en verdachte [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] heeft zijn piemel in aangeefster haar mond, in haar vagina en in haar anus gebracht.
Ook heeft [medeverdachte 2] aangeefster tijdens het verrichten van de seksuele handelingen gefilmd. [7]
Aangeefster heeft na afloop contact met twee begeleiders die haar komen ophalen. [8]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen opmerkingen over de seksuele handelingen die ten laste zijn gelegd. De verdediging stelt dat de handelingen verricht tussen verdachte en aangeefster niet als ontuchtig aan te merken zijn. De verdediging verwijst naar jurisprudentie van de Hoge Raad waarin is overwogen dat het ontuchtig karakter kan ontbreken indien sprake is van een gering leeftijdsverschil en de seksuele handelingen vrijwillig plaatsvinden. Ook verwijst de verdediging naar jurisprudentie waaruit blijkt dat de sociaal-ethische norm niet overschreden werd door een gering leeftijdsverschil. Bovendien zaten verdachte en aangeefster beiden in een seksueel onderzoekende fase en waren de handelingen vrijwillig. Verdachte werd geconfronteerd met het seksueel wervend gedrag van aangeefster. De casus die nu voorligt vertoont sterke gelijkenis met de casus die speelde in een arrest van het gerechtshof Amsterdam. Aangeefster was net veertien jaar. Verdachte was zeventien jaar ten tijde van het feit. Het gaat hier om jongeren met een gering leeftijdsverschil die experimenteel seksueel gedrag vertonen. Aangeefster verklaart dat zij sinds oktober 2020 op deze wijze haar seksuele leven invult en zich al tien keer heeft laten betalen voor seksuele handelingen. Uit het dossier blijkt niet dat aangeefster ineens met de seksuele handelingen geconfronteerd werd. Er is uitgebreide communicatie via social media aan voorafgegaan met medeverdachte [medeverdachte 1] . Aangeefster geeft daarbij meerdere malen aan dat het wat haar betreft niet gek genoeg kan. Ook staat zij open voor seksuele handelingen met de vrienden van medeverdachte [medeverdachte 1] , zolang zij hun mond maar houden. Aangeefster geeft later in haar verhoor aan dat zij niet weet of zij helemaal eerlijk is geweest over haar leeftijd. Op haar telefoon worden nog veel meer gesprekken aangetroffen die zien op seksuele handelingen. Aangeefster is dus al een geruime tijd bezig met experimenteel seksueel gedrag. Verdachte had voor 26 april 2021 geen seksuele ervaringen en heeft nooit een vriendin gehad. Ook is hij nog niet volledig ingebed in de Nederlandse samenleving. Het doet niet ter zake of verdachte van tevoren wist dat er gemeenschap zou plaatsvinden in de bosjes. Zijn broek wordt in de bosjes door aangeefster naar beneden getrokken. Aangeefster neemt hierin dus het initiatief. Zij werd niet afgewerkt als een voorwerp zoals door de officier van justitie is gesteld. Wellicht heeft aangeefster juist gedacht dat zij op deze manier aan haar seksuele trekken komt en geld verdient. Pas nadat de gemeenschap met de drie jongens heeft plaatsgevonden, stuurde aangeefster een bericht naar haar begeleidster en werd zij opgehaald. Aangeefster geeft in haar verhoor aan dat de seksuele handelingen vrijwillig waren. Alles afwegend verzoekt de verdediging om een vrijspraak, nu er niet gesproken kan worden van ontucht.
Beoordeling door de rechtbank
De vraag die de rechtbank in dit geval moet beoordelen, is of de seksuele handelingen tussen aangeefster en verdachte kunnen worden aangemerkt als ontuchtige handelingen in de zin van artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Uit de wetsgeschiedenis en de jurisprudentie blijkt dat van ontuchtige handelingen sprake is wanneer seksuele handelingen in strijd zijn met de sociaal-ethische norm.
De ontuchtigheid van het handelen kan ontbreken als sprake is van vrijwillig seksueel contact tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen en eventueel een affectieve relatie hebben. De vraag of de handelingen ontuchtig zijn, dient steeds te worden beantwoord aan de hand van de omstandigheden van het concrete geval. Hoewel daarover in het algemeen geen scherpe afgrenzing kan worden gegeven dient wel sprake te zijn van een zekere gelijkwaardigheid.
De rechtbank overweegt dat verdachte ten tijde van het seksuele contact de leeftijd van 17 jaar en vier maanden had, terwijl aangeefster op dat moment net enkele dagen 14 jaar oud was. Er bestond dus een leeftijdsverschil van ruim 3 jaar tussen verdachte en aangeefster. Anders dan de verdediging heeft bepleit, acht de rechtbank het leeftijdsverschil tussen verdachte en aangeefster wel aanzienlijk en bepalend. De seksuele, fysieke en emotionele ontwikkeling van minderjarigen in de puberteit maakt in enkele jaren een forse ontwikkeling door. Daarom kan het verschil tussen een veertienjarige en een zeventienjarige als aanzienlijk worden beschouwd.
Naast het aanzienlijke leeftijdsverschil weegt de rechtbank de omstandigheden mee waarin de gebeurtenissen van 26 april 2021 hebben plaatsgevonden. Er waren in dit geval drie jongens die besluiten één meisje van net veertien jaar in de avond mee te nemen naar een donker bosje in een park. Daar worden vervolgens door de jongens één voor één verregaande seksuele handelingen met haar verricht. Geen van de verdachten had eerder een seksuele of affectieve relatie met aangeefster. Zij hebben elkaar kort voor de seksuele handelingen ontmoet. Aangeefster is door de jongens als voorwerp gebruikt. Verdachte heeft haar achtergelaten in het bosje toen de seksuele handelingen niet het resultaat hadden dat verdachte voor ogen had waarna een medeverdachte met aangeefster is verdergegaan. Van enige gelijkwaardigheid is in de gegeven omstandigheden zeker geen sprake. De rechtbank merkt hierbij nog op dat het om vergaande seksuele handelingen gaat, waaronder het stoppen van de penis van verdachte in de mond en anus van aangeefster. Dit past, gelet op de omstandigheden, op geen enkele wijze bij experimenteel seksueel gedrag tussen jongeren.
Dat aangeefster in dit geval zelf wervend gedrag heeft vertoond en mogelijk al seksuele ervaring had, doet hier niet aan af. De wetgever heeft seksuele handelingen met minderjarigen onder de zestien jaar strafbaar gesteld, omdat deze (jong) minderjarigen ook beschermd moeten worden tegen hun eigen handelen. De (emotioneel) schadelijke gevolgen van verregaande seksuele handelingen onder deze omstandigheden is voor een jongminderjarige niet altijd te overzien. Daardoor kan ook niet gesproken worden van vrijwilligheid. Van werkelijke vrijwilligheid of gelijkwaardigheid kan ook niet worden gesproken, gelet op het overwicht dat de drie onbekende, oudere jongens op haar hadden op een voor haar onbekende plek. Er was sprake van een wezenlijke ondergeschiktheid van aangeefster. Zelfs indien aangeefster heeft gezegd volmondig in te stemmen met de seksuele handelingen, valt zij volledig onder de reikwijdte van artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.

3.Bewezenverklaring

De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd. Bewezen kan worden dat: hij op
of omstreeks26 april 2021 te Arnhem,
althans in Nederland,met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2007, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een of meerontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden
uit of mede bestondenuit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten het brengen van zijn penis in haar mond en
/ofhet door [slachtoffer] laten betasten en
/ofaftrekken van zijn penis en
/ofhet likken van haar borst
/tepel.
De rechtbank heeft eventuele taal- of schrijffouten in de tenlastelegging verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn belang geschaad.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van die onderdelen van de tenlastelegging die niet zijn bewezen.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde feit levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Ter terechtzitting heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte bij een bewezenverklaring dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Hiertoe heeft de raadsman – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat sprake is van afwezigheid van alle schuld, nu verdachte geen redenen had om aan te nemen dat aangeefster jonger dan zestien jaar oud was. Ook voert de raadsman aan dat de onderzoeksplicht in dit geval gelet op het geringe leeftijdsverschil en het feit dat verdachte op seksueel vlak jonger dan 17 jaar was, niet ver reikt.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De leeftijd van de minderjarige vormt in artikel 245 Sr, een geobjectiveerd bestanddeel en opzet of schuld is daaromtrent dus niet vereist. Een beroep op afwezigheid van alle schuld heeft dan ook slechts in zeer uitzonderlijke gevallen een kans van slagen. Op verdachte rustte een verregaande onderzoeksplicht naar de leeftijd van aangeefster. Een plicht die versterkt werd door de omstandigheden. Verdachte kende aangeefster in het geheel niet, de seks vond plaats op een onveilige locatie (in de avond in de bosjes) en er waren meerdere jongens bij betrokken. Het dossier bevat geen enkele aanwijzing dat verdachte op welke manier dan ook onderzoek heeft gedaan naar de leeftijd van aangeefster. Sterker nog, de seksuele handelingen zijn direct gestart nadat verdachte het bosje betrad zonder dat er ook maar een gesprek tussen aangeefster en verdachte heeft plaatsgevonden. Er is dus niet voldaan aan de onderzoeksplicht door verdachte.
Bovendien overweegt de rechtbank dat afbreuk zal worden gedaan aan de door de wetgever beoogde bescherming van artikel 245 Sr als een beroep op afwezigheid van alle schuld in dit geval zou slagen. Daarnaast overweegt de rechtbank dat ook overigens niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 90 uren. Daarnaast eist de officier van justitie een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van vier maanden. De officier van justitie eist daarbij een proeftijd van twee jaar met de volgende bijzondere voorwaarde:
- dat verdachte meewerkt aan behandeling bij JeugdFact of een soortgelijke instantie waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten Jeugdbescherming Gelderland opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
De tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, moet van de werkstraf worden afgetrokken.
Er is onder verdachte een goed in beslag genomen, te weten een mobiele telefoon. De officier van justitie heeft geëist dat de mobiele telefoon moet worden onttrokken aan het verkeer aangezien een afbeelding die kinderporno bevat is aangetroffen op de telefoon.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om bij een veroordeling en strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals in het NIFP-rapport zijn beschreven. Er is bij verdachte sprake van een gebrekkige persoonlijkheidsontwikkeling. Dit heeft een rol gespeeld bij het incident. Verdachte moet leren om zijn eigen positie en die van anderen te herkennen. Het is van belang dat hij kan profiteren van de hulpverlening. Ook vraagt de verdediging de rechtbank rekening te houden met de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft gezeten. Verder verzoekt de verdediging de rechtbank om het geschorste bevel tot bewaring op te heffen. Een eventuele straf mag de huidige positieve ontwikkelingen van verdachte niet doorkruisen. Het gaat goed op school en verdachte heeft een stageplek gevonden.
Ten aanzien van het beslag op de mobiele telefoon van verdachte, verzoekt de verdediging de rechtbank om te bepalen dat de telefoon teruggaat naar verdachte. Er is slechts één afbeelding van kinderporno op de telefoon aangetroffen. Het staat niet in verhouding tot de ernst van de geconstateerde overtreding om daarom de telefoon te onttrekken aan het verkeer.
Beoordeling door de rechtbank
Strafmaatoverweging
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, betrekt de rechtbank de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan. Ook houdt de rechtbank rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met de inhoud van de volgende stukken:
- het uittreksel Justitiële Documentatie van 28 september 2021;
- het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 28 oktober 2021;
- het psychologisch rapport, opgemaakt door mw. A.W.B. Haas, kinder- en jeugdpsycholoog en dhr. R. Haveman, GZ-psycholoog van 28 september 2021.
De rechtbank neemt in het bijzonder het volgende in aanmerking. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het hebben van seks met een meisje van 14 jaar oud. In de week voor 26 april 2021 ontstaat er via social media contact tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en aangeefster. Na enkele dagen uitwisselen van (seksueel getinte) berichten, gaat aangeefster op 26 april 2021 naar Arnhem voor een afspraak met medeverdachte [medeverdachte 1] . Aangeefster was op 26 april 2021 slechts enkele dagen veertien jaar oud. Nadat aangeefster in Arnhem is aangekomen, vinden er seksuele handelingen met aangeefster plaats in een bosje in het park. Aangeefster heeft eerst orale, vagina en anale gemeenschap met medeverdachte [medeverdachte 1] . Vervolgens heeft aangeefster orale gemeenschap met [verdachte] . Tot slot vindt er nog orale, vaginale en anale gemeenschap plaats tussen de andere medeverdachte [medeverdachte 2] en aangeefster. Aangeefster is daarna zeer overstuur door haar begeleiders opgehaald in Arnhem.
De rechtbank vindt het uiterst kwalijk dat aangeefster die dag door de verdachten één voor één als voorwerp is gebruikt. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij, nadat hij werd geroepen, het bosje is ingegaan en seksuele handelingen met haar heeft verricht zonder dat hij wist wie aangeefster was of hoe oud zij was. Verdachte heeft zich op geen enkel moment gerealiseerd hoe ingrijpend en belastend de situatie voor aangeefster is geweest. Hij heeft zich laten leiden door zijn seksuele gevoelens en slechts zijn eigen belang vooropgesteld. Verdachte heeft gebruik gemaakt van de kwetsbaarheid van aangeefster op dat moment. Bovendien heeft hij na de seksuele handelingen aangeefster in de bosjes achtergelaten voor een andere jongen. Ook dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Verdachte had moeten inzien dat het afwerken van een meisje door drie jongens in een bosje onacceptabel is.
De gebeurtenissen zijn voor aangeefster erg belastend geweest en hebben een diepe indruk op haar gemaakt. De feiten kunnen niet onbestraft blijven. De rechtbank weegt bij de strafoplegging de volgende persoonlijke omstandigheden mee. Uit het NIFP-onderzoek komt naar voren dat de persoonlijkheidsontwikkeling van verdachte bedreigd wordt vanwege zorgen over zijn sociaal-emotionele ontwikkeling. Verdachte heeft een verminderd sociaal inzicht en een beperkt mentaliserend vermogen. Deze beperkingen zijn van invloed geweest op het tenlastegelegde feit. Verdachte kon hierdoor niet direct inschatten dat er sprake was van een potentieel strafbare situatie. De deskundigen adviseren daarom om het feit licht verminderd aan verdachte toe te rekenen. Het recidiverisico wordt laag geschat. De interventies moeten daarom meer gericht zijn op een zo gunstig mogelijke ontwikkeling, op seksualiteit en op het vergroten van een pro-sociaal netwerk. Aangezien er geringe intrinsieke motivatie bij verdachte is voor behandeling, is het van belang dat duidelijke kaders worden gesteld. De deskundigen adviseren daarom een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden die zien op behandeling en begeleiding.
De Raad voor de Kinderbescherming benoemt in zijn rapportage het volgende. Verdachte is de jongste uit een gezin met vier kinderen. Zijn ouders zijn in 2021 gescheiden. Sindsdien woont verdachte bij zijn moeder. Het onderwerp seksualiteit is niet bespreekbaar thuis. Thuis lijkt het verder goed te gaan, al houdt verdachte zich niet altijd aan de regels van zijn ouders. Verdachte heeft tics die verergeren bij stress. Deze tics zijn gestart na zijn verblijf in de JJI. Verdachte heeft dit verblijf dan ook als erg ingrijpend ervaren. Gezien de conclusies in het NIFP-rapport adviseert de Raad bij een veroordeling als bijzondere voorwaarde een behandeling bij het JeugdFact of een soortgelijke instantie op te nemen en verplicht jeugdreclasseringstoezicht op te leggen. Gezien de aard van het delict vindt de Raad een voorwaardelijke jeugddetentie passend. Er zijn daarnaast geen contra-indicaties voor een onvoorwaardelijke werkstraf.
De betrokken jeugdreclasseerder heeft ter zitting aangegeven dat verdachte al eens eerder door de jeugdreclassering is begeleid en dat dat goed afgerond is. Een verlenging van het toezicht had toen geen meerwaarde. Daarna ging het een periode minder met verdachte. Hij kwam door het niet vinden van een stageplek en het missen van vaardigheden in een neerwaartse spiraal. Na zijn aanhouding voor dit feit heeft verdachte de draad weer opgepakt op school. Er zijn veel gesprekken met hem gevoerd over zijn keuzes en ook het feit is uitvoerig besproken. Er is wel een risico dat het weer minder met verdachte zal gaan als hij de komende periode niet meer vaardigheden aanleert. In samenspraak met het NIFP is een behandeling bij JeugdFact geadviseerd. De verwachting is dat de behandeling zich vooral zal gaan richten op de sociale vaardigheden van verdachte en hoe hij op een juiste manier omgaat met zijn omgeving.
De rechtbank neemt het advies van het NIFP om het feit aan verdachte verminderd toe te rekenen over. De rechtbank is het eens met het advies van de Raad om verdachte behandeling te laten volgen bij het JeugdFact. De rechtbank legt verdachte deze behandeling op als bijzondere voorwaarde. Dit zodat verdachte meer sociale vaardigheden leert en in de toekomst beter leert om niet in probleemsituaties terecht te komen. Ook ziet de rechtbank de noodzaak in van een flinke stok achter de deur omdat verdachte uit zichzelf niet zo gemotiveerd is om behandeling te volgen. De rechtbank vindt een voorwaardelijke jeugddetentie van vier maanden met een proeftijd van twee jaren passend, gezien de ernst van de feiten, de oriëntatiepunten in dit soort zaken en de zorgen over de ontwikkeling van verdachte. De rechtbank vindt het in het belang van verdachte dat het jeugdreclasseringstoezicht wordt voortgezet voor zover en zolang de jeugdreclassering dat nodig vindt. Daarnaast vindt de rechtbank het belangrijk dat verdachte ervaart dat zijn strafbaar handelen consequenties heeft. De rechtbank zal daarom een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 90 uren opleggen.
De rechtbank zal het – inmiddels geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte opheffen.
Het beslag
Er ligt beslag op het goed:
- Telefoontoestel (omschrijving: [nummer] , random schade, fendi roma hoes, Zwart, merk: [merk] ).
Op deze mobiele telefoon is een afbeelding aangetroffen die kinderporno bevat. Het ongecontroleerde bezit van dit soort goederen is in strijd met het algemeen belang en de wet. Daarom zal de rechtbank deze mobiele telefoon onttrekken aan het verkeer.

8.De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling

Voorwaardelijke veroordeling
De meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft verdachte op 8 december 2020 veroordeeld tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 100 uren. Het gerechtshof heeft daarbij bepaald dat een gedeelte van die werkstraf, 50 uren, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke straf. Verdachte was immers een gewaarschuwd mens en heeft een nieuw strafbaar feit in de proeftijd gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte begrijpt dat hij zijn voorwaarden heeft geschonden. Het accent moet de komende periode liggen op de behandeling van verdachte. Daarom stelt de verdediging voor om de proeftijd te verlengen of slechts een deel van de werkstraf ten uitvoer te leggen.
De beoordeling door de rechtbank
Op basis van de stukken en wat is besproken op de zitting is de rechtbank van oordeel dat de feitelijke grondslag van de vordering juist is. Verdachte heeft de algemene voorwaarden van zijn proeftijd geschonden door een strafbaar feit te plegen. Daarom zal de rechtbank tenuitvoerlegging gelasten van de voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 50 uren die is opgelegd bij voornoemd vonnis. De rechtbank verwacht niet dat dit de behandeling van [verdachte] zal doorkruisen en ziet daarom geen reden om de vordering af te wijzen.
9. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] (wettelijk vertegenwoordigd door [naam 1] en [naam 2] ) heeft zich in het strafproces gevoegd en vordert schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 29.022,82, te weten € 19.022,82 materiële schade (voor reiskosten en studievertraging) en € 10.000,- immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade.
Bij de beoordeling van de vordering moet de rechter de feiten of rechten die door de benadeelde partij zijn gesteld en door de wederpartij – te weten de verdachte – niet of niet voldoende zijn betwist als vaststaand beschouwen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 872,82 aan materiële kosten en € 10.000,- aan immateriële kosten toe te wijzen, een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr op te leggen tot dit bedrag en bij gebreke van betaling en verhaal geen gijzeling op te leggen.
Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, nu een onderbouwing voor de studiekosten mist.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de gehele vordering. Het causaal verband tussen het feit en de gestelde kostenposten ontbreekt. Het staat niet vast dat aangeefster door de gebeurtenissen op 26 april 2021 opgenomen is in een gesloten instelling. Aangeefster is al sinds oktober 2020 naar eigen zeggen met seksuele handelingen bezig. Er kunnen daarom genoeg andere redenen zijn waarom zij is opgenomen. Bovendien blijkt uit de machtiging tot gesloten plaatsing dat aangeefster naar aanleiding van seksueel contact met een jongen op haar groep gesloten is geplaatst. De post studievertraging is in zijn geheel niet onderbouwd. Ook is het een feit van algemene bekendheid dat het onderwijsniveau in gesloten instellingen erg slecht is. De studievertraging kan daarom niet aan verdachte worden toegerekend. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade, sluit de jurisprudentie die bij de vordering is gevoegd niet aan bij het feit waar het nu over gaat. In enigszins vergelijkbare gevallen worden bedragen van rond de € 1.000 euro toegekend. Dat het gerechtshof in zijn algemeenheid heeft overwogen dat de smartengeld-bedragen omhoog moeten, zoals door de benadeelde partij is aangevoerd, doet hier niet aan af. De verdediging verzoekt subsidiair om de gevraagde immateriële schadevergoeding fors te matigen en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt dat uit het dossier onvoldoende blijkt van een causaal verband tussen de reiskosten van de ouders naar de gesloten instelling en het bewezenverklaarde feit. Het is duidelijk dat aangeefster een zeer ingrijpende situatie heeft doorgemaakt waarvoor behandeling en hulpverlening noodzakelijk zijn. Het is echter onduidelijk of de gedragingen van verdachte op 26 april 2021 de directe oorzaak zijn van de uithuisplaatsing van aangeefster. Het had op de weg van de benadeelde partij gelegen om stukken in te dienen waaruit het causaal verband kan blijken. Verder onderzoek naar het causaal verband zal een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De rechtbank zal dit deel van de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan haar vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van de gevorderde studievertragingskosten overweegt de rechtbank het volgende. De gevorderde schade voor de studievertraging van aangeefster is niet onderbouwd. De rechtbank zal dit deel van de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. Ook dit deel van de vordering kan de benadeelde partij slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Tot slot overweegt de rechtbank het volgende over de gevorderde immateriële schade. De immateriële schadevergoeding is weliswaar niet onderbouwd, maar is naar het oordeel van de rechtbank voldoende toegelicht ter terechtzitting.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor aangeefster zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Voor het bepalen van de hoogte van de immateriële schade, zoekt de rechtbank aansluiting bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven waar een schadevergoeding van € 5.000 wordt uitgekeerd bij soortgelijke zedenmisdrijven. De rechtbank ziet in dit geval geen redenen om van dit bedrag af te wijken.
Gelet op de gebeurtenissen van 26 april 2021 en het feit dat de drie verdachten ieder afzonderlijk (in ernst verschillende) seksuele handelingen bij aangeefster hebben gepleegd, zal de rechtbank bepalen dat de immateriële schadevergoeding niet hoofdelijk wordt toegewezen. Daarbij weegt de rechtbank mee dat onvoldoende is komen vast te staan dat sprake was van samenwerking tussen de jongens. De immateriële schadevergoeding van € 5.000 zal worden verdeeld naar de mate van ernst van de seksuele handelingen. Verdachte heeft anders dan de andere verdachten minder vergaande seksuele handelingen bij aangeefster verricht, waaronder orale gemeenschap en het laten betasten en aftrekken van de penis.
De rechtbank zal daarom de immateriële schadevergoeding toewijzen tot een bedrag van
€ 1.000 en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f Sr opleggen op de hierna te noemen wijze, waarbij de maatregel enkel ziet op het toegewezen bedrag.
In verband met de leeftijd van de verdachte wordt er geen gijzeling opgelegd.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 245 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
een
jeugddetentie voor de duur van 4 (vier) maanden;
bepaaltdat die
jeugddetentieniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
steltdaarbij een proeftijd vast van 2 (twee) jaren onder de
algemene voorwaardedat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
steltals bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- meewerkt aan behandeling bij het JeugdFact of een soortgelijke instantie;
alles voor zover en zo vaak als de jeugdreclassering dat nodig acht;
waarbij de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland, afdeling jeugdreclassering, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
onder de voorwaarden dat veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in art. 77aa, eerste tot en met vierde lid, Wetboek van Strafrecht, uit te voeren door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland, afdeling jeugdreclassering, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk vindt;
een
taakstraf, te weten
een werkstraf van 90 (negentig) uren, met bevel dat als deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 45 (vijfenveertig) dagen;
beveelt dat de tijd die veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van die straf in mindering wordt gebracht;
heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis;
beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een telefoontoestel (omschrijving: [nummer] , random schade, fendi roma hoes, Zwart, merk: [merk] );
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling

gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden van 8 december 2020, te weten van:
een werkstraf voor de duur van 50 (vijftig) uren;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst de vordering deels toe
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van het feit tot betaling van
  • verklaart de

Maatregel tot schadevergoeding

  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.G.J. Post, kinderrechter, als voorzitter,
mr. E.H.T. Rademaker, rechter,
mr. M.W. Stoet, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E. van Grol griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 november 2021.
Mr. M.W. Stoet is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, dienst Regionale Recherche, afdeling thematische opsporing, Team Zeden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021187284 (onderzoek Nassau), gesloten op 7 juli 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte [medeverdachte 1] , p. 300 – 301.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 359.
4.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 39.
5.Proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte [medeverdachte 1] , p. 303.
6.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 november 2021.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 350, 357 t/m 360.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 46.