ECLI:NL:RBGEL:2021:6227

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 november 2021
Publicatiedatum
23 november 2021
Zaaknummer
05/209773-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor het opzettelijk vervoeren van amfetamineolie

Op 23 november 2021 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 35-jarige man, die werd beschuldigd van het opzettelijk vervoeren van ongeveer 145 kilogram amfetamineolie. De verdachte werd op 4 augustus 2021 in Vuren, gemeente West Betuwe, aangehouden tijdens een verkeerscontrole. In de bestelbus van de verdachte werden negen jerrycans met amfetamineolie aangetroffen. De officier van justitie stelde dat wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk vervoeren van deze substantie. De verdediging betwistte de wetenschap van de verdachte over de inhoud van de jerrycans en voerde aan dat er geen bewijs was dat de verdachte wist dat hij amfetamineolie vervoerde.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk wetenschap had van de aanwezigheid van de amfetamineolie. De rechtbank baseerde haar oordeel op verschillende bewijsmiddelen, waaronder DNA-onderzoek en notities op de telefoon van de verdachte die verband hielden met de productie van synthetische drugs. De rechtbank achtte het ongeloofwaardig dat de verdachte niet op de hoogte was van de inhoud van de jerrycans, gezien de omstandigheden waaronder hij de bestelbus had gehuurd en de hoeveelheid amfetamineolie die werd aangetroffen. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de maatschappelijke impact van de productie van synthetische drugs.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/209773-21
Datum uitspraak : 23 november 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1986 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Arnhem.
Raadsman: mr. R. Tetteroo, advocaat in Schiedam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
9 november 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 augustus 2021 te Vuren, gemeente West Betuwe opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 145 kilogram amfetamine-olie, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte is op 4 augustus 2021, terwijl hij als bestuurder in een witte bestelbus met kenteken [kenteken] reed, in Vuren, gemeente West Betuwe, staande gehouden in het kader van een controle op grond van artikel 160 Wegenverkeerswet. Op de vraag van de verbalisanten of verdachte vrijwillig toestemming gaf om de bus te doorzoeken, heeft verdachte deze toestemming gegeven. [2] Op de bijrijdersstoel en in de laadruimte van de witte bestelbus zijn in totaal 9 jerrycans met daarin een totale hoeveelheid van ongeveer 145 kilogram amfetamineolie aangetroffen. [3] Vervolgens is verdachte aangehouden. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk vervoeren van 145 kilogram amfetamineolie. De verklaring van verdachte, dat hij geen enkele wetenschap had dat de aangetroffen vloeistof amfetamineolie betrof, acht de officier van justitie in de gegeven omstandigheden ongeloofwaardig.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het bewijs voor de wetenschap, en daarmee het opzet, van verdachte van de aanwezigheid van de amfetamineolie ontbreekt. Het dossier bevat geen enkele aanwijzing dat verdachte wist dat hij amfetamineolie vervoerde in plaats van diesel zoals verdachte zelf heeft verklaard. De raadsman voert daartoe aan dat niet uit het dossier blijkt dat verdachte de jerrycans open heeft gemaakt en heeft geconstateerd dat er geen diesel in zat. Daarnaast heeft verdachte de notities van 2 en 3 augustus 2021 op zijn telefoon – die mogelijk als belastend kunnen worden gezien – niet verwijderd, wat voor de verdediging een aanwijzing is dat hij de notities niet zelf heeft geschreven en dat hij niet wist wat ermee werd bedoeld. Het alternatieve scenario van verdachte, dat [naam 1] de notities heeft gemaakt, kan niet worden getoetst, maar wordt ook niet zonder meer weersproken op grond van andere bewijsmiddelen. Daarmee kan het alternatieve scenario niet worden weerlegd door de bewijsmiddelen en dient verdachte te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Dat in het door verdachte bestuurde voertuig ongeveer 145 kilogram amfetamineolie is aangetroffen staat niet ter discussie. Door verdachte wordt wel betwist dat hij wist dat de in de jerrycans aanwezige vloeistof amfetamineolie was. De vraag die aan de rechtbank voorligt is of verdachte opzet heeft gehad op het vervoeren, dan wel het aanwezig hebben van de amfetamineolie en dus of hij wetenschap had van de aanwezigheid van de amfetamineolie in de jerrycans.
Verdachte heeft van 2 augustus 2021 tot 4 augustus 2021 een bestelbus gehuurd. [5] In de bus lagen op het moment van de aanhouding, naast de negen jerrycans, onder meer twee gele handschoenen en een rekening van € 403,69, gedateerd 2 augustus 2021, van de aanschaf van vier halfgelaatsmaskers, een volgelaatsmasker en acht paar filters. [6]
Er is DNA-onderzoek verricht naar de aanwezigheid van dragersporen in de gele handschoenen die in de bus lagen. Hieruit blijkt dat de resultaten van dit onderzoek meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker zijn wanneer de relatief grote hoeveelheid DNA afkomstig is van verdachte, dan wanneer dit DNA afkomstig is van een willekeurige (niet aan verdachte verwante) persoon. [7] Deze resultaten zijn naar het oordeel van de rechtbank een aanwijzing dat verdachte de handschoenen heeft gedragen.
De telefoon van verdachte is onderzocht. Daarin zijn volgens de verbalisant onder meer twee opvallende notities aangetroffen. De eerste notitie is op 2 augustus 2021 om 08:41 uur aangemaakt en op 3 augustus 2021 om 17:35 uur bewerkt. In de notitie worden getallen en het woord ‘spa’ genoemd. Het is de verbalisant ambtshalve bekend dat BMK-Olie ook wel Spa wordt genoemd en dat dit wordt gebruikt bij de productie van synthetische drugs. De tweede notitie is op 2 augustus 2021 om 07:25 uur aangemaakt en op 4 augustus 2021 om 09:50 uur bewerkt. In deze notitie lijken, volgens de verbalisant, veel transporten en vergoedingen/betalingen te zien en in de notitie worden afkortingen genoemd. Zo zou met ‘A’ en ‘B’ A-Olie en B-Olie kunnen worden bedoeld. De in de notitie genoemde afkorting ‘IBC’ is de afkorting voor intermediaire bulkcontainers; ook deze worden vaak aangetroffen bij synthetische drugslaboratoriums. Caustic betreft een natriumhydroxide, een zeer breed gebruikte legale chemische stof, ook bekend als gootsteenontstopper, die volgens de verbalisant vaak wordt gebruikt bij de productie van amfetamine. [8] Daarnaast zijn in de telefoon van verdachte meerdere foto’s en filmpjes uit de periode februari 2020 tot en met april 2021 aangetroffen waarop veel contant geld [9] , jerrycans [10] en op hennep gelijkende materialen [11] te zien zijn en waarop volgens de verbalisant ook verdachte soms (deels) in beeld en (op de filmpjes) te horen is. [12]
De reactie van verdachte op de beschuldiging.
Verdachte heeft verklaard dat hij de bestelbus had gehuurd om gratis meubels voor zijn broertje op te halen. Op 2 augustus 2021 heeft [naam 2] , een vage bekende van verdachte, gevraagd of hij jerrycans met diesel bij verdachte in de bus mocht zetten, zodat hij in zijn eigen voertuig ruimte had om een barbecue op te halen. [naam 2] zou die diesel verkopen en verdachte zou de helft van de opbrengst daarvan, € 75,-, krijgen van [naam 2] . [naam 2] heeft de jerrycans in de bus gezet, verdachte heeft de handschoenen die hij van [naam 2] kreeg aangetrokken en heeft de jerrycans aangeduwd. Hij vond het niet gek dat hij niets rook. Verdachte heeft verder verklaard dat er een jongen aan kwam rijden op het moment dat ze de jerrycans in de auto aan het zetten waren en dat [naam 2] bij die jongen in de auto stapte. Vervolgens vroegen ze aan verdachte of hij gelaatsmaskers wilde kopen en daar zou hij € 100,- voor krijgen. Verdachte wilde wel wat geld verdienen en heeft de maskers gekocht en diezelfde dag nog op een parkeerterrein aan [naam 2] en de jongen gegeven. Later die dag, voordat hij de meubels zou gaan ophalen, kwam [naam 1] – een kennis van verdachte – aanrijden en hij is bij verdachte in de bus gaan zitten. [naam 1] was aan het bellen en wilde de telefoon van verdachte even lenen. Verdachte zag de volgende dag de notitie op zijn telefoon, maar heeft daar geen waarde aan gehecht. Hij heeft deze notitie niet verwijderd omdat hij dacht dat [naam 1] deze misschien nog nodig had. De drugs en het geld op de foto’s en filmpjes die op de telefoon van verdachte zijn aangetroffen waren niet van verdachte. Hij ging alleen af en toe mee met iemand die wiet verkocht om geld op te halen en verdachte verdiende daar dan wat mee, meestal € 100,-. Dat hij die foto’s heeft gemaakt was slechts stoerdoenerij (verklaring verdachte ter terechtzitting).
Het alternatieve scenario
De rechtbank overweegt dat het scenario dat een grote hoeveelheid amfetamineolie met een zeer hoge straatwaarde (volgens de politie ongeveer € 150.000,-) aan een persoon wordt meegegeven zonder dat deze persoon ervan op de hoogte is dat het dat product betreft, een groot risico op verlies van de amfetamineolie met zich brengt. De rechtbank acht dit scenario in het algemeen dan ook hoogst onwaarschijnlijk. Dat geldt in deze zaak temeer omdat verdachte, als de rechtbank zijn lezing zou geloven, geld zou krijgen voor het bewaren van de jerrycans, hij drie dagen zou hebben rondgereden met de jerrycans in een gehuurde bus (dit terwijl hij helemaal niet over de financiële middelen beschikte om een bestelbus te huren, laat staan drie dagen lang) en hij geen duidelijke afspraak met de door verdachte opgevoerde ‘ [naam 2] ’ zou hebben gemaakt over wanneer deze persoon de jerrycans weer op zou komen halen. Op grond daarvan mag worden verondersteld dat verdachte op de hoogte moet zijn geweest van wat zich in de jerrycans bevond.
Wil een alternatief scenario kans van slagen hebben, dan moet het concreet, verifieerbaar en niet op het eerste oog ongeloofwaardig zijn. Nu verdachte op verschillende punten wisselend heeft verklaard, acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat [naam 2] tegen hem zou hebben gezegd dat er diesel in de jerrycans zat, niet geloofwaardig. Daarbij overweegt de rechtbank dat verdachte heeft verklaard dat hij betaald zou krijgen voor het bewaren van de jerrycans, terwijl hij ook heeft verklaard dat [naam 2] de jerrycans in de bestelbus van verdachte wilde zetten omdat hij in zijn auto ruimte nodig had om een barbecue op te halen (te stelen, zo begrijpt de rechtbank) voor verdachte. Verdachte heeft verder verklaard dat hij de bus had gehuurd om meubels op te halen die hij via Marktplaats zou hebben gevonden, maar in de telefoon van verdachte zijn geen gegevens aangetroffen die wijzen op transacties of contacten via Marktplaats. Bovendien bevat de verklaring van verdachte op verschillende andere punten tegenstrijdigheden. Zo heeft verdachte bij de politie eerst verklaard dat de bon van de gelaatsmaskers niet van hem was en dat hij die maskers niet had gekocht. Verdachte heeft echter later tijdens een tweede verhoor verklaard dat hij ze voor [naam 2] en die andere jongen had gekocht. Ook over het wel of niet dragen van de gele handschoenen heeft verdachte wisselend verklaard. Hij wist eerst niet meer of hij ze wel of niet heeft gedragen en het zou kunnen dat hij er één heeft gedragen, terwijl hij later (ter zitting) heeft verklaard dat hij ze allebei heeft gedragen. Daarnaast acht de rechtbank het ongeloofwaardig dat een kennis van verdachte notities zou hebben gemaakt in verdachtes telefoon en dat verdachte niet weet waar deze notities voor bedoeld zijn. Te meer omdat de notities op verschillende momenten zijn aangemaakt en bewerkt en dus niet alleen op het moment dat [naam 1] in de bus zou hebben gezeten. Zo is de eerste notitie aangemaakt op maandag 2 augustus 2021 om 8:41 uur, terwijl verdachte heeft verklaard dat [naam 1] pas later op de dag bij hem is ingestapt. Het tijdstip 8:41 uur is daarnaast een tijdstip dat zeer dicht ligt bij het tijdstip waarop verdachte de bus heeft gehuurd.
De rechtbank acht hetgeen door en namens verdachte is aangevoerd gelet op al het voorgaande niet verifieerbaar en ongeloofwaardig. Dat ene ‘ [naam 1] ’ iets met de telefoon van verdachte zou hebben gedaan, heeft verdachte ook pas ter zitting voor het eerst verklaard. De rechtbank acht het daarnaast onaannemelijk dat een ander, die verdachte amper kent, een dergelijke grote en waardevolle hoeveelheid amfetamineolie dagenlang in een door verdachte gehuurde bestelbus achterlaat, zonder dat verdachte daar op enige wijze wetenschap van zou hebben. De rechtbank is daarom van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de amfetamineolie. Aan de overtuiging van de rechtbank draagt bij dat in de telefoon van verdachte drugsgerelateerde notities, foto’s en video’s zijn aangetroffen, ook al dateren deze foto’s en video’s van eerdere data. Daarmee is ook het opzet bewezen op het vervoeren van de amfetamineolie.
Concluderend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks4 augustus 2021 te Vuren, gemeente West Betuwe opzettelijk heeft
bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/ofvervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 145 kilogram amfetamineolie,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder b van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken. De verdediging heeft subsidiair verzocht, mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, te volstaan met een gevangenisstraf die gelijk is aan het voorarrest. De raadsman voert daartoe aan dat het vervoeren van halffabricaten zoals amfetamineolie anders moet worden bestraft dan het vervoeren van een eindproduct. De verdediging geeft de rechtbank in overweging rekening te houden met de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd en te volstaan met het opleggen van een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van een grote hoeveelheid amfetamineolie, een stof die nodig is in het productieproces van amfetamine. Verdachte heeft daarmee een bijdrage geleverd aan dit proces. Het is algemeen bekend dat de productie van synthetische drugs, en verdovende middelen in het algemeen, zeer schadelijk is voor de volksgezondheid en bovenal voor de gezondheid van de gebruikers van deze middelen. Daarnaast wordt het chemisch afval dat ontstaat bij de productie vrijwel altijd illegaal gedumpt, hetgeen zeer schadelijk is voor het milieu. Zowel de productie van een synthetische drug als het daaruit voorkomende chemische afval en het dumpen van dat afval, is maatschappelijk ontwrichtend. De productie en bewerking van synthetische harddrugs dienen dan ook krachtig te worden bestreden.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het van ondergeschikt belang is dat het een halffabricaat betreft en geen eindproduct. Voorts neemt de rechtbank bij het bepalen van de straf in ogenschouw dat het eindproduct dat met deze hoeveelheid amfetamineolie kan worden geproduceerd, een aanzienlijke straatwaarde vertegenwoordigt.
De rechtbank heeft ten slotte acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij nooit eerder voor soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een straf zoals door de officier van justitie gevorderd passend en geboden. Met een andere straf dan een vrijheidsbenemende straf kan gelet op het voorgaande niet worden volstaan. Zij zal derhalve aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank ziet in de financiële situatie van verdachte aanleiding om een voorwaardelijk deel op te leggen. Dit om te voorkomen dat verdachte in de verleiding komt om voor eigen financieel gewin in de toekomst opnieuw een strafbaar feit te plegen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, en 14c van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 (veertig) maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Breimer (voorzitter), mr. E.S.M. van Bergen en mr. J.M. Graat, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Brouwer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 november 2021.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de Dienst Regionale Recherche Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, onderzoek [naam 3] (ONRAA21018), PV-nummer ZD01, gesloten op 28 september 2021, PV-nummer ZD01 Aanvulling 01, gesloten op 11 oktober 2021 en PV-nummer ZD01 Aanvulling 02, gesloten op 29 oktober 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 10.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 20-22, NFI-rapport van 9 augustus 2021, p. 33-34.
4.Proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 35.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 15 (met bijlagen 16-17).
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 44 en bijlage bij kennisgeving van inbeslagneming, p. 58.
7.NFI-rapport DNA-onderzoek naar aanleiding van een overtreding van de Opiumwet in Vuren op 4 augustus 2021, p. 126-130.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 90-91.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 104-108.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 101-102.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 96-97.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 99.