ECLI:NL:RBGEL:2021:6189

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 november 2021
Publicatiedatum
22 november 2021
Zaaknummer
ARN 21/1706
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van persoonsgebonden budget voor jeugdhulp ondanks ontbreken SKJ-registratie

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 23 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen. De eiser had een aanvraag ingediend voor een persoonsgebonden budget (pgb) voor jeugdhulp, welke was afgewezen door verweerder. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een beroep van eiser tegen het bestreden besluit van verweerder, waarin het bezwaar van eiser ongegrond was verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser, die lijdt aan autisme en ADHD, sinds 2012 ondersteuning ontvangt en dat er eerder een pgb was toegekend voor begeleiding door een specifieke begeleider. De rechtbank heeft geconstateerd dat de situatie van eiser in 2020 niet was verbeterd en dat de door verweerder toegekende jeugdhulp niet voldeed aan de behoeften van eiser. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag voor begeleiding door de begeleider, die niet SKJ-geregistreerd is, onterecht was. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat eiser recht heeft op begeleiding door de begeleider voor 2 uur per week, met terugwerkende kracht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/1706

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. K.M.J. Schrijver),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen, verweerder

(gemachtigde: D. Woltering).

Procesverloop

In het besluit van 2 november 2020 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot toekenning van Begeleiding Individueel, 2 uur per week tegen formeel tarief, op grond van de Jeugdwet (Jw) afgewezen.
In het besluit van 2 maart 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Op 14 september 2021 heeft een kindgesprek plaatsgevonden.
De rechtbank heeft het beroep op 21 september 2021 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Vervolgens is het onderzoek geschorst. Verweerder is in de gelegenheid gesteld om, na raadpleging van [naam], de door de rechtbank gestelde vragen te beantwoorden.
Verweerder heeft de rechtbank op 27 september 2021 bericht. Hierna hebben partijen over en weer gereageerd. Vervolgens is het onderzoek gesloten en is uitspraak bepaald.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum]. Op jonge leeftijd is bij eiser autisme, ADHD (gecombineerde type) en een discrepant intelligentieprofiel (ten nadele van performaal) vastgesteld.
Eiser heeft vanaf 2012 ondersteuning ontvangen door [naam], zoals creatieve therapie en PMT. [naam] heeft de behandeling in 2017 afgesloten.
Daarnaast wordt eiser sinds december 2014 begeleid door de heer [begeleider] ([begeleider]).
Over de perioden van 1 januari tot en met 29 februari 2019 en 1 maart 2019 tot en met 29 februari 2020 heeft verweerder voor deze begeleiding aan eiser een persoonsgebonden budget (PGB) voor aanvankelijk 1 en later 2 uur per week, professioneel tarief, toegekend.
Verweerder heeft ook voor andere vormen van begeleiding voorzieningen toegekend.
[begeleider] en [begeleider], persoonlijk begeleider van eiser, hebben op 15 juni 2020 een Plan van Aanpak voor eiser geschreven.
Op 16 juni 2020 is er opnieuw een aanvraag voor jeugdhulp gedaan.
Op 15 oktober 2020 hebben medewerkers van het Sociaal Wijkteam, [naam] en [naam], een (Wmo-)onderzoeksverslag uitgebracht. In het verslag staat – onder meer – het volgende.
Aanwezige voorzieningen, hulp en zorg (formeel en informeel)
Hulpverleningsgeschiedenis
2020
De situatie is in 2020 onveranderd.
(…)
Conclusie en advies 2020
Uit onderzoek blijkt dat een individuele voorziening uit de Jeugdwet niet nodig is om de jeugdige in staat te stellen gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te kunnen participeren. (…)
Advies: behandeling is voorliggend, [eiser] is aangemeld bij [naam]/[naam]. Zij kunnen adviseren op welke wijze te werken aan deze hulpvragen. Tevens kan [naam] als case-manager meedenken over wat nodig is voor [eiser] in afstemming met de behandelaar en ouders.
(…)
[eiser] kan ondersteuning krijgen voor zijn hulpvragen, indien de behandelaar dit adviseert. Hij kan dan zorg krijgen van een zorgaanbieder gespecialiseerd in ADHD/PDD-NOS en samen werken aan de schoolse taken/vaardigheden (…). Het sociaal wijkteam adviseert onder andere: Bureau Backpackerz, Stichting Prokino, Pactum of [naam], in de Gemeente [woonplaats].

Conclusie en advies 2019

Uit onderzoek is gebleken dat [eiser] onvoldoende mogelijkheden heeft om op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, met algemeen gebruikelijke voorzieningen en/of algemene voorzieningen de genoemde problemen op het gebied van zelfstandigheid op te kunnen lossen. Een maatwerkvoorziening is noodzakelijk om voldoende zelfredzaam te zijn en in staat tot participatie.

In het besluit van 29 oktober 2020 heeft verweerder aan eiser specialistische jeugd GGZ, inclusief observatie en diagnostiek (zorg in natura) over de periode van 20 oktober 2020 tot en met 19 oktober 2021 toegekend. Verweerdere heeft de [zorgverlener] opdracht gegeven deze zorg te verlenen.
Vervolgens is het primaire besluit genomen. Aan het primaire besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat een individuele voorziening (lees: de begeleiding door [begeleider]) niet noodzakelijk is omdat de beperking kan worden verminderd of weggenomen met algemene voorzieningen of andere oplossingen (artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b en c van de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Nijmegen 2020).
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit – zakelijk weergegeven – ten grondslag gelegd dat, na onderzoek en advisering door het Sociaal wijkteam, de voor eiser noodzakelijke voorzieningen op het gebied van de jeugdhulp zijn ingezet. Omdat volgens het Sociaal wijkteam behandeling door [naam] of [naam], eventueel in samenspraak met [naam], voorliggend is, is daarvoor een voorziening toegekend. Het Sociaal wijkteam heeft negatief geadviseerd over de vraag of verdergaande jeugdhulp, in de vorm van begeleiding door [begeleider], noodzakelijk is.
Zodra de behandelaar constateert dat verdergaande (individuele) jeugdhulp in de vorm van begeleiding, al dan niet in de vorm van een weerbaarheidstraining, noodzakelijk is, dan (pas) dient verweerder daarvoor jeugdhulp toe te kennen.
Artikel 2.3 van de Jw biedt geen grondslag voor verdergaande jeugdhulp, zodat de aanvraag, voor zover deze is gericht op een pgb voor aanvullende, individuele jeugdhulp, terecht is afgewezen.
Ter zitting van 21 september 2021 heeft verweerder (voor het eerst) aangevoerd dat de artikelen 4.1.1, eerste lid, van de Jw en 5.1.1, eerste lid, van het Besluit Jeugdwet, aan toekenning van (een pgb voor) begeleiding door [begeleider] in de weg staan. [begeleider] is niet SKJ-geregistreerd, wat wel een voorwaarde is voor toekenning van een voorziening in het kader van jeugdhulp.
3. Eiser voert – zakelijk weergegeven – aan dat verweerder ten onrechte de gevraagde begeleiding, waarvan de weerbaarheidstraining deel uitmaakt, door [begeleider] niet heeft toegekend. Eiser ontvangt al sinds december 2014 begeleiding door [begeleider]. Hij heeft met [begeleider] een vertrouwensband opgebouwd. Dat is voor eiser erg belangrijk omdat hij door zijn beperkingen en slechte ervaringen op school mensen niet (snel) vertrouwd. De huisarts onderschrijft het belang van de begeleiding door [begeleider].
Daarmee sluit de toegekende jeugdhulp niet aan bij zijn behoeften en persoonskenmerken.
Daar komt bij dat de wel door verweerder toegekende jeugdhulp maar niet wil vlotten. De psychische problemen van eiser stapelen (daardoor) op.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1.
Door verweerder is niet weersproken dat de (gezondheids)situatie van eiser in 2020 (ten opzichte van 2019) niet is verbeterd en mogelijk zelfs is verslechterd. Sterker nog, het Sociaal wijkteam benoemt dat ook met zoveel woorden in de rapportage van 15 oktober 2020. De rechtbank merkt daarbij op dat de door verweerder toegekende voorziening voor begeleiding door [begeleider] op 29 februari 2020 is geëindigd en verweerder pas later dat jaar, vanaf juni 2020, opnieuw onderzoek heeft gedaan.
Daarnaast heeft verweerder in het bestreden besluit neergelegd dat, zodra de behandelaar constateert dat verdergaande (individuele) jeugdhulp in de vorm van begeleiding, al dan niet in de vorm van een weerbaarheidstraining noodzakelijk is, verweerder daarvoor jeugdhulp dient toe te kennen.
Gelet op de eerder toegekende voorziening en de constatering van het Sociaal wijkteam dat de situatie van eiser in (de loop van) 2020 niet is verbeterd, had het – naar het oordeel van de rechtbank – op de weg van verweerder gelegen om de door verweerder aangewezen behandelaar te vragen hiernaar onderzoek te doen. Verweerder heeft dat nagelaten. Overigens heeft verweerder ook onvoldoende onderzocht of [begeleider], voor zover hij niet als professionele hulpverlener kan worden ingezet, niet als informele zorgverlener ingezet kan worden, waarvoor alsnog een pgb kan worden toegekend.
Het onderzoek naar de omvang van de hulpvraag van eiser is dan ook niet zorgvuldig verricht. Alleen al om die reden is het beroep gegrond. De rechtbank zal hierna bezien welke gevolgen hieraan moeten worden verbonden.
4.2.
Na de schorsing door de rechtbank heeft verweerder alsnog een (beperkt) onderzoek uitgevoerd. De door de rechtbank in het schorsingsbesluit neergelegde vragen zijn in het multidisciplinair overleg van 22 september 2021 voorgelegd aan de huisarts, het buurtteam en [naam].
[naam] heeft vervolgens de gestelde vragen beantwoord. Uit die antwoorden volgt dat [naam] ziet dat er bij eiser sprake is van innerlijke druk en lijdenslast en dat het voor zijn welzijn zal uitmaken dat eiser iemand heeft bij wie in het contact iets van deze hoge druk kan ontsnappen en die het lukt om ook de wat krachtigere kanten (van eiser) aan te spreken.
Eiser en zijn systeem zijn als geheel fors belast en ondersteuning is noodzakelijk voor het welzijn.
Verder merkt [naam] op dat zij zowel van de moeder van eiser als van andere cliënten heeft vernomen dat de begeleiding door [begeleider] als helpend wordt ervaren en dat het zich laat aanzien dat het om een talentvolle man gaat. [naam] kan zich voorstellen dat continuering van de ondersteuning door [begeleider] een positieve bijdrage zal blijven leveren aan het welzijn van eiser.
4.3.
Anders dan verweerder leidt de rechtbank uit de antwoorden van [naam] af dat [naam] van mening is dat, gelet op de psychische toestand en mede daaruit voortkomende overbelasting van eiser, jeugdhulp in de vorm van begeleiding door [begeleider] noodzakelijk is. Dat betekent dat in beginsel aan de door verweerder gestelde voorwaarde voor toekenning van die vorm van jeugdhulp is voldaan.
4.4.
De rechtbank zal vervolgens bezien of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen worden gelaten op grond van het ter zitting van 21 september 2021 door verweerder ingenomen standpunt. De rechtbank zal dit standpunt mede beoordelen op basis van de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Nijmegen 2021 (de Verordening 2021)
4.5.
Verweerder heeft zich op de zitting van 21 september 2021 op het standpunt gesteld dat [begeleider] geen jeugdhulp kan leveren omdat hij geen SKJ registratie heeft. Verweerder heeft hierbij verwezen naar artikel 5.1.1, eerste lid, van het Besluit Jeugdwet. In het tweede lid van dit artikel is - kort samengevat - bepaald dat, onder andere, het college anderen dan geregistreerde professionals met de uitvoering kan belasten als aannemelijk is dat de kwaliteit niet nadelig wordt beïnvloed. De rechtbank overweegt dat in de Verordening 2021 noch in de beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp van verweerder is bepaald dat jeugdhulp slechts kan worden geboden door een hulpverlener die SKJ geregistreerd is.
Op grond van artikel 11 van de Verordening geldt voor jeugdhulp dat een pgb slechts wordt verstrekt indien de cliënt gemotiveerd kan aantonen dat de individuele voorziening die door een aanbieder wordt geleverd, niet passend is. Dit is in overeenstemming van artikel 8.1.1, tweede lid onder b, van de Jw. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser hieraan voldaan. Tijdens de zitting van 21 september 2021 heeft de moeder van eiser (en ook eiser zelf tijdens het kindgesprek) duidelijk aangegeven zich zeer gesteund te voelen door de trainingen bij [begeleider]. Eiser voelt zich veilig bij [begeleider] en [begeleider] weet eiser te stimuleren in zijn zelfredzaamheid. Dit wordt ondersteund door de bevindingen van [naam] zoals weergegeven in overweging 4.2 van deze uitspraak. Dit leidt de rechtbank tot de slotsom dat de hulp zoals verleend door [begeleider] voor eiser heeft te gelden als jeugdhulp die eiser in staat stelt gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid, voldoende zelfredzaam te zijn en voldoende te participeren, bedoeld in artikel 2.3 eerste lid van de Jw.
4.6.
Omdat het beroep gegrond is, zal de rechtbank het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank ziet gezien het vorenoverwogene aanleiding zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat aan eiser begeleiding regulier door [begeleider] wordt toegekend en wel voor 2 uur per week, met ingang van 29 oktober 2020 tot en met 12 december 2021 (de 18e verjaardag van eiser), in de vorm van een pgb professioneel tarief.
5. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden. Daarnaast krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen.
De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 4 punten op (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting, met een waarde per punt van € 534,-, én 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 748,-) bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 2.564,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit;
- bepaalt dat aan eiser over de periode van 29 oktober 2020 tot en met 12 december 2021 wordt toegekend begeleiding regulier door [begeleider] , voor 2 uur per week, in de vorm van een pgb professioneel tarief;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.564,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Klein Egelink, rechter, in aanwezigheid van
mr. K.V. van Weert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.