ECLI:NL:RBGEL:2021:6092

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 november 2021
Publicatiedatum
17 november 2021
Zaaknummer
05/115171-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling met zwaar lichamelijk letsel door een militair op Marinekazerne Den Helder

Op 15 november 2021 heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 27-jarige militair, die beschuldigd werd van mishandeling met zwaar lichamelijk letsel van een andere militair. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 25 februari 2021 op Marinekazerne Den Helder, waar de verdachte tijdens een confrontatie met het slachtoffer, [slachtoffer], een schoppende beweging maakte. Het slachtoffer viel achterover en liep daarbij een hersenkneuzing en andere verwondingen op, wat leidde tot bewustzijnsverlies en langdurige amnesie. De officier van justitie eiste een zware straf, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak van de zwaarste aanklacht, stellende dat de verdachte niet opzettelijk zwaar letsel had willen toebrengen.

De militaire kamer oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de opzet op zwaar lichamelijk letsel, en sprak de verdachte vrij van de primair ten laste gelegde zware mishandeling. Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan het subsidiaire feit van mishandeling, waarbij het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge had. De kamer hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd, waaronder de provocatie door het slachtoffer en het feit dat de verdachte een militair in opleiding was. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze straf niet naar behoren werd verricht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/115171-21
Datum uitspraak : 15 november 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1994 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. H. Sytema, advocaat in Den Haag.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
1 november 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 februari 2021 in de gemeente Den Helder op Marinekazerne [naam 1] aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenkneuzing en/of hersenschudding en/of puntbloedingen en/of bewustzijn verlies en/of langdurige amnesie(gestoorde inprenting/geheugen), heeft toegebracht door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met geschoeide voet) op/tegen het hoofd te trappen en/of te schoppen,
ten gevolge waarvan die [slachtoffer] op de grond is gevallen en/of (vervolgens) met zijn hoofd op/tegen de grond terecht is gekomen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 februari 2021 in de gemeente Den Helder [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met geschoeide voet) op/tegen het hoofd te trappen en/of te schoppen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] op de grond is gevallen en/of (vervolgens) met zijn hoofd op/tegen de grond terecht is gekomen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenkneuzing en/of hersenschudding en/of puntbloedingen en/of bewustzijn verlies en/of langdurige amnesie (gestoorde inprenting/geheugen) ten gevolge heeft gehad;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 februari 2021 in de gemeente Den Helder ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen, althans eenmaal, (met geschoeide voet) op/tegen het hoofd heeft geschopt en/of getrapt, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] op de grond is gevallen en/of (vervolgens) met zijn hoofd op/tegen de grond terecht is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld. In de nacht van 24 op 25 februari 2021 heeft er op marinekazerne [naam 1] in Den Helder een confrontatie plaatsgevonden tussen verdachte en [slachtoffer] . [2] Verdachte heeft met zijn linkerbeen een schoppende beweging gemaakt richting [slachtoffer] . [slachtoffer] is achterovergevallen op zijn hoofd. [3] Op de MRI-scan van de hersenen van [slachtoffer] waren enkele kleine gebiedjes passend bij puntbloedinkjes of kleine kneuzingen in de hersenen te zien. [slachtoffer] had een hersenkneuzing. Direct na het trauma had [slachtoffer] zijn bewustzijn verloren en had hij last van langdurige amnesie (gestoord geheugen). [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde. Verdachte heeft keihard getrapt uit irritatie en omdat hij met zijn armen niet bij [slachtoffer] kon komen. De aanmerkelijke kans op letsel bij zo’n harde schop is naar algemene regels en uiterlijke verschijningsvormen aanwezig. Verdachte heeft bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij door te schoppen het hoofd van [slachtoffer] zou raken met het risico dat [slachtoffer] hard achterover zou vallen. Daarmee heeft hij ook de aanmerkelijke kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel aanvaard. Het zwaar lichamelijk letsel blijkt uit het feit dat [slachtoffer] moest revalideren en nog steeds kampt met de gevolgen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde nu niet zonder meer vaststaat dat er een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel was, laat staan dat deze kans ook is aanvaard. Voor het subsidiaire feit kan wel een bewezenverklaring volgen, nu verdachte heeft toegegeven dat hij heeft geschopt.
Beoordeling door de militaire kamer
Met de raadsman is de militaire kamer van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, aangezien niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft willen toebrengen noch bewust de aanmerkelijke kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard. Op het moment dat verdachte schopte stonden er twee personen, getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , tussen hem en [slachtoffer] , waardoor verdachte de positie van [slachtoffer] niet kon zien. Verdachte heeft niet kunnen zien waar hij [slachtoffer] raakte. Blijkens de verklaring van getuige [getuige 1] heeft verdachte ongeveer op bilhoogte van [getuige 2] getrapt, zodat niet blijkt dat verdachte wist c.q. kon weten dat zich op dat moment op die hoogte het hoofd van [slachtoffer] bevond. Dat staat bewuste aanvaarding van de aanmerkelijke kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel in de weg.
De militaire kamer komt wel tot een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde en overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft verklaard dat er die avond een schermutseling is ontstaan tussen [slachtoffer] en verdachte en dat hij met zijn linkerbeen een trap heeft uitgedeeld. [5] Aangever kan zich niet meer herinneren wat er precies is gebeurd.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij zag dat er een worsteling ontstond tussen verdachte en [slachtoffer] en dat hij en [getuige 2] tussen beide zijn gekomen. Op het moment dat hij verdachte had losgelaten, ging verdachte langs zijn gestrekte arm heen en gaf met zijn linkerbeen een keiharde trap richting [slachtoffer] . [slachtoffer] viel gelijk achterover op zijn achterhoofd. [6]
Ook getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat verdachte een behoorlijk harde trap met het linkerbeen op de rechterslaap van [slachtoffer] gaf, terwijl [slachtoffer] voorovergebogen stond. Op dat moment viel [slachtoffer] achterover en hij liep hierbij een hoofdwond op. [slachtoffer] was bewusteloos en had geen ademhaling. Getuige [getuige 3] heeft hem daarop gereanimeerd. [7]
Uit de letselomschrijving volgt dat [slachtoffer] een afdruk van een schoen aan de rechterzijde van zijn hoofd had. [8]
De militaire kamer leidt daaruit af dat het niet anders kan dan dat de schoen van verdachte het gezicht van [slachtoffer] heeft geraakt toen verdachte een schoppende beweging maakte richting [slachtoffer] .
Op basis van het voorgaande acht de militaire kamer wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft geschopt. Door de schop is [slachtoffer] gevallen, met zijn hoofd op de grond terecht gekomen en heeft hij aanzienlijk letsel opgelopen. Dit letsel, dat bij de vaststaande feiten is omschreven, kwalificeert de militaire kamer als zwaar lichamelijk letsel. De militaire kamer acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks25 februari 2021 in de gemeente Den Helder [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer]
meermalen, althanseenmaal,
(met geschoeide voet
)op/tegen het hoofd
te trappen en/ofte schoppen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] op de grond is gevallen en
/of (vervolgens
)met zijn hoofd op/tegen de grond terecht is gekomen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenkneuzing en
/ofhersenschudding en
/ofpuntbloedingen en
/ofbewustzijn verlies en
/oflangdurige amnesie (gestoorde inprenting/geheugen) ten gevolge heeft gehad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen geslaagd beroep op noodweerexces kan worden gedaan.
Het standpunt van de verdediging
Ter terechtzitting heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte heeft gehandeld uit noodweerexces. De raadsman heeft gesteld dat verdachte, door het schoppen, weliswaar de grenzen van een noodzakelijke verdediging heeft overschreden, maar dat deze overschrijding het onmiddellijk gevolg is geweest van een door de ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding veroorzaakte, hevige gemoedsbeweging. Verdachte dient daarom te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Beoordeling door de militaire kamer
Verdachte heeft verklaard dat hij, ondanks eerdere pogingen niet kon wegkomen uit de situatie. [slachtoffer] sloeg verdachte meermalen in zijn gezicht waardoor een worsteling ontstond. Dit maakte verdachte geïrriteerd en boos. Verdachte en [slachtoffer] werden uit elkaar gehaald en toen verdachte weer opstond ontdekte hij dat hij een bloedneus had. Verdachte heeft verklaard dat hij toen wat terug wilde doen. Verdachte heeft verder verklaard dat hij een laatste keer wilde slaan. Nu dat niet lukte heeft hij een trappende beweging richting [slachtoffer] gemaakt.
De militaire kamer heeft hiervoor vastgesteld dat verdachte zich op 25 februari 2021 schuldig heeft gemaakt aan mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft. De militaire kamer stelt vast dat toen verdachte door [slachtoffer] in zijn gezicht werd geslagen, sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachte. Er bestond op dat moment een noodweersituatie waartegen verdachte zich mocht verdedigen. Naar het oordeel van de militaire kamer is verdachte in zijn verdediging daarna wel te ver gegaan en heeft hij daarbij de grenzen van de noodzakelijke verdediging overschreden.
De militaire kamer stelt voorop dat van verontschuldigbare overschrijding van de grenzen van noodzakelijke verdediging ook sprake kan zijn indien – zoals in het onderhavige geval – op het tijdstip van de aan de verdachte verweten gedraging de noodweersituatie weliswaar is beëindigd en derhalve de noodzaak tot verdediging niet meer bestaat. Daarvoor is nodig dat zijn gedraging het onmiddellijk gevolg zijn geweest van een hevige gemoedsbeweging die is veroorzaakt door de daaraan voorafgaande wederrechtelijke aanranding.
Op basis van de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden is de militaire kamer van oordeel dat de gedraging van de verdachte niet het onmiddellijke gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging die veroorzaakt werd door de daaraan voorafgaande wederrechtelijke aanranding.
Immers, verdachte was ten tijde van het bewezenverklaarde schoppen geïrriteerd en boos en hij had de behoefte om wat terug te doen. Hij wilde voor een laatste keer slaan. Verdachte heeft verklaard dat toen dit niet lukte, hij heeft geschopt. Daar komt nog bij dat getuige [getuige 1] verdachte al had losgelaten, omdat hij dacht dat verdachte wat rustiger was geworden. Hieruit volgt naar het oordeel van de militaire kamer dat niet is gebleken dat bij verdachte sprake was van een door de aanval veroorzaakte dermate hevige emotie, waardoor een situatie is ontstaan dat verdachte niet anders kon handelen, zoals hij heeft gedaan. Het beroep op noodweerexces slaagt daarom niet.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de primair ten laste gelegde zware mishandeling zal worden veroordeeld tot het verrichten van 120 uren taakstraf subsidiair 60 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
De beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De militaire kamer heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De militaire kamer heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft. Hij heeft daarbij het slachtoffer tegen zijn hoofd geschopt. Het slachtoffer heeft daardoor zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Dit is een ernstig feit. Ondanks het feit dat verdachte geen inbreng heeft gehad in het ontstaan van de situatie, en zich aanvankelijk heeft weten te beheersen, neemt de militaire kamer het verdachte wel kwalijk dat hij zich uiteindelijk niet heeft weten te beheersen.
Anderzijds heeft de militaire kamer acht geslagen op het feit dat verdachte heeft deelgenomen aan een mediationgesprek, hetgeen door zowel aangever als verdachte als zeer positief is ervaren. Daarnaast houdt de militaire kamer rekening met het feit dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld. Ook werkt in het voordeel van verdachte dat hij vanaf het begin eerlijk is geweest en verantwoordelijkheid heeft getoond voor zijn gedrag. De militaire kamer houdt er voorts rekening mee dat verdachte werd geprovoceerd en dat hij de ruzie niet zelf heeft opgezocht. De militaire kamer heeft er bovendien rekening mee gehouden dat verdachte een militair is die aan het begin van zijn carrière staat.
Al deze omstandigheden en het feit dat de eis van de officier van justitie is gebaseerd op het primair tenlastegelegde, brengen de militaire kamer tot een veel lagere straf dan is geëist door de officier van justitie. De militaire kamer acht een taakstraf van 20 uren passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De militaire kamer:
 spreekt verdachte vrij van het onder primair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot het verrichten van een
taakstrafvan
20 (twintig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 10 (tien) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M.H. Pennings (voorzitter), mr. M.R. Backer, rechters, en Kolonel mr. C.E.W. van de Sande, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Brouwer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 november 2021.
mr. M.R. Backer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door wachtmeester der eerste klasse [verbalisant] van de Koninklijke Marechaussee, Landelijk Tactisch Commando, Brigade Noord-Holland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL27WN/21-001095, gesloten op 23 april 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 45-46; proces-verbaal van aangifte van [verdachte] , p. 90-91.
3.Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 1 november 2021.
4.Formulier medische informatie (mutatienummer PL27WN/21-01 2997) van [naam 2] van 6 april 2021, p. 60.
5.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 1 november 2021.
6.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , p. 33.
7.Proces-verbaal van verhoor [getuige 3] , p. 25-26.
8.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 48-49.