In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 8 november 2021 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die betrokken was bij een hennepkwekerij. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het bedrag vaststelt van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat door de officier werd geschat op € 708.137,-. Tijdens de zitting op 25 oktober 2021 werd deze vordering aangepast naar € 472.091,58. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde financieel voordeel heeft genoten door het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft de opbrengsten van de hennepkwekerij berekend op basis van het aantal aangetroffen planten en de geschatte opbrengst per plant. De rechtbank concludeerde dat er in de periode van 19 mei 2018 tot en met 4 december 2018 twee oogsten hebben plaatsgevonden, wat leidde tot een totale opbrengst van € 511.004,78. Na aftrek van kosten, waaronder de kosten van de hennepstekken en huisvestingskosten, werd het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 455.108,98. De rechtbank legde de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat van dit bedrag. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.