ECLI:NL:RBGEL:2021:6077

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 november 2021
Publicatiedatum
15 november 2021
Zaaknummer
05.040421.19 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in een hennepkwekerijzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 8 november 2021 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die betrokken was bij een hennepkwekerij. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het bedrag vaststelt van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat door de officier werd geschat op € 708.137,-. Tijdens de zitting op 25 oktober 2021 werd deze vordering aangepast naar € 472.091,58. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde financieel voordeel heeft genoten door het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft de opbrengsten van de hennepkwekerij berekend op basis van het aantal aangetroffen planten en de geschatte opbrengst per plant. De rechtbank concludeerde dat er in de periode van 19 mei 2018 tot en met 4 december 2018 twee oogsten hebben plaatsgevonden, wat leidde tot een totale opbrengst van € 511.004,78. Na aftrek van kosten, waaronder de kosten van de hennepstekken en huisvestingskosten, werd het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 455.108,98. De rechtbank legde de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat van dit bedrag. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Tegenspraak
Parketnummer: 05/040421-19 (ontneming)
Datum uitspraak : 8 november 2021
uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[veroordeelde],
geboren op [geboortedag] 1977 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres]
.
Raadsman: mr. M. Cankaya, advocaat in Lent.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel door de officier van justitie is geschat op € 708.137,-.

2.De procedure

Ter terechtzitting van 25 oktober 2021 heeft de officier van justitie de ontnemingsvordering aanhangig gemaakt.

3.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op de openbare terechtzitting van 25 oktober 2021 onderzocht. Daarbij is veroordeelde verschenen. Veroordeelde is bijgestaan door mr. M. Cankaya, advocaat in Lent.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de vordering aangepast en heeft gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op € 472.091,58. Het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel gaat, vanwege de aangetroffen CO2-tabletten, uit van een kweekperiode van acht weken in plaats van de gebruikelijke tien weken. Het is lastig om vast te stellen dat de CO2-tabletten daadwerkelijk zijn gebruikt en derhalve hebben geleid tot een kweekperiode van acht weken. Het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel gaat uit van een periode van zevenentwintig weken, en dus van drie eerdere oogsten. Omdat een kweekperiode van tien weken het uitgangspunt is, is aannemelijk dat twee eerdere oogsten hebben plaatsgevonden.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering afgewezen dient te worden. Het is niet aannemelijk geworden dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Er heeft geen eerdere oogst plaatsgevonden. De notities op de aangetroffen post-it zeggen niets over zaken die zien op het oogsten van hennep. Het stof op voorwerpen is het gevolg van het feit dat de goederen tweedehands zijn aangeschaft en dus eerder door een ander zijn gebruikt.

4.De beoordeling van de vordering

Bij de beoordeling van de onderhavige vordering heeft de rechtbank kennisgenomen van het op 8 november 2021 tegen veroordeelde gewezen vonnis waarbij hij veroordeeld is ter zake het op 4 december 2018 opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod . en diefstal van de elektriciteit in de periode van 19 mei 2018 tot en met 4 december 2018.
De rechtbank acht aannemelijk dat veroordeelde met het bewezenverklaarde wederrechtelijk handelen financieel voordeel heeft genoten. De beslissing dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. [1] Bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel neemt de rechtbank het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij (hierna: het proces-verbaal van bevindingen) als uitgangspunt.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld vanaf welke datum de hennepkwekerij in werking is getreden en hoeveel keer er is geoogst voor de ontdekking van de hennepkwekerij door de politie op 4 december 2018.
In het vonnis van de strafzaak van 8 november 2021 heeft de rechtbank daarover het volgende vastgesteld:
“De rechtbank stelt vast dat op 4 december 2018 de hennepkwekerij is aangetroffen met een gaande kweek van acht weken oud. Dat betekent dat die planten geplant zijn omstreeks 9 oktober 2018. Uitgaande van een kweekcyclus van tien weken, betekent dat de vorige oogst omstreeks 31 juli geplant is. In samenhang met de notitie op de blauwe post-it waaruit de rechtbank afleidt dat er (in ieder geval) op 21 juli 2018 geknipt zou zijn, volgt dat die oogst ongeveer zou zijn geplant op 12 mei 2018 (10 weken voor 21 juli 2018). Dit past bij de bevindingen van [bedrijf] dat er vanaf 19 mei 2018 zou zijn geteeld. Deze conclusie sluit ook aan bij de inhoud van de hiervoor bedoelde post-it en de vondst van hennepresten in de bedrijfshal. De rechtbank komt dan ook tot de slotsom dat er in de periode van 19 mei 2018 tot en met 4 december 2018 twee oogsten hebben plaatsgevonden (…)”.
De rechtbank gaat er derhalve vanuit dat er twee eerdere oogsten hebben plaatsgevonden.
Overwegingen omvang wederrechtelijk verkregen voordeel
Inkomsten
De rechtbank neemt hierover het volgende in aanmerking.
In kweekruimte 1 zijn 1.006 hennepplanten op een oppervlakte van 88,4 m² aangetroffen. Er stonden 12 hennepplanten per m². Uit het rapport van Functioneel Parket Afpakken van 1 juni 2016 volgt dat de opbrengst hennep per plant in geval van 12 hennepplanten per m² minimaal 29,6 gram bedraagt. De totale bruto-opbrengst aan hennep per oogst bedraagt derhalve 29,7776 kilogram. De verkoopprijs bedraagt minimaal € 4.070,- per kilogram. De totale bruto-opbrengst per oogst bedraagt derhalve minimaal € 121.194,83. Omdat de rechtbank er vanuit gaat dat twee eerdere oogsten hebben plaatsgevonden, is aannemelijk dat voor kweekruimte 1 een bedrag van € 242.389,66 aan inkomsten is gegenereerd.
In kweekruimte 2 zijn 1134 hennepplanten op een oppervlakte van 88,4 m² aangetroffen. Er stonden 13 hennepplanten per m². Uit het rapport van Functioneel Parket Afpakken van 1 juni 2016 volgt dat de opbrengst hennep per plant in geval van 13 hennepplanten per m² minimaal 29,1 gram bedraagt. De totale bruto-opbrengst aan hennep per oogst bedraagt derhalve 32,9994 kilogram. De verkoopprijs bedraagt minimaal € 4.070,- per kilogram. De totale bruto-opbrengst per oogst bedraagt derhalve minimaal € 134.307,56. Omdat de rechtbank aannemelijk acht dat twee eerdere oogsten hebben plaatsgevonden, is aannemelijk dat voor kweekruimte 2 een bedrag van € 268.615,12 aan inkomsten is gegenereerd.
De totale inkomsten van beide kweekruimtes is dan vast te stellen op € 511.004,78.
Kosten
De rechtbank neemt hierover het volgende in aanmerking.
Kweekruimte 1:
Op basis van het rapport van Functioneel Parket Afpakken wordt een aanschafprijs van
€ 3,81 per hennepstek gerekend. De totale kosten ten aanzien van de hennepstekken per oogst betreft een bedrag van € 3.832,86. Ten aanzien van de hennepstekken wordt daarnaast een bedrag van € 3,88 per hennepstek aan variabele kosten gerekend. Het totaal aan variabele kosten per oogst betreft een bedrag van € 3.903,28. Tot slot worden afschrijvingskosten ter hoogte van € 500,- per oogst in mindering gebracht.
Het totaal aan kosten per oogst betreft een bedrag van € 8.236,14. Omdat de rechtbank aannemelijk acht dat twee eerdere oogsten hebben plaatsgevonden, is aannemelijk dat voor kweekruimte 1 een bedrag van € 16.472,28 aan kosten is gemaakt.
Kweekruimte 2:
Op basis van het rapport van Functioneel Parket Afpakken wordt een aanschafprijs van € 3,81 per hennepstek gerekend. De totale kosten ten aanzien van de hennepstekken per oogst betreft een bedrag van € 4.320,54. Ten aanzien van de hennepstekken wordt daarnaast een bedrag van € 3,88 per hennepstek aan variabele kosten gerekend. Het totaal aan variabele kosten per oogst betreft een bedrag van € 4.399,92. Tot slot worden afschrijvingskosten ter hoogte van € 500,- per oogst in mindering gebracht.
Het totaal aan kosten per oogst betreft een bedrag van € 9.220,46. Omdat de rechtbank aannemelijk acht dat twee eerdere oogsten hebben plaatsgevonden, is aannemelijk dat voor kweekruimte 2 een bedrag van € 18.440,92 aan kosten is gemaakt.
Blijkens het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel volgt uit aangetroffen stukken dat veroordeelde maandelijks een bedrag van € 1.000,- huur betaalde. Daarom wordt per oogst een bedrag van € 2.000,- aan huisvestingskosten gerekend. Omdat de rechtbank aannemelijk acht dat twee eerdere oogsten hebben plaatsgevonden, is aannemelijk dat een bedrag van
€ 4.000,- aan huisvestingskosten is gemaakt.
Omdat de vordering van benadeelde partij [bedrijf] , ten aanzien van de diefstal van stroom, is toegewezen tot een bedrag van € 16.982,60, wordt ook dit bedrag in mindering gebracht op de verkregen opbrengst.
De kosten van kweekruimte 1, kweekruimte 2, de huisvestingskosten en de toegewezen vordering benadeelde partij bij elkaar optellend, betreft het totaal aan kosten een bedrag van € 55.895,80.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel moet worden geschat op een bedrag van
€ 455.108,98(€ 511.004,78 aan opbrengsten minus € 55.895,80 aan kosten).

5.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
€ 455.108,98 (vierhonderdvijfenvijftigduizend en honderdacht euro en achtennegentig eurocent);
- legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van dit bedrag;
- bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste door de officier van justitie kan worden gevorderd met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering op
365 (driehonderd en vijfenzestig) dagen.
Aldus gegeven door mr. Y. Yeniay-Cenik, voorzitter, mr. J.M.J.M. Doon en mr. I.C.E. Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.G.M. van Ophuizen, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 november 2021.
mrs. Yeniay-Cenik, Draisma en Van Ophuizen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [naam] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019308338, gesloten op 4 november 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld.